Assignment 1
Casus: De tweelingbroers
Mees en Jan Bloem zijn twee bekende tweelingbroers uit Oss. Zij wonen samen met hun familie op
een woonwagenkamp. De familie Bloem zou volgens de politie handelen in wapens en drugs, maar
daar is vooralsnog geen bewijs voor. De familie Bloem verdient naar eigen zeggen de kost met het
venten van goederen, zoals oud ijzer, parfum en meubilair. Op 15 januari 2021 rijden Mees en Jan op
de A59 in een personenauto met een aanhangwagen vol oud ijzer en meubilair. ‘Ik heb behoorlijk
trek gekregen van dat gesjouw’, zegt Jan. Mees ziet dat zij Heesch naderen en dat aan de horizon een
grote gele ‘M’ zichtbaar wordt. ‘Ik heb ook trek. Laten we hier de afslag nemen, dan eten wij een
hapje bij de McDonald’s’, zegt Mees. Zij nemen de afslag en stuiten bij het verlaten van de afslag
vrijwel meteen op een motoragent. De motoragent herkent de tweelingbroers en geeft hen een
volgteken. De politie blijkt een alcoholfuik te hebben opgezet op de parkeerplaats van de
McDonald’s. Mees en Jan moeten blazen. Terwijl zij blazen, ziet een verbalisant dat de hoedenplank
in de personenauto van Mees en Jan niet correct is geplaatst. De verbalisant loopt richting de
kofferbak en ziet, door een raam aan de zijkant van het voertuig, een zak met blauwe pillen in de
kofferbak liggen. De verbalisant houdt Mees en Jan aan voor het vervoeren en het aanwezig hebben
van harddrugs (artikel 2 onder B en C jo. 10 lid 3 en 4 Opiumwet).
1. Geef gemotiveerd en in de vorm van een betoog uw oordeel over de rechtmatigheid van de
handelswijze van de verbalisant die Mees en Jan aanhoudt. Bij de beantwoording van deze vraag
dient u niet in te gaan op de voorwaarden van het dwangmiddel ‘aanhouding bij ontdekking op
heterdaad’ als bedoeld in artikel 53 Sv.
Het gaat hier om de controlebevoegdheid art. 132a Sv jo. 1 Sr. op grond van artikel 160 lid 5 sub b
WVW namelijk het onderzoeken van uitgeademde lucht op alcohol. Wanneer een agent tijdens de
rechtmatige uitoefening van zijn bevoegdheid volgens de ene wet, wegens bepaalde feiten en
omstandigheden een redelijk vermoeden heeft dat een ander strafbaar feit wordt begaan, mag hij
deze van een andere wet, toegekende bevoegdheden uitoefenen. Voorstaande heeft betrekking op
de voortgezette toepassing van bevoegdheden.1 De handelswijze van de verbalisant in casu is
rechtmatig, omdat er in dit geval een redelijk vermoeden is dat er een ander strafbaar feit wordt
begaan. De verbalisant in casu mag op grond van het arrest HR-geweer zijn door de wet toegekende
bevoegdheden uitoefenen. Gelet op het voorstaande kan er worden geconcludeerd dat de
handelswijze rechtmatig is.
1
HR Geweer.
Casus: De tweelingbroers
Mees en Jan Bloem zijn twee bekende tweelingbroers uit Oss. Zij wonen samen met hun familie op
een woonwagenkamp. De familie Bloem zou volgens de politie handelen in wapens en drugs, maar
daar is vooralsnog geen bewijs voor. De familie Bloem verdient naar eigen zeggen de kost met het
venten van goederen, zoals oud ijzer, parfum en meubilair. Op 15 januari 2021 rijden Mees en Jan op
de A59 in een personenauto met een aanhangwagen vol oud ijzer en meubilair. ‘Ik heb behoorlijk
trek gekregen van dat gesjouw’, zegt Jan. Mees ziet dat zij Heesch naderen en dat aan de horizon een
grote gele ‘M’ zichtbaar wordt. ‘Ik heb ook trek. Laten we hier de afslag nemen, dan eten wij een
hapje bij de McDonald’s’, zegt Mees. Zij nemen de afslag en stuiten bij het verlaten van de afslag
vrijwel meteen op een motoragent. De motoragent herkent de tweelingbroers en geeft hen een
volgteken. De politie blijkt een alcoholfuik te hebben opgezet op de parkeerplaats van de
McDonald’s. Mees en Jan moeten blazen. Terwijl zij blazen, ziet een verbalisant dat de hoedenplank
in de personenauto van Mees en Jan niet correct is geplaatst. De verbalisant loopt richting de
kofferbak en ziet, door een raam aan de zijkant van het voertuig, een zak met blauwe pillen in de
kofferbak liggen. De verbalisant houdt Mees en Jan aan voor het vervoeren en het aanwezig hebben
van harddrugs (artikel 2 onder B en C jo. 10 lid 3 en 4 Opiumwet).
1. Geef gemotiveerd en in de vorm van een betoog uw oordeel over de rechtmatigheid van de
handelswijze van de verbalisant die Mees en Jan aanhoudt. Bij de beantwoording van deze vraag
dient u niet in te gaan op de voorwaarden van het dwangmiddel ‘aanhouding bij ontdekking op
heterdaad’ als bedoeld in artikel 53 Sv.
Het gaat hier om de controlebevoegdheid art. 132a Sv jo. 1 Sr. op grond van artikel 160 lid 5 sub b
WVW namelijk het onderzoeken van uitgeademde lucht op alcohol. Wanneer een agent tijdens de
rechtmatige uitoefening van zijn bevoegdheid volgens de ene wet, wegens bepaalde feiten en
omstandigheden een redelijk vermoeden heeft dat een ander strafbaar feit wordt begaan, mag hij
deze van een andere wet, toegekende bevoegdheden uitoefenen. Voorstaande heeft betrekking op
de voortgezette toepassing van bevoegdheden.1 De handelswijze van de verbalisant in casu is
rechtmatig, omdat er in dit geval een redelijk vermoeden is dat er een ander strafbaar feit wordt
begaan. De verbalisant in casu mag op grond van het arrest HR-geweer zijn door de wet toegekende
bevoegdheden uitoefenen. Gelet op het voorstaande kan er worden geconcludeerd dat de
handelswijze rechtmatig is.
1
HR Geweer.