Regulatieve cyclus
1. Beeldvorming (helder maken wat er speelt, wat zijn de feiten, eigen dingen die erbij komen
kijken, wat zie ik, wat ruik ik, wat voel ik)
• Reden van aanmelding
▪ Naam kind (fictief)
▪ Leeftijd kind
▪ Waar ken je het kind van?
▪ Wat is de reden dat je dit kind kiest?
• Diagnostische gegevens verzamelen
▪ Interview met de begeleiding van het kind/ouders
o Medische gegevens
o Gegevens uit het psychologisch onderzoek
o Didactische gegevens
o Pedagogische gegevens
o Voorgeschiedenis
o Gegevens over de gezinssituatie
o Eventueel gegevens van andere instellingen
Wat weet je van dit kind:
▪ Medische gegevens
▪ Psychologische gegevens
• Observeren
▪ A= antecedent, wat gaat eraan vooraf
▪ B= gedrag
▪ C=gevolg
Aandachtspunten bij het interpreteren van observatiegegevens:
❖ Trek alleen conclusies die aantoonbaar zijn
❖ Vermijd subjectieve begrippen als vaak, veel, soms of weinig maar noem aantallen
❖ Vermijd subjectieve begrippen als agressief, afhankelijk, angstig of emotioneel
❖ Geef niet te snel een verklaring voor gedrag
❖ Geef altijd duidelijk aan wanneer het om jouw idee, mening indrukken gaat.
2. Planning (misschien een paar keer met het kind zitten)
3. Uitvoering (het uitvoeren van een leuke activiteit, zodat je contact kan maken)
4. Evaluatie (terugblik)
Objectief of subjectief observatie
Objectief
• Zich bepalen tot feiten, niet beïnvloed door eigen gevoel of door vooroordelen.
Subjectief
• Beinvloed door je eigen mening
, Verbaal en non-verbaal waarnemen
• Horen en zien
• Horen krijgt het meeste gewicht
• Zien (non- verbaal wordt eerder vergeten of niet opgemerkt)
Voor kinderen van (7 tot 12 jaar)
• Denk aan woordgebruik, zoveel mogelijk concreet
• Moeilijk woorden vermijden
• Benoem eventueel non-verbale communicatie
Storende factoren
• Persoonlijke betrokkenheid
• Identificatie
• Selectieve waarneming
• Projectie, verwachtingspatroon
• Vooroordeel
o Empathie is goed maar weet waar je “eigen gevoelens” zitten
Interactiecirkel
• Contactinitiatief
o Het kind doet/zegt iets
• Waarnemen (zonder oordeel)
o Wat hoor ik?
o Wat zie ik?
• Ontvangstbevestiging
o Je benoemt wat je ziet en wat je hoort
o Met begrip op maat
o De ander voelt zich gehoord en gezien.
o De oren gaan open.
• Uitwisselen
o Grenzen stellen
o Onderhandelen
o Uitwisselen
• Afsluiting
o Evt. reflecteren
o Resultaat
Interactievaardigheden
• Emotionele ondersteuning
• Respect voor de autonomie
• Structuur en continuïteit
• Zeggen wat je doet, benoemen wat je ziet
• Ontwikkelingsstimulering
• Het begeleiden van interacties
1. Beeldvorming (helder maken wat er speelt, wat zijn de feiten, eigen dingen die erbij komen
kijken, wat zie ik, wat ruik ik, wat voel ik)
• Reden van aanmelding
▪ Naam kind (fictief)
▪ Leeftijd kind
▪ Waar ken je het kind van?
▪ Wat is de reden dat je dit kind kiest?
• Diagnostische gegevens verzamelen
▪ Interview met de begeleiding van het kind/ouders
o Medische gegevens
o Gegevens uit het psychologisch onderzoek
o Didactische gegevens
o Pedagogische gegevens
o Voorgeschiedenis
o Gegevens over de gezinssituatie
o Eventueel gegevens van andere instellingen
Wat weet je van dit kind:
▪ Medische gegevens
▪ Psychologische gegevens
• Observeren
▪ A= antecedent, wat gaat eraan vooraf
▪ B= gedrag
▪ C=gevolg
Aandachtspunten bij het interpreteren van observatiegegevens:
❖ Trek alleen conclusies die aantoonbaar zijn
❖ Vermijd subjectieve begrippen als vaak, veel, soms of weinig maar noem aantallen
❖ Vermijd subjectieve begrippen als agressief, afhankelijk, angstig of emotioneel
❖ Geef niet te snel een verklaring voor gedrag
❖ Geef altijd duidelijk aan wanneer het om jouw idee, mening indrukken gaat.
2. Planning (misschien een paar keer met het kind zitten)
3. Uitvoering (het uitvoeren van een leuke activiteit, zodat je contact kan maken)
4. Evaluatie (terugblik)
Objectief of subjectief observatie
Objectief
• Zich bepalen tot feiten, niet beïnvloed door eigen gevoel of door vooroordelen.
Subjectief
• Beinvloed door je eigen mening
, Verbaal en non-verbaal waarnemen
• Horen en zien
• Horen krijgt het meeste gewicht
• Zien (non- verbaal wordt eerder vergeten of niet opgemerkt)
Voor kinderen van (7 tot 12 jaar)
• Denk aan woordgebruik, zoveel mogelijk concreet
• Moeilijk woorden vermijden
• Benoem eventueel non-verbale communicatie
Storende factoren
• Persoonlijke betrokkenheid
• Identificatie
• Selectieve waarneming
• Projectie, verwachtingspatroon
• Vooroordeel
o Empathie is goed maar weet waar je “eigen gevoelens” zitten
Interactiecirkel
• Contactinitiatief
o Het kind doet/zegt iets
• Waarnemen (zonder oordeel)
o Wat hoor ik?
o Wat zie ik?
• Ontvangstbevestiging
o Je benoemt wat je ziet en wat je hoort
o Met begrip op maat
o De ander voelt zich gehoord en gezien.
o De oren gaan open.
• Uitwisselen
o Grenzen stellen
o Onderhandelen
o Uitwisselen
• Afsluiting
o Evt. reflecteren
o Resultaat
Interactievaardigheden
• Emotionele ondersteuning
• Respect voor de autonomie
• Structuur en continuïteit
• Zeggen wat je doet, benoemen wat je ziet
• Ontwikkelingsstimulering
• Het begeleiden van interacties