MICROBIOLOGIE THEORIE
1. Historiek
1.1. Inleiding
Microbiologie = de leer van het microscopisch kleine leven; de wetenschap die
zich bezighoudt met het bestuderen van de bouw en de levensverrichtingen van
de micro-organismen
Micro-organisme = alles wat leeft en met behulp van een microscoop of
elektronenmicroscoop te zien is.
1.2. De geschiedenis van de microbiologie
1.2.1. De eerste microscopen
Microscoop = instrument waarmee micro-organismen door vergroting visueel
zichtbaar worden gemaakt.
Antonie van Leeuwenhoek: ontdekte als eerste micro-organismen met behulp
van eigen geconstrueerde één-lensmicro-scoop
1.2.2. De theorie van de ‘generatio spontanea’
Spontane generatie = dood materiaal kan spontaan levend worden en zich
weer voortplanten.
Vb. uit kadavers ontstaan vliegen, uit een pot graan ontstaan muizen
Louis Pasteur:
Zegt dat er in de lucht micro-organismen voorkomen en in een geschikte
omgeving zich kunnen vermenigvuldigen.
Experiment in zwanenhalskolf
Experiment
kennen!
Door Fien G.
,1.2.3. ‘Germ theory of disease’
Robert Koch:
Causaal verband tussen het ziektemakende micro-organisme (mo) en de
ziekte.
Criteria om het verband te kunnen leggen Postulaten van Koch
1. Mo moet aanwezig zijn in het zieke dier en niet in een gezond dier
2. Na isolatie moet het mo in een reincultuur (= zuivere kweek, alleen
dat mo) kunnen worden gekweekt
3. Na toediening van het mo in een gezond dier, moet dit dier de
typische ziektesymptomen vertonen
4. Mo moet na isolatie (uit nieuwe zieke dier) en opnieuw reincultuur
identiek zijn aan het origineel mo.
postulaat = theoretisch onbewijsbare stelling
1.2.4.
1.2.4.
Verdere ontwikkelingen in de microbiologie
Medische microbiologie vaccinaties, penicilline (antibiotica)
Door Fien G.
, 2. Microscopie
2.1. De gewone lichtmicroscoop
Enkelvoudige microscoop: één-lens microschoop van Leeuwenhoek
Nu: Samengestelde microscoop:
1: Oculair
1 2: Tubus
2 3: Tubusregelaar
3 4 4: Ophangarm/ statiefhals
5: Revolver
5
6: Objectief
6
7: voorwerpklem
7
8 8: draagtafel
9
11 9: condensorschroef
10
10: preparaat
12 14
13 11: macroschroef
15 12: diafragmaregelaar (regelt
17 lichttoevoer)
13: condensor (bundelt licht
in een punt)
16
14: microschroef
15: lamp
16: statiefvoet
17: schakelaar
1m = 10² cm = 103 mm = 106 µm = 109 nm
m: meter µm: micrometer
cm: centimeter nm: nanometer
mm: millimeter
2.2. De elektronenmicroscoop
Bij een lichtmicroscoop kan maar details zien tot 200 nm.
Een elektronenmicroscoop kan tot 0,2 nm details zien.
Versnelde elektronenstralen i.p.v. zichtbaar licht
Magneten i.p.v. lenzen
Beeld zien we op een beeldscherm
Door Fien G.
, 3. De wereld van de micro-organismen
3.1. Prokaryoot versus eukaryoot
Een cel = kleinste organisatie-eenheid van een organisme.
PROKARYOOT EUKARYOOT
Klein Normaal gezien groter
DNA ligt in 1 gesloten chromosoom DNA ligt verdeeld over meerdere
chromosomen
Complexe celwand Eenvoudige celwand
Ribosomen vrij in cytoplasma Ribosomen vrij in cytoplasma of op het
ER
Fotosynthetiserende pigmenten in Fotosynthetiserende pigmenten in
cytoplasma chloroplasten
Ééncellig Één of meercellig
DNA: deoxyribonucleïnezuur. Bevat genetische informatie
Mitochondrium: celorganel waarin energiesynthese plaatsvindt
Chloroplast: celorganel bij planten. Hierin gebeurt de fotosynthese
Chromosoom: bestaat uit opgewonden DNA
Celwand: omgeeft het cytoplasmatisch membraan
Cytoplasma: celvocht
Endoplasmatisch reticulum (ER): celorganel die instaat voor het transport
van eiwitten
Centrale dogma:
DNA
Transcriptie door het enzym RNA-polymerase
= deeltje van DNA kopiëren
RNA
Translatie door ribosomen
EIWIT
3.2. Het vijfrijkensysteem van Whittaker
1e rijk: Monera
o = alle ééncellige prokaryoten
o Twee groepen: Bacteria en Archaea
2 rijk: Protista
e
o Alle ééncellige eukaryoten
- Protophyta: met chlorofyl
- Protozoa: zonder chlorofyl
3 rijk: Fungi
e
o Schimmels: meercellige eukaryoten
o Gisten: eencellige eukaryoten
4e rijk: Plantae
o Meercellige planten
5 rijk: Animalia
e
o Meercellige dieren
Virussen moeilijk te plaatsen in het vijfrijkensysteem
Door Fien G.
1. Historiek
1.1. Inleiding
Microbiologie = de leer van het microscopisch kleine leven; de wetenschap die
zich bezighoudt met het bestuderen van de bouw en de levensverrichtingen van
de micro-organismen
Micro-organisme = alles wat leeft en met behulp van een microscoop of
elektronenmicroscoop te zien is.
1.2. De geschiedenis van de microbiologie
1.2.1. De eerste microscopen
Microscoop = instrument waarmee micro-organismen door vergroting visueel
zichtbaar worden gemaakt.
Antonie van Leeuwenhoek: ontdekte als eerste micro-organismen met behulp
van eigen geconstrueerde één-lensmicro-scoop
1.2.2. De theorie van de ‘generatio spontanea’
Spontane generatie = dood materiaal kan spontaan levend worden en zich
weer voortplanten.
Vb. uit kadavers ontstaan vliegen, uit een pot graan ontstaan muizen
Louis Pasteur:
Zegt dat er in de lucht micro-organismen voorkomen en in een geschikte
omgeving zich kunnen vermenigvuldigen.
Experiment in zwanenhalskolf
Experiment
kennen!
Door Fien G.
,1.2.3. ‘Germ theory of disease’
Robert Koch:
Causaal verband tussen het ziektemakende micro-organisme (mo) en de
ziekte.
Criteria om het verband te kunnen leggen Postulaten van Koch
1. Mo moet aanwezig zijn in het zieke dier en niet in een gezond dier
2. Na isolatie moet het mo in een reincultuur (= zuivere kweek, alleen
dat mo) kunnen worden gekweekt
3. Na toediening van het mo in een gezond dier, moet dit dier de
typische ziektesymptomen vertonen
4. Mo moet na isolatie (uit nieuwe zieke dier) en opnieuw reincultuur
identiek zijn aan het origineel mo.
postulaat = theoretisch onbewijsbare stelling
1.2.4.
1.2.4.
Verdere ontwikkelingen in de microbiologie
Medische microbiologie vaccinaties, penicilline (antibiotica)
Door Fien G.
, 2. Microscopie
2.1. De gewone lichtmicroscoop
Enkelvoudige microscoop: één-lens microschoop van Leeuwenhoek
Nu: Samengestelde microscoop:
1: Oculair
1 2: Tubus
2 3: Tubusregelaar
3 4 4: Ophangarm/ statiefhals
5: Revolver
5
6: Objectief
6
7: voorwerpklem
7
8 8: draagtafel
9
11 9: condensorschroef
10
10: preparaat
12 14
13 11: macroschroef
15 12: diafragmaregelaar (regelt
17 lichttoevoer)
13: condensor (bundelt licht
in een punt)
16
14: microschroef
15: lamp
16: statiefvoet
17: schakelaar
1m = 10² cm = 103 mm = 106 µm = 109 nm
m: meter µm: micrometer
cm: centimeter nm: nanometer
mm: millimeter
2.2. De elektronenmicroscoop
Bij een lichtmicroscoop kan maar details zien tot 200 nm.
Een elektronenmicroscoop kan tot 0,2 nm details zien.
Versnelde elektronenstralen i.p.v. zichtbaar licht
Magneten i.p.v. lenzen
Beeld zien we op een beeldscherm
Door Fien G.
, 3. De wereld van de micro-organismen
3.1. Prokaryoot versus eukaryoot
Een cel = kleinste organisatie-eenheid van een organisme.
PROKARYOOT EUKARYOOT
Klein Normaal gezien groter
DNA ligt in 1 gesloten chromosoom DNA ligt verdeeld over meerdere
chromosomen
Complexe celwand Eenvoudige celwand
Ribosomen vrij in cytoplasma Ribosomen vrij in cytoplasma of op het
ER
Fotosynthetiserende pigmenten in Fotosynthetiserende pigmenten in
cytoplasma chloroplasten
Ééncellig Één of meercellig
DNA: deoxyribonucleïnezuur. Bevat genetische informatie
Mitochondrium: celorganel waarin energiesynthese plaatsvindt
Chloroplast: celorganel bij planten. Hierin gebeurt de fotosynthese
Chromosoom: bestaat uit opgewonden DNA
Celwand: omgeeft het cytoplasmatisch membraan
Cytoplasma: celvocht
Endoplasmatisch reticulum (ER): celorganel die instaat voor het transport
van eiwitten
Centrale dogma:
DNA
Transcriptie door het enzym RNA-polymerase
= deeltje van DNA kopiëren
RNA
Translatie door ribosomen
EIWIT
3.2. Het vijfrijkensysteem van Whittaker
1e rijk: Monera
o = alle ééncellige prokaryoten
o Twee groepen: Bacteria en Archaea
2 rijk: Protista
e
o Alle ééncellige eukaryoten
- Protophyta: met chlorofyl
- Protozoa: zonder chlorofyl
3 rijk: Fungi
e
o Schimmels: meercellige eukaryoten
o Gisten: eencellige eukaryoten
4e rijk: Plantae
o Meercellige planten
5 rijk: Animalia
e
o Meercellige dieren
Virussen moeilijk te plaatsen in het vijfrijkensysteem
Door Fien G.