Samenvatting
Voedingsmiddelenchemie
Gastcollege
Meat
–
Loes
Wijnoltz
5
‘key
food’
elementen:
-‐ Water
-‐ Koolhydraten
-‐ Lipiden
-‐ Eiwitten
-‐ Micronutriënten
Licht
heeft
invloed
in
supermarkt
op
de
houdbaarheid
van
producten:
-‐ Light
level:
sterkte
van
het
licht
(grootste
invloed)
-‐ Light
spectrum:
het
deel
in
het
licht
spectrum
dat
wordt
gebruikt
Eiwitten:
-‐ Polymeren
van
aminozuren
-‐ Tijdens
koken
denatureren
eiwitten,
waarbij
ze
hun
secundaire
en
tertiaire
structuur
verliezen
-‐ Een
eiwit
bevat
een
kern,
de
heem-‐groep,
die
de
kleur
van
het
gehele
complex
bepaald
-‐ Vlees:
kleur
door
myoglobine
Kleur
van
vers
vlees:
-‐ De
verandering
van
de
kleur
van
vlees
wordt
voornamelijk
veroorzaakt
door
ijzer
-‐ Door
het
aminozuur
histidine
kan
ijzer(II)
worden
omgezet
in
ijzer(III)
Veel
zuurstof
aanwezig:
rood
vlees
Minder
zuurstof
aanwezig:
paars
vlees
Een
tijd
geen
zuurstof
aanwezig:
bruin
vlees
à
Zuurstof
(O2)
wordt
gedeeld
Tijdens
roken
van
vlees
worden
nitrietoxides
gevormd,
deze
reageren
met
heem
myoglobine
(Fe2+)
+
NO2-‐
à
myoglobine
(Fe3+)
+
NO
rood
à
bruin
Koken
met
eiwitten:
-‐ Opgeloste
eiwitten:
kleurloze
of
transparante
oplossing
-‐ Tijdens
koken
en
denatureren:
fasescheiding
(ei
wordt
wit)
Kleur
van
gekookt
vlees:
-‐ Fe(II)
(rood)
+
gedenatureerd
eiwit
à
Fe(II)
(roze)
-‐ Fe(III)
(bruin)
+
gedenatureerd
eiwit
à
Fe(III)
(licht
bruin)
-‐ Andere
condities,
chemische
omgevingen
en
thermische
omstandigheden
kunnen
zelfs
leiden
tot
ontleding
van
de
porfyrinering
à
kleur
kan
veranderen
naar
groen,
oranje
en
zelfs
kleurloos
, Spieren:
-‐ Voorkeur
als
vlees:
skeletspier
(spier
die
vastzit
aan
bot)
-‐ Dikke
filament
eiwitten:
myosine
-‐ Dunne
filament
eiwitten:
actine
-‐ Spiervezels
zitten
samen
in
bundels,
welke
zijn
omringt
door
bindweefsel
(25%
van
de
totale
spierweefsels)
-‐ Hoofdbestanddelen
zijn
elastine
en
collageen
-‐ Tijdens
het
koken
wordt
collageen
gehydrolyseerd
(gemak
waarmee
hangt
af
van
de
locatie
van
het
weefsel
en
de
leeftijd)
waardoor
het
gelatine
wordt
Rode
spiervezels:
langdurig
energie
geven
(veel
myoglobine)
Witte
spiervezels:
kort
veel
energie
geven
(weinig
myoglobine)
Vetweefsel:
-‐ Is
een
deel
van
het
bindweefsel
-‐ Functie:
energieopslag
en
mechanische
bescherming
-‐ Vet
is
aanwezig
als
triglyceriden
of
vetzuren
-‐ In
maag:
triglyceriden
à
vrije
vetzuren
+
glycerol
-‐ In
vetweefsel
gebeurt
omgekeerde
-‐ 70-‐75%
van
vlees
bestaat
uit
water
-‐ Bot
bestaat
uit
anorganisch
en
organisch
materiaal
Slachten:
3
kwaliteiten
van
vlees:
-‐ PSE:
pale,
soft
and
exudative
-‐ RNF:
reddisch,
firm
and
non-‐edudative
-‐ DFD:
dark,
firm
and
dry
3
stadia:
-‐ Leegbloeden
-‐ Spierverstijving
-‐ Autolyse
en
eiwitafbraak
In
leven:
glycogeen
+
O2
à
CO2
+
H2O
+
ATP
Dood:
glycogeen
à
melkzuur
-‐ Glycogeen
is
brandstof
voor
spieren
-‐ Als
er
geen
zuurstof
aanwezig
is,
wordt
er
melkzuur
gevormd
Spierverstijftetoestand:
-‐ Als
ATP
opgebruikt
is
-‐ DFD:
weinig
glycogeen
-‐ PSE:
geen
ATP
-‐ Door
de
vorming
van
melkzuur
zal
de
pH
zakken
à
heeft
invloed
op
het
vlees
-‐ Als
pH
<
5,6
à
autolyse
en
eiwitafbraak
start
à
enzymen
raken
hun
eiwitstructuur
kwijt
à
eiwitten
worden
opgesplitst
in
