TNS H5
5.1
Geluid is een hoorbare trilling. Geluid wordt opgewekt door trillende voorwerpen:
geluidsbronnen, ze brengen lucht in trilling. Snelle trilllingen geven hoge tonen. Langzame
trillingen geven lage tonen. De frequentie of toonhoogte is het aantal trillingen dat een
voorwerp in één seconde maakt. Geluid kun je zichtbaar maken met een microfoom en een
computer. De microfoon zet de geluidstrillingen om in elektrische trillingen. De computer
maakt hier een grafiek van: een oscillogram. Op de horizontale as wordt de tijd
weergegeven en op de verticale as de uitweiking van de trilling. De trillingstijd geeft aan hoe
lang één trilling duurt. De maximale uitweiking van de trillende deeltjes heet de amplitude.
De trillingstijd wordt aangegeven met het symbool T. De eenheid is seconde. Uit een
oscillogram kun je de trillingstijd aflezen: je markeert op de tijd as de begin- en eindtijd van
één trilling. Het verschil is de trillingstijd.
1 s = 1000 ms
1 ms = 0,001 s
Het symbool van frequentie is f. De eenheid van frequentie is hertz (Hz).
1 kHz = 1000 Hz
1 Hz = 0,001 KHz
f = 1/T
T = 1/f
De trillingstijd moet je in seconde invullen, de frequentie in Hz.
5.2
Je hoort geluid, als het trommelvlies in je oor trilt. De trilling laat de lucht heen en weer bewegen en
de lucht daaromheen gaat meetrillen en het geluid spreidt zich zo verder uit. Dat noem je
voortplanting van het geluid. De snelheid waarmee het geluid zich voortplant, noem je de
geluidssnelheid. De trillingen van een geluidsbron kunnen zich alleen voortplanten als er een
tussenstof zoals lucht is. Waar niets is, in vacuüm, kan geluid zich niet voortplanten.
In lucht van 20 oC is de geluidssnelheid 343 m/s. De geluidssnelheid is afhankelijk van de temperatuur
van de lucht. In warmere lucht is de geluidssnelheid hoger dan in koudere lucht. In vloeistoffen en
vaste stoffen is de geluidssnelheid meestal hoger dan in lucht.
Je hoort een echo wanneer geluid weerkaatst op een rotswand of een muur en terug komt naar je
oren. Een echoapparaat zendt onhoorbare, hoge geluidspulsjes uit, die tegen botten en organen
terugkaatsen. Uit de tijd die het duurt voordat het geluidspulsje terugkomt, berekent een computer
de afstand tot het bot of orgaan en bouwt zo een beeld op.
5.3
Jonge mensen kunnen horen tussen de 20 Hz en de 20 000 Hz: het frequentiebereik van het oor. Als
je veel harde muziek luistert, krijg je steeds meer moeite om tonen tussen de 500 en 4000 Hz goed te
5.1
Geluid is een hoorbare trilling. Geluid wordt opgewekt door trillende voorwerpen:
geluidsbronnen, ze brengen lucht in trilling. Snelle trilllingen geven hoge tonen. Langzame
trillingen geven lage tonen. De frequentie of toonhoogte is het aantal trillingen dat een
voorwerp in één seconde maakt. Geluid kun je zichtbaar maken met een microfoom en een
computer. De microfoon zet de geluidstrillingen om in elektrische trillingen. De computer
maakt hier een grafiek van: een oscillogram. Op de horizontale as wordt de tijd
weergegeven en op de verticale as de uitweiking van de trilling. De trillingstijd geeft aan hoe
lang één trilling duurt. De maximale uitweiking van de trillende deeltjes heet de amplitude.
De trillingstijd wordt aangegeven met het symbool T. De eenheid is seconde. Uit een
oscillogram kun je de trillingstijd aflezen: je markeert op de tijd as de begin- en eindtijd van
één trilling. Het verschil is de trillingstijd.
1 s = 1000 ms
1 ms = 0,001 s
Het symbool van frequentie is f. De eenheid van frequentie is hertz (Hz).
1 kHz = 1000 Hz
1 Hz = 0,001 KHz
f = 1/T
T = 1/f
De trillingstijd moet je in seconde invullen, de frequentie in Hz.
5.2
Je hoort geluid, als het trommelvlies in je oor trilt. De trilling laat de lucht heen en weer bewegen en
de lucht daaromheen gaat meetrillen en het geluid spreidt zich zo verder uit. Dat noem je
voortplanting van het geluid. De snelheid waarmee het geluid zich voortplant, noem je de
geluidssnelheid. De trillingen van een geluidsbron kunnen zich alleen voortplanten als er een
tussenstof zoals lucht is. Waar niets is, in vacuüm, kan geluid zich niet voortplanten.
In lucht van 20 oC is de geluidssnelheid 343 m/s. De geluidssnelheid is afhankelijk van de temperatuur
van de lucht. In warmere lucht is de geluidssnelheid hoger dan in koudere lucht. In vloeistoffen en
vaste stoffen is de geluidssnelheid meestal hoger dan in lucht.
Je hoort een echo wanneer geluid weerkaatst op een rotswand of een muur en terug komt naar je
oren. Een echoapparaat zendt onhoorbare, hoge geluidspulsjes uit, die tegen botten en organen
terugkaatsen. Uit de tijd die het duurt voordat het geluidspulsje terugkomt, berekent een computer
de afstand tot het bot of orgaan en bouwt zo een beeld op.
5.3
Jonge mensen kunnen horen tussen de 20 Hz en de 20 000 Hz: het frequentiebereik van het oor. Als
je veel harde muziek luistert, krijg je steeds meer moeite om tonen tussen de 500 en 4000 Hz goed te