De korte waterkringloop;
1. De zon verwarmt het zeewater
2. De waterdamp stijgt op.
3. Het condenseert in wolken.
4. Er valt neerslag terug in de zee.
In de korte kringloop komt het water niet boven land
Bij de lange kringloop:
De zon verwarmt het zeewater, de waterdamp stijgt op en condenseert, en vervolgens
waait de waterdamp het land op, en soms valt er sneeuw in het hooggebergte, door de druk
van de lage sneeuw verandert het in ijs/gletsjer. En in de zomermaanden zal die gletsjer
weer smelten, en vervolgens zat dat gesmolten water weer terugstromen via
rivieren/grondwater naar de zee.
Vormen in de lange kringloop van het water:
Vloeistof: normaal/vloeibaar water
Vast: water in de vorm van ijs
Gas: waterdamp