GEDRAGSWETENSCHAPPEN
GW1: PERSOONLIJKE FACTOREN
Persoonlijke factoren
- Demografische kenmerken
o Leeftijd, geslacht, opleiding, burgerlijke staat, beroep, culturele achtergrond
- Locus of control
o De neiging om gebeurtenissen toe te eigenen aan de interne of externe factoren.
o Interne factor: dit is mij overkomen maar ik kan zelf bepalen hoe ik mijn leven kan leven
▪ Minder kwetsbaar en meer flexibel
o Externe factor: waarom is mij dit overkomen en er is niks wat ik er zelf aan kan doen om dit
te veranderen
- Attributie stijlen
o Het verklaren van succes of falen
o Intern – extern
▪ Je hebt er zelf invloed op – je hebt er geen invloed op
o Instabiel – stabiel
▪ Veranderbaar – permanent
o Specifiek – globaal
- Stress
o Stressor – stress – stressrespons
▪ Stress: Een niet specifieke respons van het lichaam op een veranderende situatie,
waarbij je natuurlijk overlevingsmechanisme in werking treedt.
▪ Stressrespons: hoe reageert iemand op een stressvolle situatie
o Primaire en secundaire appraisal
▪ Primair = een inschatting
▪ Secundair = wat daarop volgt, wat kan ik hieraan doen en wat zijn de middelen
hiervoor
o Eustress versus distress
▪ Eustress = positieve stress
▪ Distress = negatieve stress
- Coping stijlen
o De manier waarop iemand met een stresssituatie omgaat
o Probleem georiënteerde coping
▪ Gedrag dat gericht is om het probleem op te lossen
▪ Confronteren, informatie inwinnen, hulp vragen
o Emotie regulerende coping
▪ Gedrag dat gericht om anders met het probleem om te gaan
▪ Met anderen praten, afleiding zoeken, ontkennen, medicatie gebruik, alcohol, roken
en eten
o Utrechtse coping lijst (UCL) – voorbeeld: iemand met lage rugklachten
▪ Actief aanpakken - fitness buik en rug trainen
▪ Palliatieve reactie - naar fysio om te laten masseren
▪ Vermijden - niet meer bukken tillen
▪ Sociale steun zoeken - moeder je laten brengen naar school omdat fietsen pijn doet
▪ Passief reactiepatroon - op bank wachten tot pijn weg is
▪ Expressie van emoties - verdrietig worden of boos worden
▪ Geruststellende gedachten - jezelf inpraten dat het overgaat en niet zo erg is
, - Emoties
o Boos, Bang, Bedroefd, Blij, Affectie
Coachen: het succes van een behandeling en het uiteindelijke herstel van de patiënt is voor een groot deel
afhankelijk van hemzelf, maar het is jouw taak om de patiënt hier inzicht in te verschaffen
GW3: COMMUNICATIE
Casus:
- Demografische kenmerken
o Geslacht: vrouw
o Leeftijd: 41 jaar oud
o Nationaliteit: Zuid-Afrikaans
o Burgelijke staat: getrouwd, 3 kinderen
o Beroep: huisarts assistente
- Anamnese
o Hulpvraag: ze wil van haar pijn af en advies over hoe ze haar stress kan verminderen
o Screening: Geen rode vlaggen
o Status praesens: Hoofdpijn en duizeligheid, stijf en gespannen gevoel in haar nek en
vermoeidheid
o Begin klachten/ oorzaak: 2 maanden geleden geleidelijk aan begonnen; ze denkt dat stress en
overbelasting op haar werk de oorzaak zijn
o Beloop:De laatste 2 weken namen de klachten toe
o Provocatie: Huishoudelijke taken, werken achter de pc
o Reductie: Zitten met een kussen in haar nek
o Medicatie: geen
o Eerder onderzoek: geen
➔ Viel op dat ze een externe locus of control heeft en passieve coping stijl
vertoond.
