9.1. Oriëntatie circulatie
De mens zorgt niet rechtstreeks voor zijn circulatie, dit speelt zich autonoom in het
lichaam af. De werking van het hart en bloedvaten zijn van vitaal belang daarom wordt
er de nadruk gelegd op preventie van circulatiestoornissen.
Ons metabolisme is een aëroob systeem, dit betekend dat we zuurstof nodig hebben
om suiker te verbranden en op die manier energie te leveren.
9.2. Beïnvloedende factoren
Persoonlijke factoren
o Leeftijd
o Leefstijl (voeding, lichaamsbeweging, spanningen, roken)
o Erfelijkheid: ontstaan hart- en vaatziekten
o Omgevingsfactoren: Stress
o Ongemak: pijn
o Circadiaans ritme (bioritme)
9.3. Gegevens verzamelen
Vragen stellen over levensstijl
Informatie uit medisch anamnese
Observatie
9.3.1. Observatie van de circulatie:
Kleur: slechte circulatie veroorzaakt cyanose
Klachten: die wijzen op verminderde cardiale reserve:
o Kortademigheid
o Vermoeidheid, oedeem voeten, pijn in borst
Medicatie die patiënt neemt (hartmedicatie)
Meten van pulsus en tensie
1 Verpleegkundige methodieken: Hoofdstuk 9: circulatie
, 9.3.1.1. Meten van de pulsus of hartslag:
Hoeveelheid bloed in circulatie per keer:
= 70 tot 100 ml
= pulsatie of golsgewijs
Waarom pulsus meten?
o Objectieve parameter
o Info over hartwerking en metabolisme
o Vaste relatie tussen temperatuur, pols, bloeddruk en ademhaling
o Evolutie aandoening nagaan
o Effecten van een behandeling nagaan
Meetplaatsen pulsus:
Arteria radialis (pols)
Arteria carotis (hals)
Arteria temporalis (slaapbeen)
Arteria subclavia (sleutelbeen)
Arteria femoralis (lies)
Arteria poplitea (knieholte)
Arteria dorsalis pedes (bovenkant voet)
Arteria tibialis posterior (onderbeen)
Hart zelf (ausculatie)
Wat te observeren:
Frequentie: aantal slagen per minuut
Hartritme: moet gelijk zijn
Slagvolume: de hoeveelheid bloed er doorstroomt / slag (grote pols, kleine pols)
Spanning:
o Stevige pols
o Zwakke pols
2 Verpleegkundige methodieken: Hoofdstuk 9: circulatie