Inleiding in het Nederlandse recht Verheugt
Hoofdstuk 4 §9
Niet elke gewoonte is voor het recht van belang. Goede gewoonten zoals bij de
ontmoeting van iemand elkaar een hand te geven is voor het recht zonder
betekenis.
Van een rechtsgewoonte is alleen sprake als aan twee voorwaarden wordt
voldaan:
1. Een bepaald gedrag moet ononderbroken gedurende lange tijd zijn
gevolgd en herhaald in een bepaalde maatschappelijke kring. Deze
voorwaarde betreft een feitelijk gegeven en wordt aangeduid met de term
bestendig gebruik.
2. Het bestendig gebruik moet als rechtsnorm worden ervaren. Dit betekent
dat in de betreffende maatschappelijke kring de overtuiging moet hebben
postgevat dat men verplicht is zich aan het bestendig gebruik te houden,
en dat er dus sprake is van een (ongeschreven) rechtsregel. Er is dus een
regel van gewoonterecht als een bestendig gebruik wordt ervaren als een
rechtsnorm.
In de tijd van de codificatie in de 19e eeuw, heeft wetgever veel regels van het
toenmalige gewoonterecht tot wettelijk recht gemaakt.
Tegenwoordig neemt men aan dat de gewoonte ook ‘recht geeft’ wanneer de wet
er niet naar verwijst. Soms verwijst de wet niet naar die regels, terwijl de rechter
toch stuit op gewoonterechtelijke regels en toepassingen daarvan nodig acht. In
dit geval is de gewoonte een zelfstandige rechtsbron die evenveel rechtskracht
heeft als de wet.
Het is mogelijk dat de gewoonte zelfs sterker is dan een daarmee strijdige
wetsbepaling die in onbruik is geraakt.
Het gewoonterecht speelt voornamelijk een rol in het burgerlijk recht en het
staatsrecht. In het burgerlijk recht wordt in de wet soms naar de gewoonte
verwezen.
Ook in het staatsrecht neemt de gewoonte als rechtsbron een vooraanstaande
plaats in. De belangrijkste regel van gewoonterecht is de vertrouwensregel. Deze
houdt in dat het kabinet voor zijn voortbestaan is aangewezen op het vertrouwen
van de Kamer. Ook de gang van zaken bij de kabinetsformatie verloopt vrijwel
geheel volgens regels van ongeschreven recht.
Ook in de verhouding tussen regering en Staten-Generaal is men aangewezen op
het gewoonterecht, omdat de Grondwet en andere wetgevers er over zwijgen en
er voor de rechter geen taak is weggelegd.
Ook in het volkenrecht is het gewoonterecht een belangrijke bron.
Hoofdstuk 4 §9
Niet elke gewoonte is voor het recht van belang. Goede gewoonten zoals bij de
ontmoeting van iemand elkaar een hand te geven is voor het recht zonder
betekenis.
Van een rechtsgewoonte is alleen sprake als aan twee voorwaarden wordt
voldaan:
1. Een bepaald gedrag moet ononderbroken gedurende lange tijd zijn
gevolgd en herhaald in een bepaalde maatschappelijke kring. Deze
voorwaarde betreft een feitelijk gegeven en wordt aangeduid met de term
bestendig gebruik.
2. Het bestendig gebruik moet als rechtsnorm worden ervaren. Dit betekent
dat in de betreffende maatschappelijke kring de overtuiging moet hebben
postgevat dat men verplicht is zich aan het bestendig gebruik te houden,
en dat er dus sprake is van een (ongeschreven) rechtsregel. Er is dus een
regel van gewoonterecht als een bestendig gebruik wordt ervaren als een
rechtsnorm.
In de tijd van de codificatie in de 19e eeuw, heeft wetgever veel regels van het
toenmalige gewoonterecht tot wettelijk recht gemaakt.
Tegenwoordig neemt men aan dat de gewoonte ook ‘recht geeft’ wanneer de wet
er niet naar verwijst. Soms verwijst de wet niet naar die regels, terwijl de rechter
toch stuit op gewoonterechtelijke regels en toepassingen daarvan nodig acht. In
dit geval is de gewoonte een zelfstandige rechtsbron die evenveel rechtskracht
heeft als de wet.
Het is mogelijk dat de gewoonte zelfs sterker is dan een daarmee strijdige
wetsbepaling die in onbruik is geraakt.
Het gewoonterecht speelt voornamelijk een rol in het burgerlijk recht en het
staatsrecht. In het burgerlijk recht wordt in de wet soms naar de gewoonte
verwezen.
Ook in het staatsrecht neemt de gewoonte als rechtsbron een vooraanstaande
plaats in. De belangrijkste regel van gewoonterecht is de vertrouwensregel. Deze
houdt in dat het kabinet voor zijn voortbestaan is aangewezen op het vertrouwen
van de Kamer. Ook de gang van zaken bij de kabinetsformatie verloopt vrijwel
geheel volgens regels van ongeschreven recht.
Ook in de verhouding tussen regering en Staten-Generaal is men aangewezen op
het gewoonterecht, omdat de Grondwet en andere wetgevers er over zwijgen en
er voor de rechter geen taak is weggelegd.
Ook in het volkenrecht is het gewoonterecht een belangrijke bron.