THEORIE BAS 3
SCHOUDERGORDEL
Nina de Rooij
FYSIOTHERAPIE JAAR 1 hogeschool leiden
,INHOUDSOPGAVE
anatomie schoudergordel ..............................................................................................................................................2
1.01HC: de gezonde schouder ......................................................................................................................................3
1.02HC de skeletspier deel2: functie .............................................................................................................................6
2.01HC: klachten aan de schoudergordel .....................................................................................................................9
2.02HC: raamwerk klinimetrie ......................................................................................................................................13
3.01HC: KNGF evidence statement SAPS en SNN richtlijn frozen sholder ................................................................15
3.02HC: artrokinematica en biomechanica schouder ..................................................................................................18
4.01HC: pijn en motoriek .............................................................................................................................................25
4.02HC specifieke testen en testbatterijen ..................................................................................................................30
5.01HC: als conservatief behandelen niet helpt ..........................................................................................................33
1
,ANATOMIE SCHOUDERGORDEL
Clavicula= sleutelbeen
o Ligt tussen sternum en het
acromion van scapula
o Extremitas sternalis
o Extremitas acromialis
Scapulae= schouderblad, een driehoekig beenstuk
o Drie hoeken te onderscheiden: anguslus superior, lateralis en inferior
o Drie zijkanten: margo superior, lateralis en medialis
▪ Margo superior eindigt in de processus coracoideus
o Voorzijde: facies costalis
o Achterzijde: facies dorsalis
▪ Benige kam: spina scapulae verdeeld
Humerus
o 2 uitsteeksels op de kop van de humerus:
Tuberculum minus en majus
o Tussen de tuberculum minus en majus
gelegen: sulcus intertubercularis
o Distaal van de humerus: laterale en
mediale epicondyle
2
, 1.01HC: DE GEZONDE SCHOUDER
De gewrichten:
Glenohumeraal (GH): kogelgewricht
Sternoclaviculair (SC): anatomisch zadelgewricht, functioneel kogelgewricht
Acromioclaviculair (AC): plat gewricht
Scapulothorcale overgang (CTO): facetgewrichten
De grote mobiliteit van de schouder komt door geliktijdig bewegen van SC, AC en GH (en scapula over
thorcacale glijvlak)
Stand kom in de ruimte
Kom= cavitas glenoidale-> heel oppervlakkig kommetje
Sagittaal vlak: van dorsolateraal naar ventromeidaal (van belang voor
artrokinematica)
Cavitas ‘kijkt’ naar ventraal, lateraal en iets proximaal
Scapulothorcale overgang CTO
= c7 tot en met TH4
Maakt een Homo laterale rotatie tijdens de laatste graden anteflexie/ elevatie beweging van de
schoudergordel
Bij beide armen anteflexie/ elevatie uit te voeren is strekking van de thoracale wervelkolom nodig
Homolateraal= roteert naar dezelfde zijde als de arm beweegt (rechts-rechts).
