HOOFDSTUK 1 : DE ERFELIJKE CODE EN DE WIJZE
WAAROP ZE WORDT DOORGEGEVEN
INLEIDING
- Mens is opgebouwd uit cellen (zo’n 100 000 miljard)
- Ontstaan mens = samensmelting van eicel en zaadcel bevruchte
eicel/zygote
- Die zygote gaat delen en delen ontstaan dochtercellen
- Differentiatie = na verloop van tijd krijgen die een specifieke vorm en
functie
- Erfelijke code = informatie die nodig is om de differentiatie mogelijk te maken
SITUERING IN DE CEL
- Kleinste cellen = witte bloedcellen
- Grootste cellen = eicellen
Gemeenschappelijk kenmerk: bevatten beiden een celmembraan, cytoplasma en celkern
HET CELMEMBRAAN
- Houdt het geheel samen en zorgt voor een selectieve
uitwisseling tussen het inwendige van de cel en haar
omgeving
- Bevat suikermoleculen – fosfolipiden – eiwitten
- Bevat ionkanaaltjes
o Functie: poortwachter bij de selectieve
uitwisseling van stoffen doorheen de ionkanaaltjes
HET CYTOPLASMA
- Plaats waarin alle stofwisselingsprocessen van de cel zich
afspelen
- Synoniem = celsap
- Bevat organische stoffen: eiwitten, suikers, vetten
- Bevat anorganische stoffen/mineralen: natrium, ijzer,
chloor,…
, - Bevat organellen: verantwoordelijk voor de werking van de cel
o Endoplasmatisch reticulum – microtubuli – Golgi-apparaat – vacuolen – lysosomen –
mitochondriën – ribosomen – centriolen (functie zie 1.1.2)
- Vergelijking cel met middeleeuwse stad
o Membraan = stadsmuur die vijanden buitenhoudt maar ook goed bewaakte poorten
heeft waarlangs diverse goederen selectief in en uit gebracht kunnen worden.
o Kern = het belfort met schatkamer waarin het archief van de stad met belangrijkste
documenten en oorkonden wordt bewaard.
o Endoplasmatisch reticulum = talloze straatjes en steegjes
o Microtubuli = diverse muurversterkingen
o Ribosomen = vele werkplaatsen en boetiekjes
o Mitochondriën = windmolens
o Golgi – apparaat = postgebouw
o Vacuolen = diverse opslagruimten
o Lysosomen = opruimingsdienst
DE NUCLEUS OF CELKERN
- Bevat het erfelijk materiaal
- Bevat een kernplasma, kernmembraan, kernporiën
- Kernkleurstof/chromatine = aantal fijnkorrelige, donkere
vlekken
- Kernlichaampje/nucleolus = den nog donkerder gekleurde
vlek
o Beslissende rol in het doorgeven van erfelijke informatie vanuit celkern naar
cytoplasma
- Chromosomen = chromatine die zich deelt
UITZICHT VAN HET ERFELIJK MATERIAAL
DE ENKELVOUDIGE CHROMATINEDRAADJES
, - Menselijke celkern bestaat uit 46 chromosomen
- Chromosomen bestaan uit 2 componenten:
o Erfelijk materiaal (dun kettinkje)
o Klopjes eiwitten die rond de ketting zitten
- Tijdens normale werkingsfase (wanneer ze dus niet delen) chromosomen niet apart
zichtbaar vormen een kluwen van dooreen gestrengelde chromatinedraadjes
OMVORMING TOT CHROMOSOMEN
- Wanneer cel begint te delen chromatinedraadjes worden korter en dikker worden
apart zichtbaar als 46 chromosomen
- 46 chromosomen vormen 2 parallelle groepjes van 23 verschillende exemplaren
o 1 groepje van de eicel: moeder
o 1 groepje van de zaadcel: vader
Homologe chromosomen = chromosomen die geen identieke maar wel eenzelfde soort
informatie bevatten
o Bv. Twee homologe chromosomen bevatten code voor oogkleur maar de ene
heeft een code voor bruine ogen en de andere voor blauwe ogen
- Autosomen = chromosomen (44) die geen verschil maken tussen man en vrouw
- Geslachtschromosomen (2)
o Vrouw: 2 X – chromosomen
o Man: 1 X – chromosoom en 1 Y – chromosoom
DE CHROMOSOMENKAART OF HET KARYOGRAM
- Het overzicht van de geordende chromosomen van een individu.
