1. Celcytoplasma
1.1 Algemeen
Prokaryote cellen bestaan enkel als bacteriën. De cellen zijn klein en hebben een extra wand
buiten de celmembraan. Er is geen kernmembraan die het DNA van de rest scheidt.
Eukaryote cel is groter en hebben een kern met een eigen kernmembraan. Histon-eiwitten zijn
geassocieerd aan het DNA en er zijn in het cytoplasma van de eukaryote cel tal van organellen.
We kunnen in een lichtmicroscopisch beeld enkel de kern en het cytoplasma onderscheiden. Het
cytoplasma wordt afgescheiden van de extracellulaire matrix door de plasmamembraan
(=celmembraan).
1.2 De celmembraan en zijn componenten
Pinocyntose, fagocytose en exocytose zijn manieren van de cel om te communiceren met en te
reageren met de buitenwereld. De celmembraan speelt hierin een belangrijke rol
1.2.1 Pinocytose
Cel gaat materiaal van buiten opnemen (drinken).
1. Door invaginatie van de celmembraan. Er ontstaan kleine vesikels die door de cel heen
reizen en fuseren met lysosomen of om opnieuw de cel te verlaten door exocytose. Zo kunnen
endotheelcellen virj grote hoeveelheden vocht verplaatsen
2. Door binding van liganden die zich binden op receptoren, al of niet verzameld in een putje in
de membraan. De put invagineert verder en vormt een vesikel.
1
,1.2.2 Fagocytose
Kan vergeleken worden met ‘eten’. Neutrofiele granulocyten en macrofagen zijn gespecialiseerd in
fagocytose. Hierdoor kunnen grotere solide materialen zoals bacteriën en weefselresten worden
opgeruimd.
voorbeeld: witte bloedcellen omsluiten bacteriën om ze vervolgens af te breken
1.2.3 Exocytose
Fusie van een vesikel in de cel met het celmembraan, zodat de inhoud ervan buiten de cel terecht
komt. Hierdoor worden de stoffen die aanwezig zijn in de vesikel afgegeven aan de omgeving van
de cel.
1. Nucleolus
2. Celkern
3. Ribosoom
4. Vesikel
5. Ruw endoplasmatisch reticulum
6. Golgiapparaat
7. Cytoskelet
8. Glad endoplasmatisch reticulum
9. Mitochondrion
10. Vacuole
11. Cytoplasma
12. Lysosoom
13. Centriool
2
, 1.3 Celorganellen
1.3.1 Mitochondriën
Celorganellen van +/- 1 micrometer die energie produceren (50% warmte, 50% ATP). Ze zijn dan
ook te vinden in delen van de cel waar het energieverbruik hoog is.
Omdat mitochondriën de cel van energie voorzien, is er een verband tussen de energiebehoefte
van een cel en het aantal mitochondriën per cel.
Het heeft 2 membranen (uit-en inwendig), tussen deze lagen bevinden zich tal van enzymen die
verantwoordelijk zijn voor de energieproductie via de citroenzuurcyclus en het elektronentransport
Bij mitose (kerndeling) krijgt elke dochtercel ongeveer de helft van de mitochondriën. Deze
groeien en splitsen in dochtercellen.
1.3.2 Ribosomen
Kleine celorganellen, bestaande uit eiwit en 4 soorten rRNA. Ze bestaan uit een licht en een zwaar
deel.
De eiwitfractie wordt aangemaakt in het cytoplasma. Deze verhuist naar de kern om te binden op
rRNA. Ribosomen die bij elkaar worden gehouden door een streng mRNA heten polyribosomen of
polysomen.
Werking:
Spelen een belangrijke rol in eiwitsynthese. Ze decoderen de mRNA-keten dat van de celkern
komt en zetten het met behulp van tRNA om in een aminozuur sequentie (=eiwit). Een ribosoom is
dus een vertaalapparaat.
1.3.3 Endoplasmatisch reticulum
Het ruw endoplasmatisch reticulum bevindt zich in cellen die eiwitten secreteren. Vormt één
geheel met de kernmembraan. Kan instaan voor de eerste stap in veranderingen van de
geproduceerde eiwitten. De ribosomen bevinden zich aan de binnenzijde (=cytoplasmatische
zijde).
Het glad endoplasmatisch reticulum heeft geen ribosomen en dient voornamelijk om stoffen
vanuit het ruw endoplasmatisch reticulum te vervoeren naar het golgiapparaa. Het is continu met
het RER.
Het staat ook in voor de synthese van steroïde hormonen, degradatie van hormonen en ontgifting
van farmaca (in levercellen), synthese van fosfolipiden en glycogeen.
In de spiercellen ligt het als sarcoplasmatisch reticulum omheen de contractiele vezels en is in
staat om calciumionen te stockeren.
