1
H4.1 De bouw en functie van DNA
A. Het Genoom
● Genoom: geheel aan erfelijke informatie
● Eukaryoten: kern DNA, mtDNA (in mitochondriën) en DNA in
chloroplasten (planten)
● Mitochondriën en chloroplasten gebruiken eigen DNA ->
circulair DNA
● Prokaryoten: DNA los in cytoplasma, circulair DNA molecuul
en plasmiden (korte stukjes circulair DNA)
B. De bouw van DNA
● DNA molecuul = nucleïnezuur
● DNA nucleotide :
- Desoxyribose
- Fosfaatgroep (5e C-atoom)
- Stikstofbase (1e C-atoom)
⤷ Adenine (A); Thymine(T) (2 H-bruggen)
⤷ Cytosine(C); Guanine (G) (3 H-bruggen)
● 3e C-atoom gaat binding aan met fosfaatgroep
● 5' - uiteinde -> fosfaatgroep; 3' - uiteinde -> OH-groep
● Leesrichting van 3’ naar 5’
● Dubbelstrengs DNA molecuul -> helix structuur ene keten
van 3’ naar 5' en andere van 5' naar 3’
● Histonen: eiwitten waar DNA om gewikkeld is.
● Nucleosoom: aantal histonen met eromheen gewikkeld DNA.
● Koppelings DNA: DNA tussen twee nucleosomen.
● Chromosoom: DNA opgerold tot dikke draad
, 2
C. DNA-Sequentie
● Sequentie: volgorde van nucleotiden
● Gen: deel van DNA-molecuul dat sequentie voor aanmaak eiwitten heeft.
D. Niet-Coderend DNA
● Niet-coderend DNA (98,5%): codeert niet voor eiwitten
⤷ Codeert wel voor moleculen met regulerende functie bijv eiwitsynthese; repetitief DNA;
genen die hun functie hebben verloren.
H4.2 DNA-replicatie
A. Replicatiestartpunt en replicatiebel
● In kernplasma zijn vrije nucleotiden
⤷ dATP, dTTP, dGTP, dCTP
⤷ Bestaan uit desoxyribose (d), een base (A,T,C,G) en 3
fosfaatgroepen (TP)
● Helicase (enzym) verbreekt waterstofbruggen tussen
basenparen -> helixstructuur verdwijnt -> replicatiebel ontstaat
● Bij eukaryoten meerdere replicatie starten per DNA-molecuul
en bij prokaryoten slechts één (dus trager).
, 3
B. Constante en onderbroken replicatie
● Waar basenparing verbroken is binden speciale
eiwitten (SSBP’s) aan de strengen om herkoppeling
te voorkomen.
● Replicatie begint met primer (kort stukje RNA),
gemaakt door enzym primase (complementair)
● DNA polymerase kan immers alleen aan 3’-
uiteinden van al bestaande streng nucleotide
vastplakken.
● DNA-polymerase bindt dATP, dTTP, dGTP of dCTP
aan single strand keten -> energie ontstaat door
afsplitsen van twee fosfaatgroepen
● Replicatie bel in twee richtingen door opengaan bindingen
● Leidende streng volgt uit elkaar gaan van ketens
● Volgende streng: DNA-polymerase kan steeds maar korte Okazaki-fragmenten maken vanaf
primer.
⤷ Dit gaat in tegengestelde richting maar netto in dezelfde richting. ->RNA primers worden
vervangen door DNA-nucleotiden -> DNA-ligase koppelt okazaki fragmenten aan elkaar.
● Na replicatie wordt DNA weer helix -> chromosoom heeft nu 2 chromatiden -> centromeer
houdt chromatiden door waterstofbruggen nog bij elkaar -> iedere chromatiden oude en
nieuwe keten
C. Telomeren en veroudering
● DNA-molecuul per celdeling korter -> RNA primer op uiteinde
wordt afgebroken, want geen 3’-uiteinde beschikbaar.
● Uiteinden chromosomen bezitten telomeren (niet coderend DNA
ingekapseld in eiwitten) -> voorkomt dat genen in DNA
beschadigd worden -> 5’ - TTAGGG - 3’ herhalend
● Telomeer na 50 celdeling te kort -> apoptose van de cel.
D. PCR
● PCR (Polymerase chain reaction) -> DNA vermeerderen.