- Rangschikking :
o Lengte van de chromosomen
Rangschikking van groot naar klein
o Plaats van de centromeer
Metacentrisch: evenwichtige vorming van
het chromosoom: centromeer ligt mooi in
het midden
WAAROP ZE WORDT DOORGEGEVEN
INLEIDING
- Mens is opgebouwd uit cellen (zo’n 100 000 miljard)
- Ontstaan mens = samensmelting van eicel en zaadcel bevruchte
eicel/zygote
- Die zygote gaat delen en delen ontstaan dochtercellen
- Differentiatie = na verloop van tijd krijgen die een specifieke vorm en
functie
- Erfelijke code = informatie die nodig is om de differentiatie mogelijk te maken
SITUERING IN DE CEL
- Kleinste cellen = witte bloedcellen
- Grootste cellen = eicellen
Gemeenschappelijk kenmerk: bevatten beiden een celmembraan, cytoplasma en celkern
HET CELMEMBRAAN
- Houdt het geheel samen en zorgt voor een selectieve
uitwisseling tussen het inwendige van de cel en haar
omgeving
- Bevat suikermoleculen – fosfolipiden – eiwitten
- Bevat ionkanaaltjes
o Functie: poortwachter bij de selectieve
uitwisseling van stoffen doorheen de ionkanaaltjes
HET CYTOPLASMA
- Plaats waarin alle stofwisselingsprocessen van de cel zich
afspelen
- Synoniem = celsap
- Bevat organische stoffen: eiwitten, suikers, vetten
- Bevat anorganische stoffen/mineralen: natrium, ijzer,
chloor,…
, - Bevat organellen: verantwoordelijk voor de werking van de cel
o Endoplasmatisch reticulum – microtubuli – Golgi-apparaat – vacuolen – lysosomen –
mitochondriën – ribosomen – centriolen (functie zie 1.1.2)
- Vergelijking cel met middeleeuwse stad
o Membraan = stadsmuur die vijanden buitenhoudt maar ook goed bewaakte poorten
heeft waarlangs diverse goederen selectief in en uit gebracht kunnen worden.
o Kern = het belfort met schatkamer waarin het archief van de stad met belangrijkste
documenten en oorkonden wordt bewaard.
o Endoplasmatisch reticulum = talloze straatjes en steegjes
o Microtubuli = diverse muurversterkingen
o Ribosomen = vele werkplaatsen en boetiekjes
o Mitochondriën = windmolens
o Golgi – apparaat = postgebouw
o Vacuolen = diverse opslagruimten
o Lysosomen = opruimingsdienst
DE NUCLEUS OF CELKERN
- Bevat het erfelijk materiaal
- Bevat een kernplasma, kernmembraan, kernporiën
- Kernkleurstof/chromatine = aantal fijnkorrelige, donkere
vlekken
- Kernlichaampje/nucleolus = den nog donkerder gekleurde
vlek
o Beslissende rol in het doorgeven van erfelijke informatie vanuit celkern naar
cytoplasma
- Chromosomen = chromatine die zich deelt
UITZICHT VAN HET ERFELIJK MATERIAAL
DE ENKELVOUDIGE CHROMATINEDRAADJES
, - Menselijke celkern bestaat uit 46 chromosomen
- Chromosomen bestaan uit 2 componenten:
o Erfelijk materiaal (dun kettinkje)
o Klopjes eiwitten die rond de ketting zitten
- Tijdens normale werkingsfase (wanneer ze dus niet delen) chromosomen niet apart
zichtbaar vormen een kluwen van dooreen gestrengelde chromatinedraadjes
OMVORMING TOT CHROMOSOMEN
- Wanneer cel begint te delen chromatinedraadjes worden korter en dikker worden
apart zichtbaar als 46 chromosomen
- 46 chromosomen vormen 2 parallelle groepjes van 23 verschillende exemplaren
o 1 groepje van de eicel: moeder
o 1 groepje van de zaadcel: vader
Homologe chromosomen = chromosomen die geen identieke maar wel eenzelfde soort
informatie bevatten
o Bv. Twee homologe chromosomen bevatten code voor oogkleur maar de ene
heeft een code voor bruine ogen en de andere voor blauwe ogen
- Autosomen = chromosomen (44) die geen verschil maken tussen man en vrouw
- Geslachtschromosomen (2)
o Vrouw: 2 X – chromosomen
o Man: 1 X – chromosoom en 1 Y – chromosoom
DE CHROMOSOMENKAART OF HET KARYOGRAM
- Het overzicht van de geordende chromosomen van een individu.
- Rangschikking :
o Lengte van de chromosomen
Rangschikking van groot naar klein
o Plaats van de centromeer
Metacentrisch: evenwichtige vorming van
het chromosoom: centromeer ligt mooi in
het midden