Ecosysteemdienst: Dienst die een ecosysteem aan mensen levert.
● Productiedienst: Verstrekken van een product door een ecosysteem.
○ Bijv. drinkwater / voedsel
● Culturele dienst
○ Bijv. gelegenheid geven tot recreatie
● Reguliere dienst: Dienst die andere diensten ondersteunt.
○ Bijv. kringloop van nutriënten in een ecosysteem
Duurzame ontwikkeling: Ontwikkeling of vooruitgang die niet ten koste gaat van mensen of de
natuur (nu en in de toekomst).
● Kringloopeconomie (circulaire economie): Economisch en industrieel systeem waarin de
grondstofvoorraden niet worden uitgeput en reststoffen opnieuw worden gebruikt.
○ Recyclen en herbruiken van stoffen.
Lineaire economie: Economisch systeem waarbij grondstofvoorraden worden uitgeput en stoffen als
afval in het milieu terechtkomen.
● Tegenovergestelde van kringloopeconomie.
Oorzaken van milieuproblemen:
● De hoge bevolkingsdruk: De verhouding tussen het aantal mensen in een gebied en de
beschikbare hulpbronnen.
○ Door een hoge bevolkingsdruk neemt de druk op het milieu toe.
● De veranderde wijze van leven: Industriële productie, chemische en technische ontwikkeling,
grootschalige landbouw en veehouderij, veranderde infrastructuur en welvaartsgroei.
Gevolgen:
● Versterkt beroep op ecosysteemdiensten.
● Vervuiling van lucht, water en bodem door afvalstoffen.
● Uitputting van grondstoffen.
● Aantasting van het landschap.
● Vermindering van biodiversiteit.
6.2 Kringlopen
Koolstofkringloop
Koolstof (C) komt voor in koolstofdioxidemoleculen, in alle moleculen van organische stoffen.
, Kringloop:
● Producenten, autotrofe bacteriën/soorten, nemen koolstofdioxide (CO₂) op uit de
lucht om door fotosynthese organische stoffen, o.a. glucose, te vormen (proces →
koolstofassimilatie).
○ Autotrofe soorten verbruiken een deel van de glucose (bij dissimilatie) en geven het
vrijgekomen CO₂ weer af aan de lucht.
○ Ander deel van de glucose wordt omgezet in organische stoffen.
■ Autotrofe soorten bestaan uit organische stoffen.
● Consumenten, heterotrofe organismen, nemen de organische stoffen van andere organismen
(bijv. planten) op als voedsel.
○ Deel van de organische stoffen worden gebruikt om energie te leveren, hierbij komt
CO₂ vrij.
○ Ander deel wordt omgezet in dierlijke organische stoffen.
■ Wanneer deze consument wordt gegeten door een andere consument, komt
de koolstof van het ene individu terecht in het andere.
■ Een deel wordt niet verteerd maar uitgescheiden met uitwerpselen.
○ Sommige individuen sterven zonder te worden opgegeten. →
Afval/detritus: Alle dode resten en afval producten van organismen.
● Afval (organische resten) wordt door de reducenten afgebroken tot anorganisch stoffen (bijv.
koolstofdioxide) bij dissimilatie.
○ Hierbij komt CO₂ vrij.
● Door verbranding van fossiele brandstoffen komt extra CO ₂ in de koolstofkringloop.
○ Fossiele brandstoffen kunnen ontstaan wanneer organische stoffen gedeeltelijk door
anaerobe bacteriën worden afgebroken.
In zee geldt: Producenten, autotrofe bacteriën (cyanobacteriën/algen) nemen CO₂ op.
Stikstofkringloop
Kringloop:
● Producenten nemen stikstof op in de vorm van nitraationen (NO ₃⁻).
○ Voor de vorming van stikstofbindingen in planten is nitraat nodig want ze kunnen het
niet rechtstreeks maken uit stikstof.
○ Stikstofassimilatie: Planten gebruiken stikstof (in de vorm van nitraationen) om
stikstofhoudende organische verbindingen (bijv. eiwitten/aminozuren) te vormen.