100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting Organisatie & Omgeving

Rating
-
Sold
1
Pages
30
Uploaded on
07-06-2022
Written in
2021/2022

In deze samenvatting staat alle stof wat je moet kennen voor het tentamen van organisatie & omgeving

Institution
Course










Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Connected book

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Summarized whole book?
No
Which chapters are summarized?
Unknown
Uploaded on
June 7, 2022
Number of pages
30
Written in
2021/2022
Type
Summary

Subjects

Content preview

Samenvatting Organisatie & Omgeving


Week 1; hoofdstuk 1
Hoe kan het dat de verkopen stijgen als de prijs daalt?
 Wet van de vraag: Wanneer er twee identieke producten op de markt zijn, en een product
verlaagt in prijs terwijl het ander product gelijk blijft, zullen de verkopen van het product die
zijn prijs verlaagt stijgen.  Hogere opbrengst hangt af van prijs/kwaliteit relatie.
 Prijselasticiteit: Wanneer de prijs wordt verlaagd kan de hoeveelheid toenemen.  Hogere
opbrengst.


Totale kostenfunctie  Geeft de verhouding van de totale kosten en de geproduceerde output weer.
Efficiëntie relatie  Laat zien hoeveel de kosten stijgen als de productie stijgt. Zo kan je dus zien
wat het optimaalste is.


Gemiddelde kostenfunctie  Geeft de gemiddelde kosten weer; Ac zijn de gemiddelde kosten, TC
de totale kosten en Q de hoeveelheid.
A
C
¿
T C
Q



Economies of scale  Wanneer je meer produceert zullen je kosten dalen
Diseconomies of scale  Wanneer je meer produceert zullen je kosten stijgen.


Constante schaalvoordelen  De kosten blijven gelijk wanneer de output stijgt
Minimum efficiënte schaal  Het laagste productieniveau waarbij je schaalvoordelen kunt behalen.


Marginale kosten  Kosten die ontstaan wanneer je 1 ding meer produceert. De formule hiervoor is:
M
C
¿

T C ( Q + d Q ) −T C ( Q )
d Q



Voorbeeld marginale kosten  Stel je produceert normaal 100, en je produceert nu 101. Bij een
productie van 100 zijn je totale kosten 5 euro per product;
M
C
¿ = 5.
5∗( 100 + 1 ) − 5∗( 100 )
1




Verschil marginale en gemiddelde kosten:
 Stel er wordt meer geproduceerd, maar de gemiddelde kosten dalen, dan zullen de marginale
kosten lager zijn dan de gemiddelde kosten  Want; stel er wordt 1 product toegevoegd en de

, gemiddelde kosten dalen hierdoor, dan moeten de kosten van dat ene product wel veel lager
zijn dan de gemiddelde kosten
 Stel er wordt meer geproduceerd maar de gemiddelde kosten stijgen, dan zullen de marginale
kosten hoger zijn dan de gemiddelde kosten  Want; stel er wordt 1 product toegevoegd en
de gemiddelde kosten dalen flink, moet dit product wel meer kosten dan de gemiddelde kosten
 Stel de gemiddelde kosten zijn zo laag mogelijk, dan zullen de marginale kosten en de
gemiddelde kosten gelijk aan elkaar zijn.


Lange termijn en korte termijn kosten
Een bedrijf moet zijn productiefaciliteit aanpassen op hoeveel het bedrijf denkt te gaan produceren.
Als het bedrijf denkt niet veel te gaan produceren hebben ze een minder grootte productiefaciliteit
nodig. Op lange termijn kan een bedrijf zijn productiefaciliteit wel aanpassen, dit kan schaalvoordelen
met zich mee brengen.


