Hoorcollege training van duuruithoudingsvermogen en kracht
Medisch Biologisch
Blok 1.1 week 2
Doelen van dit college m.b.t. op het duuruithoudingsvermogen
- Je weet welke mechanismes getraind moeten worden om het
duuruithoudingsvermogen te verbeteren.
- Je kent de vier trainingen die het duuruithoudingsvermogen verbeteren en je weet
welk mechanisme hierdoor verbetert.
- Je kent het belang van periodisering (manier om je training in te richten over een
bepaalde trainingsperiode).
Nieuwe begrippen die terugkomen in het college
Mitochondriën
- De mitochondriën zitten in de spiervezel. In de mitochondriën vindt de aerobe ATP-
productie plaats van mitochondriën (d.m.v. zuurstof). De kreb’s cyclus en de
oxidatieve fosforylering gebruiken zuurstof bij de ATP-productie. De mitochondriën
spelen dus een rol bij deze aerobe ATP-productie. Hoe meer mitochondriën, hoe
meer ATP je kan maken dus.
Vo2 Max:
- De maximale hoeveelheid zuurstof die een individu kan transporteren en gebruiken.
Zoals je hierboven al zag heb je voor de krebscyclus O2 nodig. Dat betekent dan wel
dat we goed in staat moeten zijn om O2 naar die spiervezels en dus naar die
mitochondriën in de spier te transporteren. Als het O2 daar dan eenmaal is, moet de
spier de O2 ook nog goed kunnen gebruiken. Als dit allebei werkt, dan zou je de
krebscyclus dus heel goed kunnen gebruiken om ATP te produceren.
Hoeveel ATP je maximaal kan transporteren en gebruiken verschilt dus per persoon.
Hoe beter je dit kan, hoe fitter je bent. Hiermee kan je dus je fitheid meten.
Lactaatdrempel (melkzuurdrempel)
- Als je van de anaerobe manieren gebruik maakt om ATP te winnen dan wordt lactaat
geproduceerd, bijvoorbeeld bij de anaerobe glycolyse. Als jij een persoon een
oefening laat doen dat komt er een moment waarop de hoeveelheid lactaat die
geproduceerd wordt plotseling heel erg gaat stijgen. Dit is de lactaatdrempel. Dat
gebeurt dus bij een bepaalde intensiteit (verzuring).
, Training van duuruithoudingsvermogen
Je bent dan voor een lange tijd in staat om spiercontracties uit te voeren.
Je hebt verschillende soorten metabolisme voor verschillende inspanningen:
- Creatine fosfaat 1 ATP korte krachtexplosies
- Glycolyse 2 ATP korte krachtexplosies
- Kreb’s cyclus en oxidatieve fosfolyering 36 ATP duuractiviteiten
Welk systeem is nou het meest belangrijk om een goed duuruithoudingsvermogen te
hebben?
De kreb’s cyclus en dus de enige die zuurstof gebruikt. Als je gaat trainen wil je er dus voor
zorgen dat dit systeem het super goed gaat doen.
Hoe ga je het duuruithoudingsvermogen verbeteren?
Overload: wil jij verbetering gaan zien, dan moet jij steeds een beetje meer doen. Spelen
met verschillende variabelen om het te verbeteren.
- Je verhoogt dus de trainingsintensiteit of het trainingsvolume (duur en de
frequentie)
Een goede overload houdt in:
- De overload moet geleidelijk gebeuren. Er moet een opbouw inzitten. Het is dus
belangrijk om te weten wat iemand beginniveau is.
- Cyclisch discontinu: periodisering. Steeds heftiger en weer even een stapje terug. Het
wordt geleidelijk zwaarder, maar je doet wel steeds ook een stapje terug. Dus niet in
een kaarsrechte lijn, maar zo:
Medisch Biologisch
Blok 1.1 week 2
Doelen van dit college m.b.t. op het duuruithoudingsvermogen
- Je weet welke mechanismes getraind moeten worden om het
duuruithoudingsvermogen te verbeteren.
- Je kent de vier trainingen die het duuruithoudingsvermogen verbeteren en je weet
welk mechanisme hierdoor verbetert.
- Je kent het belang van periodisering (manier om je training in te richten over een
bepaalde trainingsperiode).
Nieuwe begrippen die terugkomen in het college
Mitochondriën
- De mitochondriën zitten in de spiervezel. In de mitochondriën vindt de aerobe ATP-
productie plaats van mitochondriën (d.m.v. zuurstof). De kreb’s cyclus en de
oxidatieve fosforylering gebruiken zuurstof bij de ATP-productie. De mitochondriën
spelen dus een rol bij deze aerobe ATP-productie. Hoe meer mitochondriën, hoe
meer ATP je kan maken dus.
Vo2 Max:
- De maximale hoeveelheid zuurstof die een individu kan transporteren en gebruiken.
Zoals je hierboven al zag heb je voor de krebscyclus O2 nodig. Dat betekent dan wel
dat we goed in staat moeten zijn om O2 naar die spiervezels en dus naar die
mitochondriën in de spier te transporteren. Als het O2 daar dan eenmaal is, moet de
spier de O2 ook nog goed kunnen gebruiken. Als dit allebei werkt, dan zou je de
krebscyclus dus heel goed kunnen gebruiken om ATP te produceren.
Hoeveel ATP je maximaal kan transporteren en gebruiken verschilt dus per persoon.
Hoe beter je dit kan, hoe fitter je bent. Hiermee kan je dus je fitheid meten.
Lactaatdrempel (melkzuurdrempel)
- Als je van de anaerobe manieren gebruik maakt om ATP te winnen dan wordt lactaat
geproduceerd, bijvoorbeeld bij de anaerobe glycolyse. Als jij een persoon een
oefening laat doen dat komt er een moment waarop de hoeveelheid lactaat die
geproduceerd wordt plotseling heel erg gaat stijgen. Dit is de lactaatdrempel. Dat
gebeurt dus bij een bepaalde intensiteit (verzuring).
, Training van duuruithoudingsvermogen
Je bent dan voor een lange tijd in staat om spiercontracties uit te voeren.
Je hebt verschillende soorten metabolisme voor verschillende inspanningen:
- Creatine fosfaat 1 ATP korte krachtexplosies
- Glycolyse 2 ATP korte krachtexplosies
- Kreb’s cyclus en oxidatieve fosfolyering 36 ATP duuractiviteiten
Welk systeem is nou het meest belangrijk om een goed duuruithoudingsvermogen te
hebben?
De kreb’s cyclus en dus de enige die zuurstof gebruikt. Als je gaat trainen wil je er dus voor
zorgen dat dit systeem het super goed gaat doen.
Hoe ga je het duuruithoudingsvermogen verbeteren?
Overload: wil jij verbetering gaan zien, dan moet jij steeds een beetje meer doen. Spelen
met verschillende variabelen om het te verbeteren.
- Je verhoogt dus de trainingsintensiteit of het trainingsvolume (duur en de
frequentie)
Een goede overload houdt in:
- De overload moet geleidelijk gebeuren. Er moet een opbouw inzitten. Het is dus
belangrijk om te weten wat iemand beginniveau is.
- Cyclisch discontinu: periodisering. Steeds heftiger en weer even een stapje terug. Het
wordt geleidelijk zwaarder, maar je doet wel steeds ook een stapje terug. Dus niet in
een kaarsrechte lijn, maar zo: