MB- BLOK 1.2
Boeken:
Marieb
Van der poel/moree
COLLEGE 1: PIJN
Pijn:
Bio-psychosociaal model
Hoofdzakelijke reden om naar een huisarts te gaan
Vervelend maar beschermend
Ongevoeligheid voor pijn lijd naar ongelukken
Definitie van pijn:
Onplezierig emotionele ervaring met actuele of mogelijke weefsel schade.
Pijnwaarneming:
Sensoren(neuronen)/receptoren zijn cellen die prikkels waarnemen (stimuli)
Ze bevinden zich overal in het lichaam: huid, botten, spieren, organen.
De sensorische informatie wordt doorgestuurd naar de hersenen in het sensorische deel.
SENSOREN/RECEPTOREN ZIJN VERDEELD OP BASIS VAN:
Locatie
Bouw
Stimulus-type:
o Mechanorecptoren(trek, druk)
o Thermoreceptoren (warmte, kou)
o Photoreceptoren ( licht, donker)
o Chemoreceptoren (chemische stoffen)
o Nociceptroren (pijn)
ZENUWSTELSEL:
Centraal
o Hersenen en ruggenmerg
Perifeer
o Alle zenuwen die uit het centrale
stelsel komen
Sturen het lichaam aan.
Is opgebouwd uit neuronen:
o Motorisch neuron (lang met uitlopers)
o Schakel neuron(heel veel uitlopers)
o Sensorisch neuron (lange uitloper met
receptor)
,Neuron:
Over een neuron loopt een elektrisch signaal
Als een signaal wordt over gegeven aan een ander neuron, dan is dit een chemische signaal
overdracht.
Via receptorcellen komt de input de neuronen in, via deze stimuli komt er elektrisch signaal
dat over een lange uitloper bij de output. Hier wordt de stimuli overgegeven aan het volgende
neuron.
Dendrieten:
Input kant van de neuron, komt stimuli binnen.
Cellichaam:
Verdikte gedeelte van de cel.
Axon:
De lange vezel.
o Motorneuron heeft 1
o Sensorneuron heeft 2
Kan gemyeliniseerd zijn.
o Myeline maakt de prikkel overdracht snel.
Gemyeliniseerde axonen (20-120 m/s overdracht)
Ongemyeliniseerde axonen (2 m/s overdracht)
Synaps:
Output kant
Hier vindt de chemische overdracht plaats
Neurotransmitters (uit blaasjes) worden losgelaten bij een elektrische signaaltjes, komen in de
spleet en ontstaat een chemische signaaloverdracht. Neurotransmitters gaan plakken aan
receptoren van de 2e zenuwcel. Aan de inputkant van de 2e neuron ontstaat weer een elektrisch
signaal wat weer verder gaat richting het brein(thalamus en hersenstam)
, OPBOUW ZENUWCEL:
Meerdere bundels van axonen vormen samen een zenuw:
• Zenuw is onderdeel van het PERIFERE zenuwstelsel
• Zenuwen zijn gemengd (bundel van verschillende axonen).
Ze bestaan uit sensorische EN motorische zenuwvezels
Pijnwaarneming:
1. Wanneer er een wondje ontstaat, gaan er cellen
kapot.
2. Hierdoor ontstaat een chemisch stofje waardoor een
nociceptor een elektrische prikkel naar het brein stuurt.
3. Wanneer de prikkel in het brein in aangekomen komt de pijn.
NOCICEPTIE:
1. Transductie = prikkeling van de nociceptoren
• hamer, hitte, weefselschade
2. Transmissie = doorgeven van het signaal richting de hersenen
• axonen, synapsen
3. Perceptie = bewustwording van pijn in de hersenen.
• Localisatie, gedrag, emotie en geheugen
2 typen nociceptoren:
Snelle Aδ-mechanische nociceptoren (A delta)
Langzame C-polymodale nociceptoren
Eigenschappen Aδ-mechanische nociceptoren:
Unimodaal (1 stimulustype)
Hoge prikkeldrempel (sterke stimulus nodig)
Gemyeliniseerd axon (snel)
Scherpe pijn, goed te lokaliseren (cortex)
Gekoppeld aan reflexen
Hersenstam, thalamus, corte
Eigenschappen C-polymodale nociceptoren:
Polymodaal (verschillende stimuli)
Lage prikkeldrempel
Ongemyeliniseerd (langzaam)
Zeurende, brandende pijn, moeilijk te lokaliseren
Onbewuste gedragsaanpassingen (immobilisatie)
Hersenstam, thalamus, limbische systeem (emotie)
Boeken:
Marieb
Van der poel/moree
COLLEGE 1: PIJN
Pijn:
Bio-psychosociaal model
Hoofdzakelijke reden om naar een huisarts te gaan
Vervelend maar beschermend
Ongevoeligheid voor pijn lijd naar ongelukken
Definitie van pijn:
Onplezierig emotionele ervaring met actuele of mogelijke weefsel schade.