3
1.1 Algemeen
Prokaryote cellen bestaan enkel als bacteriën. De cellen zijn klein en hebben een extra wand
buiten de celmembraan. Er is geen kernmembraan die het DNA van de rest scheidt.
Eukaryote cel is groter en hebben een kern met een eigen kernmembraan. Histon-eiwitten zijn
geassocieerd aan het DNA en er zijn in het cytoplasma van de eukaryote cel tal van organellen.
We kunnen in een lichtmicroscopisch beeld enkel de kern en het cytoplasma onderscheiden. Het
cytoplasma wordt afgescheiden van de extracellulaire matrix door de plasmamembraan
(=celmembraan).
1.2 De celmembraan en zijn componenten
Pinocyntose, fagocytose en exocytose zijn manieren van de cel om te communiceren met en te
reageren met de buitenwereld. De celmembraan speelt hierin een belangrijke rol
1.2.1 Pinocytose
Cel gaat materiaal van buiten opnemen (drinken).
1. Door invaginatie van de celmembraan. Er ontstaan kleine vesikels die door de cel heen
reizen en fuseren met lysosomen of om opnieuw de cel te verlaten door exocytose. Zo kunnen
endotheelcellen virj grote hoeveelheden vocht verplaatsen
2. Door binding van liganden die zich binden op receptoren, al of niet verzameld in een putje in
de membraan. De put invagineert verder en vormt een vesikel.
1
,1.2.2 Fagocytose
Kan vergeleken worden met ‘eten’. Neutrofiele granulocyten en macrofagen zijn gespecialiseerd in
fagocytose. Hierdoor kunnen grotere solide materialen zoals bacteriën en weefselresten worden
opgeruimd.
voorbeeld: witte bloedcellen omsluiten bacteriën om ze vervolgens af te breken
1.2.3 Exocytose
Fusie van een vesikel in de cel met het celmembraan, zodat de inhoud ervan buiten de cel terecht
komt. Hierdoor worden de stoffen die aanwezig zijn in de vesikel afgegeven aan de omgeving van
de cel.
1. Nucleolus
2. Celkern
3. Ribosoom
4. Vesikel
5. Ruw endoplasmatisch reticulum
6. Golgiapparaat
7. Cytoskelet
8. Glad endoplasmatisch reticulum
9. Mitochondrion
10. Vacuole
11. Cytoplasma
12. Lysosoom
13. Centriool
2
, 1.3 Celorganellen
1.3.1 Mitochondriën
Celorganellen van +/- 1 micrometer die energie produceren (50% warmte, 50% ATP). Ze zijn dan
ook te vinden in delen van de cel waar het energieverbruik hoog is.
Omdat mitochondriën de cel van energie voorzien, is er een verband tussen de energiebehoefte
van een cel en het aantal mitochondriën per cel.
Het heeft 2 membranen (uit-en inwendig), tussen deze lagen bevinden zich tal van enzymen die
verantwoordelijk zijn voor de energieproductie via de citroenzuurcyclus en het elektronentransport
Bij mitose (kerndeling) krijgt elke dochtercel ongeveer de helft van de mitochondriën. Deze
groeien en splitsen in dochtercellen.
1.3.2 Ribosomen
Kleine celorganellen, bestaande uit eiwit en 4 soorten rRNA. Ze bestaan uit een licht en een zwaar
deel.
De eiwitfractie wordt aangemaakt in het cytoplasma. Deze verhuist naar de kern om te binden op
rRNA. Ribosomen die bij elkaar worden gehouden door een streng mRNA heten polyribosomen of
polysomen.
Werking:
Spelen een belangrijke rol in eiwitsynthese. Ze decoderen de mRNA-keten dat van de celkern
komt en zetten het met behulp van tRNA om in een aminozuur sequentie (=eiwit). Een ribosoom is
dus een vertaalapparaat.
1.3.3 Endoplasmatisch reticulum
Het ruw endoplasmatisch reticulum bevindt zich in cellen die eiwitten secreteren. Vormt één
geheel met de kernmembraan. Kan instaan voor de eerste stap in veranderingen van de
geproduceerde eiwitten. De ribosomen bevinden zich aan de binnenzijde (=cytoplasmatische
zijde).
Het glad endoplasmatisch reticulum heeft geen ribosomen en dient voornamelijk om stoffen
vanuit het ruw endoplasmatisch reticulum te vervoeren naar het golgiapparaa. Het is continu met
het RER.
Het staat ook in voor de synthese van steroïde hormonen, degradatie van hormonen en ontgifting
van farmaca (in levercellen), synthese van fosfolipiden en glycogeen.
In de spiercellen ligt het als sarcoplasmatisch reticulum omheen de contractiele vezels en is in
staat om calciumionen te stockeren.
3