Bewegingsuitslagen schoudergordel
Anteflexie/elevatie: 180º
Abductie/elevatie: 180º (met natuurlijke exorotatie GH)
o Tuberculum majus draait weg onder acromion→ waardoor dus een grotere
bewegingsuitslag
Abductie GH: ong. 80º (bij fixatie scapula)
Horizontale adductie: ong. 130º
Exorotatie: 80-90º (vanuit nulstand)
Endorotatie: 110º (vanuit nulstand)
Extensie: 50-60º
De anteflexie/ elevatie beweging, het optillen van je arm van 0→180º
Totale beweging laat 180º toe de deelbewegingen bestaan uit:
GH: anteflexie humerus tot 80-90º, daarna beweegt scapula en clavicula mee (scapulohumeraal
ritme)
ST: protractie, elevatie en laterorotatie (laatste 10 graden gaat scapula weer naar beneden→
depressie)
SC: abductie (elevatie clavicula)
CTO: tijdens de laatste 10º abductie/elevatie beweegt CTO mee met een hom laterale rotatie,
lateroflexie en extensie
3
SCHOUDERGORDEL
Nina de Rooij
FYSIOTHERAPIE JAAR 1 hogeschool leiden
,INHOUDSOPGAVE
anatomie schoudergordel ..............................................................................................................................................2
1.01HC: de gezonde schouder ......................................................................................................................................3
1.02HC de skeletspier deel2: functie .............................................................................................................................6
2.01HC: klachten aan de schoudergordel .....................................................................................................................9
2.02HC: raamwerk klinimetrie ......................................................................................................................................13
3.01HC: KNGF evidence statement SAPS en SNN richtlijn frozen sholder ................................................................15
3.02HC: artrokinematica en biomechanica schouder ..................................................................................................18
4.01HC: pijn en motoriek .............................................................................................................................................25
4.02HC specifieke testen en testbatterijen ..................................................................................................................30
5.01HC: als conservatief behandelen niet helpt ..........................................................................................................33
1
,ANATOMIE SCHOUDERGORDEL
Clavicula= sleutelbeen
o Ligt tussen sternum en het
acromion van scapula
o Extremitas sternalis
o Extremitas acromialis
Scapulae= schouderblad, een driehoekig beenstuk
o Drie hoeken te onderscheiden: anguslus superior, lateralis en inferior
o Drie zijkanten: margo superior, lateralis en medialis
▪ Margo superior eindigt in de processus coracoideus
o Voorzijde: facies costalis
o Achterzijde: facies dorsalis
▪ Benige kam: spina scapulae verdeeld
Humerus
o 2 uitsteeksels op de kop van de humerus:
Tuberculum minus en majus
o Tussen de tuberculum minus en majus
gelegen: sulcus intertubercularis
o Distaal van de humerus: laterale en
mediale epicondyle
2
, 1.01HC: DE GEZONDE SCHOUDER
De gewrichten:
Glenohumeraal (GH): kogelgewricht
Sternoclaviculair (SC): anatomisch zadelgewricht, functioneel kogelgewricht
Acromioclaviculair (AC): plat gewricht
Scapulothorcale overgang (CTO): facetgewrichten
De grote mobiliteit van de schouder komt door geliktijdig bewegen van SC, AC en GH (en scapula over
thorcacale glijvlak)
Stand kom in de ruimte
Kom= cavitas glenoidale-> heel oppervlakkig kommetje
Sagittaal vlak: van dorsolateraal naar ventromeidaal (van belang voor
artrokinematica)
Cavitas ‘kijkt’ naar ventraal, lateraal en iets proximaal
Scapulothorcale overgang CTO
= c7 tot en met TH4
Maakt een Homo laterale rotatie tijdens de laatste graden anteflexie/ elevatie beweging van de
schoudergordel
Bij beide armen anteflexie/ elevatie uit te voeren is strekking van de thoracale wervelkolom nodig
Homolateraal= roteert naar dezelfde zijde als de arm beweegt (rechts-rechts).
Bewegingsuitslagen schoudergordel
Anteflexie/elevatie: 180º
Abductie/elevatie: 180º (met natuurlijke exorotatie GH)
o Tuberculum majus draait weg onder acromion→ waardoor dus een grotere
bewegingsuitslag
Abductie GH: ong. 80º (bij fixatie scapula)
Horizontale adductie: ong. 130º
Exorotatie: 80-90º (vanuit nulstand)
Endorotatie: 110º (vanuit nulstand)
Extensie: 50-60º
De anteflexie/ elevatie beweging, het optillen van je arm van 0→180º
Totale beweging laat 180º toe de deelbewegingen bestaan uit:
GH: anteflexie humerus tot 80-90º, daarna beweegt scapula en clavicula mee (scapulohumeraal
ritme)
ST: protractie, elevatie en laterorotatie (laatste 10 graden gaat scapula weer naar beneden→
depressie)
SC: abductie (elevatie clavicula)
CTO: tijdens de laatste 10º abductie/elevatie beweegt CTO mee met een hom laterale rotatie,
lateroflexie en extensie
3