Pijnwaarneming:
Sensoren(neuronen)/receptoren zijn cellen die prikkels waarnemen (stimuli)
Ze bevinden zich overal in het lichaam: huid, botten, spieren, organen.
De sensorische informatie wordt doorgestuurd naar de hersenen in het sensorische deel.
SENSOREN/RECEPTOREN ZIJN VERDEELD OP BASIS VAN:
Locatie
Bouw
Stimulus-type:
o Mechanorecptoren(trek, druk)
o Thermoreceptoren (warmte, kou)
o Photoreceptoren ( licht, donker)
o Chemoreceptoren (chemische stoffen)
o Nociceptroren (pijn)
ZENUWSTELSEL:
Centraal
o Hersenen en ruggenmerg
Perifeer
o Alle zenuwen die uit het centrale
stelsel komen
Sturen het lichaam aan.
Is opgebouwd uit neuronen:
o Motorisch neuron (lang met uitlopers)
o Schakel neuron(heel veel uitlopers)
o Sensorisch neuron (lange uitloper met
receptor)
,Neuron:
Over een neuron loopt een elektrisch signaal
Als een signaal wordt over gegeven aan een ander neuron, dan is dit een chemische signaal
overdracht.
Via receptorcellen komt de input de neuronen in, via deze stimuli komt er elektrisch signaal
dat over een lange uitloper bij de output. Hier wordt de stimuli overgegeven aan het volgende
neuron.
Dendrieten:
Input kant van de neuron, komt stimuli binnen.
Cellichaam:
Verdikte gedeelte van de cel.
Axon:
De lange vezel.
o Motorneuron heeft 1
o Sensorneuron heeft 2
Kan gemyeliniseerd zijn.
o Myeline maakt de prikkel overdracht snel.
Gemyeliniseerde axonen (20-120 m/s overdracht)
Ongemyeliniseerde axonen (2 m/s overdracht)
Synaps:
Output kant
Hier vindt de chemische overdracht plaats
Neurotransmitters (uit blaasjes) worden losgelaten bij een elektrische signaaltjes, komen in de
spleet en ontstaat een chemische signaaloverdracht. Neurotransmitters gaan plakken aan
receptoren van de 2e zenuwcel. Aan de inputkant van de 2e neuron ontstaat weer een elektrisch
signaal wat weer verder gaat richting het brein(thalamus en hersenstam)
, OPBOUW ZENUWCEL:
Meerdere bundels van axonen vormen samen een zenuw:
• Zenuw is onderdeel van het PERIFERE zenuwstelsel
• Zenuwen zijn gemengd (bundel van verschillende axonen).
Ze bestaan uit sensorische EN motorische zenuwvezels
Pijnwaarneming:
1. Wanneer er een wondje ontstaat, gaan er cellen
kapot.
2. Hierdoor ontstaat een chemisch stofje waardoor een
nociceptor een elektrische prikkel naar het brein stuurt.
3. Wanneer de prikkel in het brein in aangekomen komt de pijn.
NOCICEPTIE:
1. Transductie = prikkeling van de nociceptoren
• hamer, hitte, weefselschade
2. Transmissie = doorgeven van het signaal richting de hersenen
• axonen, synapsen
3. Perceptie = bewustwording van pijn in de hersenen.
• Localisatie, gedrag, emotie en geheugen
2 typen nociceptoren:
Snelle Aδ-mechanische nociceptoren (A delta)
Langzame C-polymodale nociceptoren
Eigenschappen Aδ-mechanische nociceptoren:
Unimodaal (1 stimulustype)
Hoge prikkeldrempel (sterke stimulus nodig)
Gemyeliniseerd axon (snel)
Scherpe pijn, goed te lokaliseren (cortex)
Gekoppeld aan reflexen
Hersenstam, thalamus, corte
Eigenschappen C-polymodale nociceptoren:
Polymodaal (verschillende stimuli)
Lage prikkeldrempel
Ongemyeliniseerd (langzaam)
Zeurende, brandende pijn, moeilijk te lokaliseren
Onbewuste gedragsaanpassingen (immobilisatie)
Hersenstam, thalamus, limbische systeem (emotie)