Abductie van het lichaam af
Adductie naar het lichaam toe
Anatomie periode 2 week 2. Elleboog, onderarm en pols.
Voorbereiding hoorcollege dinsdag 25 november. 1.2.10.
pagina 248: Botten van de vrije ledematen;
pagina 253: C Articulerende gewrichtsvlakken van het proximale handgewricht van
een rechter hand;
pagina 270: Ellebooggewrichten (art. cubiti) als geheel;
pagina 277: C Bewegingsbereik in het humeroradiaal en humeroulnair gewricht van het
ellebooggewricht;
pagina 289: B Bewegingen en bewegingsassen van het proximale en distale
handgewricht;
pagina 304
313: Bovenarm- en onderarmmusculatuur;
pagina 320: Overzicht van spierfuncties: ellebooggewricht;
pagina 322: Overzicht van spierfuncties: polsgewricht
Pagina 248 1.7 Botten van de vrije ledenmaten: gewrichtsvlakken van radius en ulna.
- Acromion: schouder dak
- Scapula: schoudergewricht
- Clavicula: sleutelbeen
- Proc. Coracoideus: ravenbekuitsteeksel dat bij schouderblad hoort.
- Angulus inferior: onderste hoek van het schouderblad.
- Brachium: bovenarm
- Olecranon: proximale (dichtbij) deel van de ellepijp
- Art. humeroradialis: ellebooggewricht (kogelgewricht)
- Caput radii: hoofd van het spaakbeen
- Antebrachium: onderarm
- Ulna: ellepijp
- Radius: spaakbeen
- Proc. Styloideus radii: botvormig uitsteeksel aan het distale (verweg) uiteinde van
het spaakbeen
- Os metacarpi ll: eerste vingerkootje (vinger)
- Os metacarpi l: eerste vingerkootje (duim)
- Digti: vingers
- Phalanx proximalis l: middelste vingerkootje
- Phalanx distalis l: laatste vingerkootje
- Manus: hand
A. Rechter bovenste extremiteit
Lateraal aanzicht (zijaanzicht). De onderarm staat in supinatiestand: radius (spaakbeen) en
ulna (ellepijp) liggen parallel naast elkaar.
B Rechter onderarm
Lateraal aanzicht (zijaanzicht). Radius (spaakbeen) en ulna (ellepijp) zijn zonder
gewichtscontact weergeven.
, Pagina 253 1.9 Botten van de vrije ledenmaten: handwortelbeenderen.
C. Articulerende gewrichtsvlakken van het proximale (dichtbij) handgewricht van de rechter
hand. (articulatio radiocarpalis)
Binnen de art. radiocarpalis onderscheid men vanuit klinisch oogpunt een radiaal
(spaakbeen) en ulnair (ellepijp) compartiment.
Pagina 270 1.18 Ellebooggewricht (articulatio cubiti) als geheel.
A. In het ellebooggewricht (art. cubiti) articuleren de humerus (bovenarmbot) en beide
onderarmbotten radius (spaakbeen) en ulna (ellepijp). Deze drie botten vormen binnen het
ellebooggewricht drie deelgewrichten:
- Humero-ulnair gewricht (art. humeroulnaris) tussen humero en ulna (ellepijp)
- Humeroradiaal gewricht (art. humeroradialis) tussen humero en radialis (spaakbeen)
- Proximale radio-ulnair gewricht. (art. radioulnaris proximalis) tussen de proximale
(dichtbij) einden van de radius (spaakbeen) en ulna (ellepijp)
Pagina 277 1.21 Bewegingen in ellebooggewricht en radio-ulnair gewricht.
C. bewegingsbereik in het humeroradiaal en humero-ulnair gewricht van het
ellebooggewricht.
- De flexie-/extensieas loopt onder de epicondyli (aanhechtingsplaatsen van pezen) door
het capitulum (verdikte hoofdeinde van een bot) en de trochlea humeri (kogeldelen van
humerus).
- Vanuit neutrale positie is in beide gewrichten een flexie (buigen) van maximaal 150 en
extensie (strekken) van 10 mogelijk.
- Beide bewegingen worden individueel verschillend begrensd, oftewel door weke delen
(wekedelenremming bijv. vet en spieren) of door botten (olecranon = botremming)
- Olecranon = ellebooguitsteeksel.
Pagina 289 1.27 Bewegingen in de hand en vingergewrichten.
B. Bewegingen en bewegingsassen van het proximale en distale handgewricht.
- Palmaire flexie (hand buigt) en dorsale extensie (rugzijde van de hand strekt) om een
transversale as (dwars/scheef).
- Radiale ( richting spaakbeen) en ulnair ( richting ellepijp) abductie (van lichaam af) om
een dorsaalpalmaire as (rugzijde van de hand).
Pagina 304 2.8 Bovenarmmusculatuur: mm. biceps brancii en branchialis.
1. M. biceps brancii: 2 koppig bestaan uit 2
Oorsprong - caput longum: lange kop. tuberculum supraglenoidale van de
scapula (zit vast aan hulpstructuur in scapula) loopt over arm
heen geeft extra stabiliteit.
- caput breve: korte kop proc. coracoideus van de scapula
Aanhechting tuberositas radii, lacertus fibrosus
Functie - ellebooggewricht: flexie, supinatie (bij gebogen elleboog)
- schoudergewricht:
abductie (van af) en endorotatie (caput longum)
anteversie (voor buigen) (caput longum en caput breve)
Innervatie n. musculocataneus (C5-7)
(zenuwwerking)
Adductie naar het lichaam toe
Anatomie periode 2 week 2. Elleboog, onderarm en pols.