S
A
C

( g e m i d d e l d e k o s t e n o p k o r t e t e r m i j n )
¿
A
F
C

( g e m i d d e l d e v a s t e k o s t e n )
+ ¿ A
V
C

( g e m i d d e l d e v a r i a b e l e k o s t e n )




¿
Verschil verzonken kosten en vermijdbare kosten
 Verzonken kosten zijn kosten zijn nou eenmaal gemaakt moeten worden en die niet meer
terug gedraaid kunnen worden (vaste kosten zijn niet altijd verzonken kosten want soms
kunnen vaste kosten ook vermeden worden)
 Vermijdbare kosten zijn kosten die gemaakt hadden hoeven worden en zonde zijn


Economische kosten en boekhoudkundige kosten
 Boekhoudkundige kosten  Kosten die gemaakt zijn in het verleden kunnen worden gebruikt
voor besluitvorming
 Economische kosten  Oppurtiniteitskosten, dit wil zeggen dat deze kosten de waarde
uitdrukken van een beter alternatief waar je niet voor hebt gekozen.
E
c
o
n
o
m
i
s
c
h
e

w
i
n
s
t
¿
b
o
e
k
h
o
u
d
k
u
n
d
i
g
e
w
i
n
s
t
−¿ ( e c o n o m i s c h e k o s t e n− b o e k h o u d k u n d i g e k o s t e n )




Prijselasticiteit

EPV = %V er a n d er in g v r a a g
%V e r a n d e ri n g p r i j s
< 1, de vraag is inelastisch
= > 1 de vraag is elastisch


Merkniveau en industrieniveau
Stel een oliebedrijf verhoogt zon prijs en daarmee daalt zijn hoeveelheid, dan zal op merkniveau de
vraag elastisch zijn. Maar op industrieniveau hoeft dit niet perse en zal de vraag nog inelastisch zijn,
want de kopers gaan wel naar een andere oliebedrijf.

, Opbrengsten vernietigingseffect  Als een bedrijf meer wil verkopen dan zou het bedrijf zijn
opbrengsten moeten verlagen. Het bedrijf verliest echter dus wel opbrengsten omdat hij zijn prijs heeft
verlaagd. Hierdoor zullen de marginale opbrengsten altijd lager zijn dan de prijs.


Marginale opbrengsten positief of negatief als gevolg van de prijselasticiteit
M
R

( Q )
¿
P

1
( ¿ 1 ¿− ¿ ¿ ¿ )
n




P = Prijs en n = prijselasticiteit


Ideale hoeveelheid output = Mo = Mk (MR = MC)


Contributiemarge = Verkoopprijs – variabele kosten
P
e
r
c
e
n
t
a
g
e

c
o
n
t
r
i
b
u
t
i
e
m
a
r
g
e
¿

w i n s t p e r e e n h e i d
o p b r e n g s t p e r e e n h e i d




Week 1; hoofdstuk 2
Bedrijven in 1840: Voornamelijk familiebedrijven en gebrekkige infrastructuur
Bedrijven in 1910: Opkomst massaproductie, grotere organisaties, nadruk op treinverkeer,
financiering beter toegankelijk, aandelen verhandelen
Bedrijven nu: Samenwerkingen allianties, veel informatie, meer transport mogelijkheden, overheid
heeft sturende regulerende rol.



Week 2; hoofdstuk 1
Gemiddelde kostenfunctie  De relatie tussen de gemiddelde kosten en de output
Op korte termijn is de gemiddelde kostenfunctie een u vorm. In het begin zullen er veel kosten worden
gemaakt, vervolgens zullen de kosten dalen als de productie toeneemt, daarna zullen de kosten weer
stijgen omdat als een bedrijf hun productie uit wil breiden dit ook kosten met zich mee brengt.
Op lange termijn is de gemiddelde kostenfuntie een l vorm. De kosten zullen dan dalen als de
productie toeneemt tot de minimum efficiëntie schaal (MES) De kosten zijn op dit punt stabiel en
zullen in een rechte lijn lopen.


Economies of scope  Een onderneming bespaart kosten door een grote variëteit aan producten te
hebben
Synergie (1+1 = 3)  Het maken van twee producten is meer waard dan het maken van 1 product.
$7.84
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached

Get to know the seller
Seller avatar
lisannealting2003
3.0
(1)

Get to know the seller

Seller avatar
lisannealting2003 Rijksuniversiteit Groningen
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
5
Member since
4 year
Number of followers
5
Documents
12
Last sold
2 year ago

3.0

1 reviews

5
0
4
0
3
1
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions