Pedagogiek toets – Van leertheorie naar onderwijspraktijk H1 t/m H7.
HOOFDSTUK 1: LEREN, EEN COMPLEX EN ONZICHTBAAR PROCES.
- Leren is voor iedereen een alomtegenwoordig verschijnsel.
Bij een foetus in de baarmoeder is al sprake van leren
Leren door:
- Theorie te verwerken
- Sociale interactie in de omgang met anderen
- Directe ervaringen
- Reflectie
1.1 ALGEMEEN BEELD VAN HET FENOMEEN LEREN:
Levenslang leren is noodzakelijk geworden, omdat kennis verouderd.
‘Overal waar de mens in contact treedt met zijn omgeving bestaat de mogelijkheid tot leren.’
Volgens Borghans (2006) zijn de Nederlanders over hun hele leven gemiddeld 2 uur en 3 kwartier per
dag aan het leren.
Schools leren --> Formeel/intentioneel leren.
Buitenschools leren --> Informeel/incidenteel leren. (Natuurlijk of spontaan leren)
Formeel leren Georganiseerd leren, dat geïnitieerd wordt door
en plaatsvindt binnen reguliere onderwijs of
opleidingsinstituten. Dit leren leidt tot een
officieel erkend certificaat.
Informeel leren Niet doelgericht. Kan altijd en overal
plaatsvinden. Kenmerkend is dat dit leren niet
tot een certificaat leidt.
Non-formeel leren Dit leren is doelgericht en georganiseerd. Vindt
plaats buiten het reguliere onderwijs.
VB: bezoek congres, cursus volgen, training.
, 1.2 LEREN, RIJPING EN DE ROL VAN DE HERSENEN:
Onze hersenen hebben een structuur. De grote hersenen, de kleine hersenen en de hersenstam. De
grote hersenen zijn verdeeld in 2 helften (hemisferen), die zijn verbonden met de hersenbalk. Elke
hersenhelft bestaat uit 4 kwabben met elk een eigen functie.
Frontaalkwab (Frontale cortex) Deze heeft te maken met o.a. de
beoordeling, problemen oplossen, spreken
en schrijven.
Wandkwab (Pariëtale cortex) Interpretatie van de taal, visuele perceptie
en controle over lichaamsdelen.
Achterhoofdskwab (Occipitale cortex) Deze interpreteert kleur, licht en beweging.
Slaapkwab (Temporale cortex) Het begrijpen van taal, geheugenprocessen,
motivatie, gehoor en centrum van onze
emoties.
De kleine hersenen (het cerebellum) spelen een belangrijke rol bij het vloeiend laten verlopen van
beweging.
Het brein ontwikkelt zich tot ruim na het 20 ste levensjaar.
1.3 LEREN ALS DUURZAME GEDRAGSVERANDERING:
Door het opnemen van de elementen ervaring, oefening en situatie in hun omschrijving maken ze
kenbaar leren expliciet van rijping te willen onderscheiden. De duurzaamheid van de verandering in
het gedrag of de gedragsmogelijkheden ziet men als het meest wezenlijke kenmerk van een
leerresultaat.
We merkten reeds op dat het essentiële kenmerk van leren is dat het resulteert in een duurzame
verandering van het gedrag. Na een leerproces weet de lerende iets wat hij daarvoor niet wist,
beheerst hij een bepaalde vaardigheid beter dan voordien.
Het leren voltrekt zich als het ware in een black box. (Niet direct kunnen waarnemen).
fMRI scans maken het tegenwoordig mogelijk het onzichtbare deel zichtbaar te maken. Black box
wordt een transparante box.
Leren kunnen we een hypothetisch proces noemen, omdat ‘leren is iets waartoe men concludeert op
grond van gedragingen, die men constateert’.
HOOFDSTUK 1: LEREN, EEN COMPLEX EN ONZICHTBAAR PROCES.
- Leren is voor iedereen een alomtegenwoordig verschijnsel.
Bij een foetus in de baarmoeder is al sprake van leren
Leren door:
- Theorie te verwerken
- Sociale interactie in de omgang met anderen
- Directe ervaringen
- Reflectie
1.1 ALGEMEEN BEELD VAN HET FENOMEEN LEREN:
Levenslang leren is noodzakelijk geworden, omdat kennis verouderd.
‘Overal waar de mens in contact treedt met zijn omgeving bestaat de mogelijkheid tot leren.’
Volgens Borghans (2006) zijn de Nederlanders over hun hele leven gemiddeld 2 uur en 3 kwartier per
dag aan het leren.
Schools leren --> Formeel/intentioneel leren.
Buitenschools leren --> Informeel/incidenteel leren. (Natuurlijk of spontaan leren)
Formeel leren Georganiseerd leren, dat geïnitieerd wordt door
en plaatsvindt binnen reguliere onderwijs of
opleidingsinstituten. Dit leren leidt tot een
officieel erkend certificaat.
Informeel leren Niet doelgericht. Kan altijd en overal
plaatsvinden. Kenmerkend is dat dit leren niet
tot een certificaat leidt.
Non-formeel leren Dit leren is doelgericht en georganiseerd. Vindt
plaats buiten het reguliere onderwijs.
VB: bezoek congres, cursus volgen, training.
, 1.2 LEREN, RIJPING EN DE ROL VAN DE HERSENEN:
Onze hersenen hebben een structuur. De grote hersenen, de kleine hersenen en de hersenstam. De
grote hersenen zijn verdeeld in 2 helften (hemisferen), die zijn verbonden met de hersenbalk. Elke
hersenhelft bestaat uit 4 kwabben met elk een eigen functie.
Frontaalkwab (Frontale cortex) Deze heeft te maken met o.a. de
beoordeling, problemen oplossen, spreken
en schrijven.
Wandkwab (Pariëtale cortex) Interpretatie van de taal, visuele perceptie
en controle over lichaamsdelen.
Achterhoofdskwab (Occipitale cortex) Deze interpreteert kleur, licht en beweging.
Slaapkwab (Temporale cortex) Het begrijpen van taal, geheugenprocessen,
motivatie, gehoor en centrum van onze
emoties.
De kleine hersenen (het cerebellum) spelen een belangrijke rol bij het vloeiend laten verlopen van
beweging.
Het brein ontwikkelt zich tot ruim na het 20 ste levensjaar.
1.3 LEREN ALS DUURZAME GEDRAGSVERANDERING:
Door het opnemen van de elementen ervaring, oefening en situatie in hun omschrijving maken ze
kenbaar leren expliciet van rijping te willen onderscheiden. De duurzaamheid van de verandering in
het gedrag of de gedragsmogelijkheden ziet men als het meest wezenlijke kenmerk van een
leerresultaat.
We merkten reeds op dat het essentiële kenmerk van leren is dat het resulteert in een duurzame
verandering van het gedrag. Na een leerproces weet de lerende iets wat hij daarvoor niet wist,
beheerst hij een bepaalde vaardigheid beter dan voordien.
Het leren voltrekt zich als het ware in een black box. (Niet direct kunnen waarnemen).
fMRI scans maken het tegenwoordig mogelijk het onzichtbare deel zichtbaar te maken. Black box
wordt een transparante box.
Leren kunnen we een hypothetisch proces noemen, omdat ‘leren is iets waartoe men concludeert op
grond van gedragingen, die men constateert’.