Voorbereiding hoorcollege dinsdag 25 november. 1.2.10.
pagina 248: Botten van de vrije ledematen;
pagina 253: C Articulerende gewrichtsvlakken van het proximale handgewricht van
een rechter hand;
pagina 270: Ellebooggewrichten (art. cubiti) als geheel;
pagina 277: C Bewegingsbereik in het humeroradiaal en humeroulnair gewricht van het
ellebooggewricht;
pagina 289: B Bewegingen en bewegingsassen van het proximale en distale
handgewricht;
pagina 304
313: Bovenarm- en onderarmmusculatuur;
pagina 320: Overzicht van spierfuncties: ellebooggewricht;
pagina 322: Overzicht van spierfuncties: polsgewricht
Pagina 248 1.7 Botten van de vrije ledenmaten: gewrichtsvlakken van radius en ulna.
- Acromion: schouder dak
- Scapula: schoudergewricht
- Clavicula: sleutelbeen
- Proc. Coracoideus: ravenbekuitsteeksel dat bij schouderblad hoort.
- Angulus inferior: onderste hoek van het schouderblad.
- Brachium: bovenarm
- Olecranon: proximale (dichtbij) deel van de ellepijp
- Art. humeroradialis: ellebooggewricht (kogelgewricht)
- Caput radii: hoofd van het spaakbeen
- Antebrachium: onderarm
- Ulna: ellepijp
- Radius: spaakbeen
- Proc. Styloideus radii: botvormig uitsteeksel aan het distale (verweg) uiteinde van
het spaakbeen
- Os metacarpi ll: eerste vingerkootje (vinger)
- Os metacarpi l: eerste vingerkootje (duim)
- Digti: vingers
- Phalanx proximalis l: middelste vingerkootje
- Phalanx distalis l: laatste vingerkootje
- Manus: hand
A. Rechter bovenste extremiteit
Lateraal aanzicht (zijaanzicht). De onderarm staat in supinatiestand: radius (spaakbeen) en
ulna (ellepijp) liggen parallel naast elkaar.
B Rechter onderarm
Lateraal aanzicht (zijaanzicht). Radius (spaakbeen) en ulna (ellepijp) zijn zonder
gewichtscontact weergeven.
, Pagina 253 1.9 Botten van de vrije ledenmaten: handwortelbeenderen.
C. Articulerende gewrichtsvlakken van het proximale (dichtbij) handgewricht van de rechter
hand. (articulatio radiocarpalis)
Binnen de art. radiocarpalis onderscheid men vanuit klinisch oogpunt een radiaal
(spaakbeen) en ulnair (ellepijp) compartiment.
Pagina 270 1.18 Ellebooggewricht (articulatio cubiti) als geheel.
A. In het ellebooggewricht (art. cubiti) articuleren de humerus (bovenarmbot) en beide
onderarmbotten radius (spaakbeen) en ulna (ellepijp). Deze drie botten vormen binnen het
ellebooggewricht drie deelgewrichten:
- Humero-ulnair gewricht (art. humeroulnaris) tussen humero en ulna (ellepijp)
- Humeroradiaal gewricht (art. humeroradialis) tussen humero en radialis (spaakbeen)
- Proximale radio-ulnair gewricht. (art. radioulnaris proximalis) tussen de proximale
(dichtbij) einden van de radius (spaakbeen) en ulna (ellepijp)
Pagina 277 1.21 Bewegingen in ellebooggewricht en radio-ulnair gewricht.
C. bewegingsbereik in het humeroradiaal en humero-ulnair gewricht van het
ellebooggewricht.
- De flexie-/extensieas loopt onder de epicondyli (aanhechtingsplaatsen van pezen) door
het capitulum (verdikte hoofdeinde van een bot) en de trochlea humeri (kogeldelen van
humerus).
- Vanuit neutrale positie is in beide gewrichten een flexie (buigen) van maximaal 150 en
extensie (strekken) van 10 mogelijk.
- Beide bewegingen worden individueel verschillend begrensd, oftewel door weke delen
(wekedelenremming bijv. vet en spieren) of door botten (olecranon = botremming)
- Olecranon = ellebooguitsteeksel.
Pagina 289 1.27 Bewegingen in de hand en vingergewrichten.
B. Bewegingen en bewegingsassen van het proximale en distale handgewricht.
- Palmaire flexie (hand buigt) en dorsale extensie (rugzijde van de hand strekt) om een
transversale as (dwars/scheef).
- Radiale ( richting spaakbeen) en ulnair ( richting ellepijp) abductie (van lichaam af) om
een dorsaalpalmaire as (rugzijde van de hand).
Pagina 304 2.8 Bovenarmmusculatuur: mm. biceps brancii en branchialis.
1. M. biceps brancii: 2 koppig bestaan uit 2
Oorsprong - caput longum: lange kop. tuberculum supraglenoidale van de
scapula (zit vast aan hulpstructuur in scapula) loopt over arm
heen geeft extra stabiliteit.
- caput breve: korte kop proc. coracoideus van de scapula
Aanhechting tuberositas radii, lacertus fibrosus
Functie - ellebooggewricht: flexie, supinatie (bij gebogen elleboog)
- schoudergewricht:
abductie (van af) en endorotatie (caput longum)
anteversie (voor buigen) (caput longum en caput breve)
Innervatie n. musculocataneus (C5-7)
(zenuwwerking)