Scheikunde samenvatting H2
Par. 2
Atoommodel volgens Dalton: een atoom is een massief
bolletje. Elke atoomsoort heeft zijn eigen afmetingen.
Met deze atoommodel waren de eigenschappen van
stoffen wel te verklaren maar niet dat de atomen samen
moleculen kunnen vormen.
In 1911 deed Rutherford experimenten waarbij hij een stroom heel kleine
positief geladen deeltje op een dun stukje goudfolie
afschoot. Ui de resultaten van de experimenten
verklaarde Rutherford dat atomen geen massieve
bolletjes kunnen zijn, maar dat ze bestaan uit nog
kleinere deeltjes en een grote lege ruimte.
Atoommodel volgens Rutherford: een atoom bestaat
uit positief geladen kern en een negatief geladen
elektronenwolk. De atoomkern bestaat uit positief
geladen protonen en ongeladen neutronen. De
elektronenwolk bestaat uit negatief geladen
elektronen. De bouwstenen van een atoom zijn dus protonen (weergeven
met een p), elektronen(weergeven met een e-) en neutronen(weergeven
met een n).
Het aantal protonen bepaalt welke atoomsoort het is en dit aantal
protonen wordt gegeven door het atoomnummer. Alle atomen van
dezelfde soort hebben hetzelfde atoomnummer.
De som van het aantal protonen en neutronen noem je het massagetal.
Elk atoom van een bepaalde soort heeft een vaste aantal protonen maar
het aantal neutronen kan variëren. Atomen van dezelfde soort kunnen
verschillende massagetallen hebben.
De elektrische lading van een proton en elektron druk je uit in coulomb. De
lading van een proton is 1.6 x 10-19 coulomb. Je gebruikt daarvoor meestal
een andere eenheid, elementaire ladingseenheid of elementair
ladingskwantum e. Eén elementair ladingskwantum komt overeen met 1.6
x 10-19 coulomb. Het proton heeft dan een lading van +1e en het elektron
-1e.
Lading Lading e Plaats Aantal
coulomb
Proton +1.6 x 10-19 +1 De kern Het
atoomnummer
Neutron 0 0 De kern Variabel
-19
Elektron -1.6 x 10 -1 Rond de kern Gelijk aan
protonen
Het atoommodel van Bohr gaat uit van het model van
Rutherford, maar de elektronen bevinden zich in
elektronenschillen, die een bepaald aantal elektronen
kunnen bevatten. Elektronen die in dezelfde schil
Par. 2
Atoommodel volgens Dalton: een atoom is een massief
bolletje. Elke atoomsoort heeft zijn eigen afmetingen.
Met deze atoommodel waren de eigenschappen van
stoffen wel te verklaren maar niet dat de atomen samen
moleculen kunnen vormen.
In 1911 deed Rutherford experimenten waarbij hij een stroom heel kleine
positief geladen deeltje op een dun stukje goudfolie
afschoot. Ui de resultaten van de experimenten
verklaarde Rutherford dat atomen geen massieve
bolletjes kunnen zijn, maar dat ze bestaan uit nog
kleinere deeltjes en een grote lege ruimte.
Atoommodel volgens Rutherford: een atoom bestaat
uit positief geladen kern en een negatief geladen
elektronenwolk. De atoomkern bestaat uit positief
geladen protonen en ongeladen neutronen. De
elektronenwolk bestaat uit negatief geladen
elektronen. De bouwstenen van een atoom zijn dus protonen (weergeven
met een p), elektronen(weergeven met een e-) en neutronen(weergeven
met een n).
Het aantal protonen bepaalt welke atoomsoort het is en dit aantal
protonen wordt gegeven door het atoomnummer. Alle atomen van
dezelfde soort hebben hetzelfde atoomnummer.
De som van het aantal protonen en neutronen noem je het massagetal.
Elk atoom van een bepaalde soort heeft een vaste aantal protonen maar
het aantal neutronen kan variëren. Atomen van dezelfde soort kunnen
verschillende massagetallen hebben.
De elektrische lading van een proton en elektron druk je uit in coulomb. De
lading van een proton is 1.6 x 10-19 coulomb. Je gebruikt daarvoor meestal
een andere eenheid, elementaire ladingseenheid of elementair
ladingskwantum e. Eén elementair ladingskwantum komt overeen met 1.6
x 10-19 coulomb. Het proton heeft dan een lading van +1e en het elektron
-1e.
Lading Lading e Plaats Aantal
coulomb
Proton +1.6 x 10-19 +1 De kern Het
atoomnummer
Neutron 0 0 De kern Variabel
-19
Elektron -1.6 x 10 -1 Rond de kern Gelijk aan
protonen
Het atoommodel van Bohr gaat uit van het model van
Rutherford, maar de elektronen bevinden zich in
elektronenschillen, die een bepaald aantal elektronen
kunnen bevatten. Elektronen die in dezelfde schil