aminozuren
Voedingsmiddelenchemie
Gastcollege
Meat
–
Loes
Wijnoltz
5
‘key
food’
elementen:
-‐ Water
-‐ Koolhydraten
-‐ Lipiden
-‐ Eiwitten
-‐ Micronutriënten
Licht
heeft
invloed
in
supermarkt
op
de
houdbaarheid
van
producten:
-‐ Light
level:
sterkte
van
het
licht
(grootste
invloed)
-‐ Light
spectrum:
het
deel
in
het
licht
spectrum
dat
wordt
gebruikt
Eiwitten:
-‐ Polymeren
van
aminozuren
-‐ Tijdens
koken
denatureren
eiwitten,
waarbij
ze
hun
secundaire
en
tertiaire
structuur
verliezen
-‐ Een
eiwit
bevat
een
kern,
de
heem-‐groep,
die
de
kleur
van
het
gehele
complex
bepaald
-‐ Vlees:
kleur
door
myoglobine
Kleur
van
vers
vlees:
-‐ De
verandering
van
de
kleur
van
vlees
wordt
voornamelijk
veroorzaakt
door
ijzer
-‐ Door
het
aminozuur
histidine
kan
ijzer(II)
worden
omgezet
in
ijzer(III)
Veel
zuurstof
aanwezig:
rood
vlees
Minder
zuurstof
aanwezig:
paars
vlees
Een
tijd
geen
zuurstof
aanwezig:
bruin
vlees
à
Zuurstof
(O2)
wordt
gedeeld
Tijdens
roken
van
vlees
worden
nitrietoxides
gevormd,
deze
reageren
met
heem
myoglobine
(Fe2+)
+
NO2-‐
à
myoglobine
(Fe3+)
+
NO
rood
à
bruin
Koken
met
eiwitten:
-‐ Opgeloste
eiwitten:
kleurloze
of
transparante
oplossing
-‐ Tijdens
koken
en
denatureren:
fasescheiding
(ei
wordt
wit)
Kleur
van
gekookt
vlees:
-‐ Fe(II)
(rood)
+
gedenatureerd
eiwit
à
Fe(II)
(roze)
-‐ Fe(III)
(bruin)
+
gedenatureerd
eiwit
à
Fe(III)
(licht
bruin)
-‐ Andere
condities,
chemische
omgevingen
en
thermische
omstandigheden
kunnen
zelfs
leiden
tot
ontleding
van
de
porfyrinering
à
kleur
kan
veranderen
naar
groen,
oranje
en
zelfs
kleurloos
, Spieren:
-‐ Voorkeur
als
vlees:
skeletspier
(spier
die
vastzit
aan
bot)
-‐ Dikke
filament
eiwitten:
myosine
-‐ Dunne
filament
eiwitten:
actine
-‐ Spiervezels
zitten
samen
in
bundels,
welke
zijn
omringt
door
bindweefsel
(25%
van
de
totale
spierweefsels)
-‐ Hoofdbestanddelen
zijn
elastine
en
collageen
-‐ Tijdens
het
koken
wordt
collageen
gehydrolyseerd
(gemak
waarmee
hangt
af
van
de
locatie
van
het
weefsel
en
de
leeftijd)
waardoor
het
gelatine
wordt
Rode
spiervezels:
langdurig
energie
geven
(veel
myoglobine)
Witte
spiervezels:
kort
veel
energie
geven
(weinig
myoglobine)
Vetweefsel:
-‐ Is
een
deel
van
het
bindweefsel
-‐ Functie:
energieopslag
en
mechanische
bescherming
-‐ Vet
is
aanwezig
als
triglyceriden
of
vetzuren
-‐ In
maag:
triglyceriden
à
vrije
vetzuren
+
glycerol
-‐ In
vetweefsel
gebeurt
omgekeerde
-‐ 70-‐75%
van
vlees
bestaat
uit
water
-‐ Bot
bestaat
uit
anorganisch
en
organisch
materiaal
Slachten:
3
kwaliteiten
van
vlees:
-‐ PSE:
pale,
soft
and
exudative
-‐ RNF:
reddisch,
firm
and
non-‐edudative
-‐ DFD:
dark,
firm
and
dry
3
stadia:
-‐ Leegbloeden
-‐ Spierverstijving
-‐ Autolyse
en
eiwitafbraak
In
leven:
glycogeen
+
O2
à
CO2
+
H2O
+
ATP
Dood:
glycogeen
à
melkzuur
-‐ Glycogeen
is
brandstof
voor
spieren
-‐ Als
er
geen
zuurstof
aanwezig
is,
wordt
er
melkzuur
gevormd
Spierverstijftetoestand:
-‐ Als
ATP
opgebruikt
is
-‐ DFD:
weinig
glycogeen
-‐ PSE:
geen
ATP
-‐ Door
de
vorming
van
melkzuur
zal
de
pH
zakken
à
heeft
invloed
op
het
vlees
-‐ Als
pH
<
5,6
à
autolyse
en
eiwitafbraak
start
à
enzymen
raken
hun
eiwitstructuur
kwijt
à
eiwitten
worden
opgesplitst
in
aminozuren