Cellen en weefsels – celbiologie en tandheelkunde
Celbiologische processen kunnen ervoor zorgen dat je geen/wel een sterk gebit hebt
Eencelligen de basis
Meercelligen ontstaan door specialisatie van een stamcel, zorgen ervoor dat er meer
mogelijk is
Verschillende eencelligen hebben een verschillende functies en grootte celvorm bepaalt
functie!
Bijv. stekels en haren zorgen dat de cel kan bewegen
Bacterie = prokaryoot – specifieke eencellige – geen kern, DNA ligt los in de cel.
Plasmamembraan bevat een compartiment met het genetische materiaal.
Specialisatie zorgt voor bescherming, voedselopname, vervoer, etc.
Moleculen vormen organellen die de basis vormen voor cellen -> cellen variëren in grootte
en vorm en hebben een unieke functie in het lichaam.
Weefsel – groep cellen met gemeenschappelijk functie
Epitheelweefsel – bedekt , spierweefsel - beweging, bindweefsel – ondersteuning,
zenuwweefsel – communicatie
Orgaan – bestaat vaak uit 4 weefseltypes die samenwerken, hierdoor kan het orgaan
ingewikkelde functies uitvoeren
Orgaansysteem – organen werken samen (bijv. hart en bloedvaten voor zuurstof en
voedseltransport)
Organisme – verschillende orgaansystemen samen
Eukaryoot – kern met DNA. Andere compartimenten in de cel die van elkaar zijn gescheiden
door membranen -> interne milieus kunnen hierdoor verschillend zijn
Het lichaam kent meer dan 200 verschillende celtypen, verschillen in vorm, grootte en
functie. Bestaan allemaal uit Koolstof, waterstof, stikstof en zuurstof. Dit zijn de
basisonderdelen.
Kern bepaalt wat er gebeurt in de cel, ligt in het centrum van de cel.
Meercelligen gebruiken celcommunicatie voor afstemming hormonen zorgen er
bijvoorbeeld voor dat er een signaal wordt afgegeven, bereikt de kern van de cel, cel gaat
over tot eiwitsynthese. Hormoon kan aangrijpen op een receptor, kan op een snelle of
langzame manier aanleiding geven tot eiwitproductie en hiermee ook celgedrag.
In de cel zijn er ook receptor (intracellulaire) hydrofobe moleculen kunnen door het
plasmamembraan de kern in.
In het kernmembraan zitten poriën, zijn cruciaal bij de celcommunicatie in de kern
De cel verpakt eiwitten op een bepaalde manier, waardoor de eiwitten functioneel zijn
Hoe meer mitochondriën (energiecentrales), hoe meer energie de cel kan verbruiken
Ribosomen maken de eiwitten, kunnen in cytoplasma zitten (oplosbare eiwitten), aan
membranen gekoppeld (vormen ruwe endoplasmatisch reticulum (ER)). Kern is verbonden
met het endoplasmatisch reticulum. Ruwe plasmatisch reticulum kan eiwitten produceren.
Celbiologische processen kunnen ervoor zorgen dat je geen/wel een sterk gebit hebt
Eencelligen de basis
Meercelligen ontstaan door specialisatie van een stamcel, zorgen ervoor dat er meer
mogelijk is
Verschillende eencelligen hebben een verschillende functies en grootte celvorm bepaalt
functie!
Bijv. stekels en haren zorgen dat de cel kan bewegen
Bacterie = prokaryoot – specifieke eencellige – geen kern, DNA ligt los in de cel.
Plasmamembraan bevat een compartiment met het genetische materiaal.
Specialisatie zorgt voor bescherming, voedselopname, vervoer, etc.
Moleculen vormen organellen die de basis vormen voor cellen -> cellen variëren in grootte
en vorm en hebben een unieke functie in het lichaam.
Weefsel – groep cellen met gemeenschappelijk functie
Epitheelweefsel – bedekt , spierweefsel - beweging, bindweefsel – ondersteuning,
zenuwweefsel – communicatie
Orgaan – bestaat vaak uit 4 weefseltypes die samenwerken, hierdoor kan het orgaan
ingewikkelde functies uitvoeren
Orgaansysteem – organen werken samen (bijv. hart en bloedvaten voor zuurstof en
voedseltransport)
Organisme – verschillende orgaansystemen samen
Eukaryoot – kern met DNA. Andere compartimenten in de cel die van elkaar zijn gescheiden
door membranen -> interne milieus kunnen hierdoor verschillend zijn
Het lichaam kent meer dan 200 verschillende celtypen, verschillen in vorm, grootte en
functie. Bestaan allemaal uit Koolstof, waterstof, stikstof en zuurstof. Dit zijn de
basisonderdelen.
Kern bepaalt wat er gebeurt in de cel, ligt in het centrum van de cel.
Meercelligen gebruiken celcommunicatie voor afstemming hormonen zorgen er
bijvoorbeeld voor dat er een signaal wordt afgegeven, bereikt de kern van de cel, cel gaat
over tot eiwitsynthese. Hormoon kan aangrijpen op een receptor, kan op een snelle of
langzame manier aanleiding geven tot eiwitproductie en hiermee ook celgedrag.
In de cel zijn er ook receptor (intracellulaire) hydrofobe moleculen kunnen door het
plasmamembraan de kern in.
In het kernmembraan zitten poriën, zijn cruciaal bij de celcommunicatie in de kern
De cel verpakt eiwitten op een bepaalde manier, waardoor de eiwitten functioneel zijn
Hoe meer mitochondriën (energiecentrales), hoe meer energie de cel kan verbruiken
Ribosomen maken de eiwitten, kunnen in cytoplasma zitten (oplosbare eiwitten), aan
membranen gekoppeld (vormen ruwe endoplasmatisch reticulum (ER)). Kern is verbonden
met het endoplasmatisch reticulum. Ruwe plasmatisch reticulum kan eiwitten produceren.