- ICF model
Door pijlen te trekken ga je verbanden leggen. In het RPS formulier
GW1: PERSOONLIJKE FACTOREN
Persoonlijke factoren
- Demografische kenmerken
o Leeftijd, geslacht, opleiding, burgerlijke staat, beroep, culturele achtergrond
- Locus of control
o De neiging om gebeurtenissen toe te eigenen aan de interne of externe factoren.
o Interne factor: dit is mij overkomen maar ik kan zelf bepalen hoe ik mijn leven kan leven
▪ Minder kwetsbaar en meer flexibel
o Externe factor: waarom is mij dit overkomen en er is niks wat ik er zelf aan kan doen om dit
te veranderen
- Attributie stijlen
o Het verklaren van succes of falen
o Intern – extern
▪ Je hebt er zelf invloed op – je hebt er geen invloed op
o Instabiel – stabiel
▪ Veranderbaar – permanent
o Specifiek – globaal
- Stress
o Stressor – stress – stressrespons
▪ Stress: Een niet specifieke respons van het lichaam op een veranderende situatie,
waarbij je natuurlijk overlevingsmechanisme in werking treedt.
▪ Stressrespons: hoe reageert iemand op een stressvolle situatie
o Primaire en secundaire appraisal
▪ Primair = een inschatting
▪ Secundair = wat daarop volgt, wat kan ik hieraan doen en wat zijn de middelen
hiervoor
o Eustress versus distress
▪ Eustress = positieve stress
▪ Distress = negatieve stress
- Coping stijlen
o De manier waarop iemand met een stresssituatie omgaat
o Probleem georiënteerde coping
▪ Gedrag dat gericht is om het probleem op te lossen
▪ Confronteren, informatie inwinnen, hulp vragen
o Emotie regulerende coping
▪ Gedrag dat gericht om anders met het probleem om te gaan
▪ Met anderen praten, afleiding zoeken, ontkennen, medicatie gebruik, alcohol, roken
en eten
o Utrechtse coping lijst (UCL) – voorbeeld: iemand met lage rugklachten
▪ Actief aanpakken - fitness buik en rug trainen
▪ Palliatieve reactie - naar fysio om te laten masseren
▪ Vermijden - niet meer bukken tillen
▪ Sociale steun zoeken - moeder je laten brengen naar school omdat fietsen pijn doet
▪ Passief reactiepatroon - op bank wachten tot pijn weg is
▪ Expressie van emoties - verdrietig worden of boos worden
▪ Geruststellende gedachten - jezelf inpraten dat het overgaat en niet zo erg is
, - Emoties
o Boos, Bang, Bedroefd, Blij, Affectie
Coachen: het succes van een behandeling en het uiteindelijke herstel van de patiënt is voor een groot deel
afhankelijk van hemzelf, maar het is jouw taak om de patiënt hier inzicht in te verschaffen
GW3: COMMUNICATIE
Casus:
- Demografische kenmerken
o Geslacht: vrouw
o Leeftijd: 41 jaar oud
o Nationaliteit: Zuid-Afrikaans
o Burgelijke staat: getrouwd, 3 kinderen
o Beroep: huisarts assistente
- Anamnese
o Hulpvraag: ze wil van haar pijn af en advies over hoe ze haar stress kan verminderen
o Screening: Geen rode vlaggen
o Status praesens: Hoofdpijn en duizeligheid, stijf en gespannen gevoel in haar nek en
vermoeidheid
o Begin klachten/ oorzaak: 2 maanden geleden geleidelijk aan begonnen; ze denkt dat stress en
overbelasting op haar werk de oorzaak zijn
o Beloop:De laatste 2 weken namen de klachten toe
o Provocatie: Huishoudelijke taken, werken achter de pc
o Reductie: Zitten met een kussen in haar nek
o Medicatie: geen
o Eerder onderzoek: geen
➔ Viel op dat ze een externe locus of control heeft en passieve coping stijl
vertoond.
- ICF model
Door pijlen te trekken ga je verbanden leggen. In het RPS formulier