Les 1 Koolhydraten
Opbouw
1. Monosachariden
- Glucose (druivensuiker)
- Fructose (vruchtensuiker)
- Galactose (melksuiker)
2. Disachariden
- Maltose = (uit zetmeel) glucose + glucose
- Sacharose = (rietbiet) glucose + fructose
- Lactose = (melksuiker) glucose + galactose
10. Polysachariden
- Zetmeel = amylopectine + amylose = glucose
- Glycogeen = glucose
- Voedingsvezel = Polysachariden
- Isotone sportdrank is het best, dan wordt glucose gelijk opgenomen (6/8
gram per 100 ml) Na het sporten hypertone
- Dextrinen hebben een laag molecuulgewicht, verkregen bij hydrolyse van
zetmeel.
Vb: In brood (licht verteerbaar)
Koolhydraat Voedingsmiddel
Mono Glucose Fruit
Fructose Honing
Galactose Melk
Di Maltose Bier
Sacharose Frisdrank, zoet beleg, snoep
Lactose Melk
Poly Zetmeel Aardappelen, peulvruchten,
groenten,
Vertering en absorptie
- Verteerbare koolhydraten kan het lichaam opnemen & gebruiken als
energiebron
glucose, fructose, galactose, maltose, zetmeel
- Onverteerbare koolhydraten worden niet in de dunne darm afgebroken
voedingsvezels
resistent zetmeel, pectine
- Zetmeel wordt door amylase omgezet in glucose. In de mond (speeksel-
amylase) en in de dunne darm (pancreas-amylase)
amylase breekt zetmeelketens af waardoor netwerk eiwitten en zetmeel
uiteen valt
- Suiker bevat glucose, hierdoor stijgt suikerspiegel in het lichaam
1
, Koolhydraatstofwisseling
- Ons bloed neemt glucose op, en komt terecht in weefsels die het kunnen
verbranden, zoals spieren. Hierbij ontstaat energie. De lever slaat suiker
op, die we niet direct nodig hebben als glycogeen. Bij inspanning komt de
glucose weer vrij.
- Glycogenese (opbouw) insuline
- Glycogenolyse (afbraak) Glucose Glycogeen
-ese = opbouw glucagon
-yse = afbraak
Deze processen zijn belangrijk voor het reguleren van de
bloedsuikerspiegel.
- Bij een tekort aan glucose maakt het lichaam glucose uit aminozuren
(eiwit)
- Gluconeogenese (nieuw)
- Glycolyse (afbraak) Eiwit glucagon glucose
enzym ATP
Glycogenese = opslaan van glucose als glycogeen
Glycogenolyse = afbraak van glycogeen
Gluconeogenese = opbouw van glucose uit eiwit
Glycolyse = afbraak van glucose in energie
Opslag
- Spiercellen benutten zowel glucose als vetzuren als energiebron
(vetzuren duurt langer)
- Een teveel aan glucose wordt opgeslagen in de vorm van glycogeen/vet
- Als glucose op is haalt lichaam energie uit glycogeen, eiwit of glycerol (vet)
Snel en langzaam
- Voedingscentrum maakt onderscheid tussen voorkeur, middenweg en
uitzondering
- Snelle koolhydraten, snoep en witte pasta worden direct opgenomen door
het lichaam
- Langzame koolhydraten, zilvervliesrijst en groenten, worden geleidelijk
opgenomen door het lichaam waardoor het verzadigingsgevoel langer in
stand houdt
Hoe langzamer je bloedsuiker stijg, hoe beter!
- Bij sporten en diabetes wordt onderscheid gemaakt tussen langzame en
snelle Koolhydraten
Hypo = bij eten (te weinig glucose in het lichaam)
Hyper = insuline spuiten (te veel glucose in het lichaam maar wordt niet
omgezet)
2
Opbouw
1. Monosachariden
- Glucose (druivensuiker)
- Fructose (vruchtensuiker)
- Galactose (melksuiker)
2. Disachariden
- Maltose = (uit zetmeel) glucose + glucose
- Sacharose = (rietbiet) glucose + fructose
- Lactose = (melksuiker) glucose + galactose
10. Polysachariden
- Zetmeel = amylopectine + amylose = glucose
- Glycogeen = glucose
- Voedingsvezel = Polysachariden
- Isotone sportdrank is het best, dan wordt glucose gelijk opgenomen (6/8
gram per 100 ml) Na het sporten hypertone
- Dextrinen hebben een laag molecuulgewicht, verkregen bij hydrolyse van
zetmeel.
Vb: In brood (licht verteerbaar)
Koolhydraat Voedingsmiddel
Mono Glucose Fruit
Fructose Honing
Galactose Melk
Di Maltose Bier
Sacharose Frisdrank, zoet beleg, snoep
Lactose Melk
Poly Zetmeel Aardappelen, peulvruchten,
groenten,
Vertering en absorptie
- Verteerbare koolhydraten kan het lichaam opnemen & gebruiken als
energiebron
glucose, fructose, galactose, maltose, zetmeel
- Onverteerbare koolhydraten worden niet in de dunne darm afgebroken
voedingsvezels
resistent zetmeel, pectine
- Zetmeel wordt door amylase omgezet in glucose. In de mond (speeksel-
amylase) en in de dunne darm (pancreas-amylase)
amylase breekt zetmeelketens af waardoor netwerk eiwitten en zetmeel
uiteen valt
- Suiker bevat glucose, hierdoor stijgt suikerspiegel in het lichaam
1
, Koolhydraatstofwisseling
- Ons bloed neemt glucose op, en komt terecht in weefsels die het kunnen
verbranden, zoals spieren. Hierbij ontstaat energie. De lever slaat suiker
op, die we niet direct nodig hebben als glycogeen. Bij inspanning komt de
glucose weer vrij.
- Glycogenese (opbouw) insuline
- Glycogenolyse (afbraak) Glucose Glycogeen
-ese = opbouw glucagon
-yse = afbraak
Deze processen zijn belangrijk voor het reguleren van de
bloedsuikerspiegel.
- Bij een tekort aan glucose maakt het lichaam glucose uit aminozuren
(eiwit)
- Gluconeogenese (nieuw)
- Glycolyse (afbraak) Eiwit glucagon glucose
enzym ATP
Glycogenese = opslaan van glucose als glycogeen
Glycogenolyse = afbraak van glycogeen
Gluconeogenese = opbouw van glucose uit eiwit
Glycolyse = afbraak van glucose in energie
Opslag
- Spiercellen benutten zowel glucose als vetzuren als energiebron
(vetzuren duurt langer)
- Een teveel aan glucose wordt opgeslagen in de vorm van glycogeen/vet
- Als glucose op is haalt lichaam energie uit glycogeen, eiwit of glycerol (vet)
Snel en langzaam
- Voedingscentrum maakt onderscheid tussen voorkeur, middenweg en
uitzondering
- Snelle koolhydraten, snoep en witte pasta worden direct opgenomen door
het lichaam
- Langzame koolhydraten, zilvervliesrijst en groenten, worden geleidelijk
opgenomen door het lichaam waardoor het verzadigingsgevoel langer in
stand houdt
Hoe langzamer je bloedsuiker stijg, hoe beter!
- Bij sporten en diabetes wordt onderscheid gemaakt tussen langzame en
snelle Koolhydraten
Hypo = bij eten (te weinig glucose in het lichaam)
Hyper = insuline spuiten (te veel glucose in het lichaam maar wordt niet
omgezet)
2