Deel 1 Van Gerwen 60% examen
1. MEDICATIETOEDIENING
1.1 MEDICATIETOEDIENING BASIS
1.1.1 TOEDIENINGSVORMEN
Toedieningswijze bepaald werkingssnelheid
Lokale werkzaamheid tegenovergestelde systematische werking
o Lokale werkzaamheid = toedienen op plaats waar nodig
o Systematische werking = farmacon komt in de bloedbaan of de
lymfebaan terecht en wordt zo verdeeld in het lichaam
Enterale toediening
o =toediening van GM via het gastro-intestinaal stelsel
o Oraal
o Resorptie vanuit maag & darm
Werking door passieve diffusie (via darmwand naar
bloedbaan)
GM beschermen tegen afbraak in de maag, GM heeft een
beschermlaag (= enteric coating CE)
Meeste GM in de dunne darm geresorbeerd
Oppassen wat je er bij eet soms kan dit een tegenwerking
geven
o Sublinguale toediening
GM voor op te zuigen lost op in het speeksel
Gaat doorheen het mondslijmvlies in de algemene circulatie
o Rectale toediening bv. suppo, clysma
Nadeel= veel kleiner resorptie oppervlak dan de darm
Voor lokale of systematische aandoeningen
Parenterale toediening
o = toediening van GM vie een andere weg dan het gastro-intestinaal
stelsel
o Intra veneuze toediening
GM komt rechtsreeks in de venen van de bloedbaan
Snelle toediening
Nadeel: risico complicaties
Kan bv via infuus
o Intra musculaire toediening
In de spier
Bv corona vaccin
o Sub cutane toediening
In onderhuids bindweefsel
Minder snelle resorptie van de medicatie
1
, Hierdoor grotere spreiding van de werking
o Intradermale toediening
Bv. TBC screening
In brengen kleine hoeveelheid in de lederhuid
o Pulmonaire toediening
Gas vorming
Bv. puffer voor astma patiënten
o Transdermale toediening
Meestal gebruikt voor lokale behandelingen bv zalven,
poeders, crème
1.1.2 MATERIALEN BIJ INSPUITINGEN
Flacon, miniplasco, ampul GM & oplosmiddelen
Spiernaald, optreknaald (16-19G) subcutane naald
o Diameter van de naald in G (Gauch)
Hoe hoger de G hoe smaller de naald (26G = kleinste naald)
Nooit op de kleur letten van de naald verschillend
1.1.3 SOORTEN SPUITEN EN HUN DOELEINDE
Kijk P 17 met afbeelding basis spuit
De wegwerpspuit
o Geheel van kunststof en afzonderlijk steriel verpakt
o Verschillende maten qua inhoud
Luer-lock spuit/ Amerikaanse spuit
o De naald dient steeds met een draaibeweging op de spuit te worden
bevestigd
Insulinespuit
o Naald zit er al op
o Schaalverdeling wordt uitgedrukt in eenheden insuline (1ml = 100
eenheden)
o 3 modellen beschikbaar 100, 50 & 30 eenheden
Tuberculinespuit
o Inhoud 1m schaalverdeling 0,01ml
o Gebruikt bij de mantoux test (TBC screening)
De janetspuit
o Dient eveneens om spoelingen uit te voeren, of om een vloeistof
ergens in te brengen of aan te zuigen
o Bv blaasspoeling, aspireren maagsonde
1.1.4 SOORTEN INSPUITINGEN
Totaal 7
Intra musculaire inspuiting in de spier
Sub cutane inspuiting onder de huid/ in vetweefsel
Intra-dermische of intra cutane inspuiting in de huid
Intra veneuze inspuiting in de ader
2
, Intra arteriële inspuiting in de slagader
Intra cardiale inspuiting in het hart
Intra rachidale inspuiting in het ruggenmerg
Altijd de J’s toepassen
o Juiste patiënt
o Juiste medicatie
o Juiste hoeveelheid
o Juiste concentratie
o Juiste tijdstip & frequentie
o Juiste toedieningswijze
o Juiste bereidingswijze & bewaar wijze
Intra musculaire inspuiting
o = inbrengen van een vloeibaar GM in spierweefsel door middel van
een steriele spuit & naald
o Indicaties
Snelle resorptie van het GM door de grote bloedcirculatie in
de spieren
Toediening GM schadelijk voor maag-darm stelsel
o Bv. vaccinatie, kalmerende middelen …
o Plaatsen voor de spuit
Plaatsen met voldoende spiermassa
Musculus gluteus maximus
Musculus quadriceps femoris
Musculus deltoideus kleine hoeveelheden
o Complicaties
Aseptisch abses slechte resorptie van GM
Septisch abses fout met steriliteit
Zwelling
Complicaties na een foutieve inspuiting
o Weefselnecrose
Te weinig diep inbrengen van het product
Foutieve wijze van inspuiting
Foutief product
o Kwetsen van een nervus
o Verkeerde inspuiting fout bij de J’s
Complicaties na een inspuiting
o Kwetsen van de nier (te hoog van de gluteus maximus)
o Embolie vergeten te pulgeren
o Afbreken naald
o Huidreactie (roodheid of zelfs necrose)
o Pijn
Sub cutane inspuiting
o =de vloeistof wordt ingebracht onder de opperhuid en de lederhuid,
in de onderhuidsbind/ vetweefsel
3
, o De resorptie van de medicatie verloopt verder minder snel dan bv
bij een intra musculaire inspuiting, daar er minder bloedvaten
aanwezig zijn
o Grotere spreiding van GM
o Goed geschikt voor toediening van hormonen
o Plaats principieel elke plaats waar onderhuids bindweefsel
aanwezig is
Bv buitenzijde van de opperarm
Buikwand goed geschikt voor grotere hoeveelheden
o Complicaties
Zwelling
Reactie GM
Interdermale toediening
o Inbrengen kleine hoeveelheid in de lederhuid
o Enkel toegepast bij TBC screening
1.2 ANTI-TROMOTICA & PREVENTIE MAATREGELEN
Trombus = bloedklonter
Bloedstolling
o Doel bloedverlies bij verwondingen voorkomen
o Ontstaan van een bloedklonter zonder aanleiding van een bloeding
trombose
o Aanwezigheid van een trombus veroorzaakt afsluiting van een
bloedklonter
o Ontstaan van een bloedklonter
Wijziging in de aderwand (spataders, operaties)
Verhoogde bloedstollingsneiging (aandoening, GM)
Vertraging van de veneuze terugkeer / de bloedstroom ( te
weinig bewegen)
De samenstelling van het bloed zelf
Soorten trombose
o Arterieel = slagader
Verminderde bloed afvoer
Vaak door atherosclerose
Gevolgen: CVA & ami, longembolie
o Veneus = aderlijk bloedvat
Verminderde bloed afvoer
Vaak gepaard met zwelling
Gevolg sinustrombose, DVT
Risicopopulatie
o Operatie, zwaarlijvigheid, ouderdom, pilgebruik, zwangerschap,
langdurige vliegreizen
Gevolgen
o Soms kan de trombose aangroeien en de behoorlijk volume
aannemen, en een diepe ader volledig opvullen
o De trombus kan zich geheel of gedeeltelijk losrukken
4