● Primers van 20 - 30 nucleotiden (dus maar 1 bindingsplek)
● Stappen PCR:
1. Verhitting tot 95 graden -> denaturatie: de twee strengen gaan uit elkaar.
H4.1 De bouw en functie van DNA
A. Het Genoom
● Genoom: geheel aan erfelijke informatie
● Eukaryoten: kern DNA, mtDNA (in mitochondriën) en DNA in
chloroplasten (planten)
● Mitochondriën en chloroplasten gebruiken eigen DNA ->
circulair DNA
● Prokaryoten: DNA los in cytoplasma, circulair DNA molecuul
en plasmiden (korte stukjes circulair DNA)
B. De bouw van DNA
● DNA molecuul = nucleïnezuur
● DNA nucleotide :
- Desoxyribose
- Fosfaatgroep (5e C-atoom)
- Stikstofbase (1e C-atoom)
⤷ Adenine (A); Thymine(T) (2 H-bruggen)
⤷ Cytosine(C); Guanine (G) (3 H-bruggen)
● 3e C-atoom gaat binding aan met fosfaatgroep
● 5' - uiteinde -> fosfaatgroep; 3' - uiteinde -> OH-groep
● Leesrichting van 3’ naar 5’
● Dubbelstrengs DNA molecuul -> helix structuur ene keten
van 3’ naar 5' en andere van 5' naar 3’
● Histonen: eiwitten waar DNA om gewikkeld is.
● Nucleosoom: aantal histonen met eromheen gewikkeld DNA.
● Koppelings DNA: DNA tussen twee nucleosomen.
● Chromosoom: DNA opgerold tot dikke draad
, 2
C. DNA-Sequentie
● Sequentie: volgorde van nucleotiden
● Gen: deel van DNA-molecuul dat sequentie voor aanmaak eiwitten heeft.
D. Niet-Coderend DNA
● Niet-coderend DNA (98,5%): codeert niet voor eiwitten
⤷ Codeert wel voor moleculen met regulerende functie bijv eiwitsynthese; repetitief DNA;
genen die hun functie hebben verloren.
H4.2 DNA-replicatie
A. Replicatiestartpunt en replicatiebel
● In kernplasma zijn vrije nucleotiden
⤷ dATP, dTTP, dGTP, dCTP
⤷ Bestaan uit desoxyribose (d), een base (A,T,C,G) en 3
fosfaatgroepen (TP)
● Helicase (enzym) verbreekt waterstofbruggen tussen
basenparen -> helixstructuur verdwijnt -> replicatiebel ontstaat
● Bij eukaryoten meerdere replicatie starten per DNA-molecuul
en bij prokaryoten slechts één (dus trager).
, 3
B. Constante en onderbroken replicatie
● Waar basenparing verbroken is binden speciale
eiwitten (SSBP’s) aan de strengen om herkoppeling
te voorkomen.
● Replicatie begint met primer (kort stukje RNA),
gemaakt door enzym primase (complementair)
● DNA polymerase kan immers alleen aan 3’-
uiteinden van al bestaande streng nucleotide
vastplakken.
● DNA-polymerase bindt dATP, dTTP, dGTP of dCTP
aan single strand keten -> energie ontstaat door
afsplitsen van twee fosfaatgroepen
● Replicatie bel in twee richtingen door opengaan bindingen
● Leidende streng volgt uit elkaar gaan van ketens
● Volgende streng: DNA-polymerase kan steeds maar korte Okazaki-fragmenten maken vanaf
primer.
⤷ Dit gaat in tegengestelde richting maar netto in dezelfde richting. ->RNA primers worden
vervangen door DNA-nucleotiden -> DNA-ligase koppelt okazaki fragmenten aan elkaar.
● Na replicatie wordt DNA weer helix -> chromosoom heeft nu 2 chromatiden -> centromeer
houdt chromatiden door waterstofbruggen nog bij elkaar -> iedere chromatiden oude en
nieuwe keten
C. Telomeren en veroudering
● DNA-molecuul per celdeling korter -> RNA primer op uiteinde
wordt afgebroken, want geen 3’-uiteinde beschikbaar.
● Uiteinden chromosomen bezitten telomeren (niet coderend DNA
ingekapseld in eiwitten) -> voorkomt dat genen in DNA
beschadigd worden -> 5’ - TTAGGG - 3’ herhalend
● Telomeer na 50 celdeling te kort -> apoptose van de cel.
D. PCR
● PCR (Polymerase chain reaction) -> DNA vermeerderen.
● Primers van 20 - 30 nucleotiden (dus maar 1 bindingsplek)
● Stappen PCR:
1. Verhitting tot 95 graden -> denaturatie: de twee strengen gaan uit elkaar.