THEMA 4: classificeren van planten
1) Basiskenmerken van planten
BASISKENMERKEN PLANT:
- Meercellig
- Cellen zijn eukaryoot
- Cellen zijn omgeven door celwand en cellulose
- Cellen bezitten meestal grote centrale vacuole
- Bladgroenkorrels fotosynthese
- Autotroof
DELEN V/D BLOEMPLANT EN HUN FUNCTIES:
WORTEL Opname van mineralen en water
Vasthechting van de plant
BLADEREN Fotosynthese
(CO2 glucose)
STENGEL Transport van water, mineralen en producten
van de fotosynthese
VRUCHT, ZAAD, BLOEM Geslachtelijke voortplanting
2) Vergelijkend onderzoek van plantengroepen
Veelheid en diversiteit van planten nood aan classificatie
Classificeren: Indelen in groepen op basis van gemeenschappelijke kenmerken
1E CLASSIFICATIECRITERIUM:
Zijn er vaatbundels aanwezig?
Vaatbundel: transportweefsel in de wortel, stengel en de bladnerven die instaan voor transport van allerlei stoffen
In vaatbundel 2 soorten buisvormige cellen:
- Houtvaten/ xyleem: transport mineraal sap (water en mineralen)
- Zeefvaten/ floëem: transport organisch sap ( glucose)
Kunnen aanduiden zie p. 82
Tussen hout- en zeefvaten:
Deelweefsel: vervanging van cellen omdat ze afsterven, maken nieuwe cellen
aan, “vult op”
, ALLE PLANTEN BEHALVE MOS
Mos: kleine, relatief eenvoudig gebouwde landplanten
2 belangrijkste groepen: lever- en bladmos verschil niet kennen
Geen wortels, stengels en bladeren
I.p.v. wortels rhizoïden zorgen voor vasthechting
Mossen houden van een vochtige omgeving:
Niet bedekt met waslaagje drogen snel uit
Afwezigheid van vaatbundels gebrekkig watertransport
Geen wateropname via wortels (wel via thallus of blaadjes)
2 E CLASSIFICATIECRITERIUM:
Gebeurt er sporenvorming of zaadvorming voor de verspreiding?
SPORENVORMING:
Spore: Gespecialiseerde voortplantingscel waaruit een plantenlichaam ontstaat stevige celwand bestand tegen
uitdroging
Nooit versmelting tussen sporen om tot een nieuw individu te komen ongeslachtelijke voortplanting
Er worden veel sporen gevormd afwezigheid van reservevoedsel weinig energie nodig om veel sporen aan te
maken
Meer kans dat er één v/d vele sporen gaat groeien op een goede bodem sporen hebben goede bodem nodig
omdat ze weinig reservevoedsel hebben.
sporendoosje op een steeltje
SPORE:
sporenhoopje onderaan het blad
ZAADVORMING:
Zaad: bestaat uit een kiem
Kiem bevat meercellig embryo omgeven door een beschermende zaadhuid
Zaad kiemt embryo ontwikkelt tot nieuwe plant
Doel van zaden? Soorten verspreiden:
Zaadvorming:
1) Bestuiving
2) Zaadcel daalt via stuifmeelbuis
3) Bevruchting: zaadcel dringt eicel binnen via poortje
4) Bevruchte eicel ontwikkelt zich een embryo in een zaad
5) Zaad kan kiemen uitgroeien tot nieuwe plant
Altijd versmelting tussen zaden om tot een nieuw individu te komen geslachtelijke voortplanting