Week A2
Thema: Recht in perspectief: Achtergrond van het Recht & Recht en
Moraal
De student:
1. kan uitleggen wat de normatieve functie van het recht is;
Geheel aan wet en regelgeving, bestaande uit geschreven en ongeschreven
bronnen met als doel de samenleving te organiseren, te ordenen ,
geschillen en op te lossen en vorm te geven aan de
waarden die wij belangrijk vinden.
Het recht beslaat gedragsregels waarvan het grootste gedeelte van de
samenleving vindt dat ze opgevolgd moeten worden.
functies van het recht:
1. normatieve functie (De normen van de samenleving)
2. geschil-oplossende functie (rechter bepaalt)
3. additionele functie
4. instrumentele functie (verkeersregels)
2. kan beschrijven wat de relatie tussen recht en ethiek (moraal) is;
recht: een norm die stelt dat anderen iets moeten doen of laten met
als doel een bepaalde vrijheid van een individu te garanderen. een recht
is zo geformuleerd dat het resultaat, de vrijheid van een individu, centraal
staat. Een recht verplicht anderen.
moreel oordeel = uitspraak over juist/onjuist gedrag
Ethiek= studie van de moraal
moraal= geheel van waarden en normen in een samenleving
cultuur
• collectieve mentale programmering
• gedeelde normen en waarden (moraal)
• gedeeld referentiekader waardoor handelingen betekenis krijgen
3. kan voorbeelden geven van wederzijdse beïnvloeding van recht en
moraal in de samenleving;
Roken was bijvoorbeeld overal normaal. er is een wet die tabak legaal maakt en
iedere burger de vrijheid geeft om te roken. Vanaf de jaren 80 komt daar steeds
, meer verandering in en werd roken verboden op bepaalde plaatsen. Het feit
dat mensen hierdoor minder gaan roken heeft weer invloed de volksgezondheid.
Het onderhouden van een goede gezondheid is ook een moraal.
4. kan beschrijven wat de verhouding tussen moraal, cultuur, waarden
en normen is;
moraal is objectief/intersubjectief (niet subjectief)
moraal is relatief (niet absoluut)
moraal verandert (technische ontwikkelingen, mondialisering /immigratie)
cultuur bevat moraal
samenleving kent meerdere culturen, maar vaak ook wel gedeelde moraal
bijvoorbeeld wet en omgangsvormen
5. kan uitleggen hoe culturele programmering tot stand komt;
Cultuur is collectieve mentale programmering dus aangeleerd door:
• opvoeding
• omgang met anderen
• waarneming
6. kan uitleggen wat begrippen als waarde, norm en deugden betekenen
en voorbeelden geven van waarden, normen en deugden;
Waarden: nastrevenswaardige idealen/doelen, betreffende goed samenleven
voorbeelden:
• respect
• gezondheid
• verdraagzaamheid
• eerlijkheid
• milieubescherming
Normen: gedragsregels die gebaseerd zijn op waarden het doel is
goed samenleven
Deugden: karaktereigenschappen betreffende goed samenleven.
voorbeelden:
• betrouwbaarheid
• oprechtheid
• doorzettingsvermogen
• dapperheid