Samenvatting belastingrecht hoofdstuk 1
Waarom zijn er eigenlijk belastingen?
De overheid heeft ook inkomsten nodig voor uitgaven.
De meeste inkomsten komen uit belastingen.
Het meeste geld gaat naar:
Sociale zekerheid (uitkeringen).
Zorg.
Onderwijs.
Belastingen makkelijker?
Voor ingevulde aangifte.
Belastingtelefoon voor hulp.
Belasting en politieke visie:
Linkse partijen, zij zien het liefst dat de overheid op veel terreinen actief is.
Rechtste partijen, zij zien liever een compacte en afgeslankte overheid
(dat de overheid alleen waar nodig helpt).
Belastingen zijn:
Gedwongen betalingen aan de overheid.
Op grond van publiekrechtelijke regelingen.
Waar geen rechtstreekse tegenprestatie van de overheid tegenover staat.
Die geen bestraffend karakter hebben.
Let op: niet elke betaling aan de overheid is aan te merken als
belastingbetaling:
Burger koopt iets van de gemeente (perceel grond).
Bekeuring.
Retributie (rijbewijs aanvragen).
Schenking of nalatenschap (rijksmuseum).
Belastingplichtige:
Iemand die verplicht is belasting te betalen.
Belastingmoraal:
De feitelijke bereidheid van burgers om datgene wat ze aan belasting
verschuldigd zijn ook daadwerkelijk betalen.
Proportioneel tarief:
Hierbij betaald ieder een zelfde percentage belasting, ook wel vlaktax
genoemd. Wij kennen dit niet bij inkomstenbelasting.
Voorbeelden: Omzetbelasting 9% of 21
Assurantiebelasting 21%
Kansspelbelasting 29%
Accijns
,Progressief stelsel/tarief:
Dit houd in dat hoe meer de belastingplichtige verdiend zij/hij ook meer in
procenten gaat betalen.
Voorbeelden: Box 1 van de inkomstenbelasting.
Erfbelasting
Schenkbelasting
Vennootschapsbelasting
Belastingbeginselen:
Draagkrachtbeginsel. (box 1)
Profijtbeginsel. (voordeel van bepaalde overheidsvoorzieningen)
Beginsel van de minste pijn. (werkgever houd loonbelasting in)
Beginsel van bevoorrechtte verkrijging. (bijvoorbeeld schenking of erfenis)
Het rijk heft grote belastingen, zoals omzetbelasting, loon-en inkomstenbelasting
en vennootschapsbelasting.
Door de provincie genoemde opcenten geheven die door de houder van een
motorrijtuig moeten worden betaald, samen met de motorrijtuigenbelasting.
Gemeenten heffen meerdere belastingen, waarvan de onroerendezaakbelasting
de bekendste is.
Door waterschappen wordt waterschapsbelasting geheven.
, Directe belastingen:
Worden geheven van inkomen, winst en vermogen.
Voorbeelden zijn: inkomstenbelasting en loonbelasting.
Indirecte belastingen:
Bij indirecte belastingen wordt de waarde van een bepaald goed of een
bepaalde dienst verhoogd met belasting.
Ook wel kostprijsverhogende belasting genoemd.
Voorbeelden zijn: BTW en assurantiebelasting.
Aanslagbelastingen:
Bij aanslagbelastingen wordt door de belastingdienst een elektronische
aanslag klaargezet. De belastingplichtige vult de aangifte in. Na ontvangst
wordt door de inspecteur op basis hiervan een aanslag opgelegd.
Voorbeelden zijn: inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, erfbelasting
en de schenkbelasting.
Aangiftebelastingen:
De belastingplichtige moet zelf de omvang van de belastingschuld berekenen.
Voorbeelden zijn: omzetbelasting, loonbelasting en de dividendbelasting.
Bronnen van het belastingrecht:
Nationale wet- en regelwetgeving.
Beleidsregels en resoluties.
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Jurisprudentie.
Verdragen.
Europese regelwetgeving.
Legaliteitsbeginsel:
Dit beginsel houdt in dat een bevoegdheid van de overheid moet berusten op de
wet.
Waarom zijn er eigenlijk belastingen?
De overheid heeft ook inkomsten nodig voor uitgaven.
De meeste inkomsten komen uit belastingen.
Het meeste geld gaat naar:
Sociale zekerheid (uitkeringen).
Zorg.
Onderwijs.
Belastingen makkelijker?
Voor ingevulde aangifte.
Belastingtelefoon voor hulp.
Belasting en politieke visie:
Linkse partijen, zij zien het liefst dat de overheid op veel terreinen actief is.
Rechtste partijen, zij zien liever een compacte en afgeslankte overheid
(dat de overheid alleen waar nodig helpt).
Belastingen zijn:
Gedwongen betalingen aan de overheid.
Op grond van publiekrechtelijke regelingen.
Waar geen rechtstreekse tegenprestatie van de overheid tegenover staat.
Die geen bestraffend karakter hebben.
Let op: niet elke betaling aan de overheid is aan te merken als
belastingbetaling:
Burger koopt iets van de gemeente (perceel grond).
Bekeuring.
Retributie (rijbewijs aanvragen).
Schenking of nalatenschap (rijksmuseum).
Belastingplichtige:
Iemand die verplicht is belasting te betalen.
Belastingmoraal:
De feitelijke bereidheid van burgers om datgene wat ze aan belasting
verschuldigd zijn ook daadwerkelijk betalen.
Proportioneel tarief:
Hierbij betaald ieder een zelfde percentage belasting, ook wel vlaktax
genoemd. Wij kennen dit niet bij inkomstenbelasting.
Voorbeelden: Omzetbelasting 9% of 21
Assurantiebelasting 21%
Kansspelbelasting 29%
Accijns
,Progressief stelsel/tarief:
Dit houd in dat hoe meer de belastingplichtige verdiend zij/hij ook meer in
procenten gaat betalen.
Voorbeelden: Box 1 van de inkomstenbelasting.
Erfbelasting
Schenkbelasting
Vennootschapsbelasting
Belastingbeginselen:
Draagkrachtbeginsel. (box 1)
Profijtbeginsel. (voordeel van bepaalde overheidsvoorzieningen)
Beginsel van de minste pijn. (werkgever houd loonbelasting in)
Beginsel van bevoorrechtte verkrijging. (bijvoorbeeld schenking of erfenis)
Het rijk heft grote belastingen, zoals omzetbelasting, loon-en inkomstenbelasting
en vennootschapsbelasting.
Door de provincie genoemde opcenten geheven die door de houder van een
motorrijtuig moeten worden betaald, samen met de motorrijtuigenbelasting.
Gemeenten heffen meerdere belastingen, waarvan de onroerendezaakbelasting
de bekendste is.
Door waterschappen wordt waterschapsbelasting geheven.
, Directe belastingen:
Worden geheven van inkomen, winst en vermogen.
Voorbeelden zijn: inkomstenbelasting en loonbelasting.
Indirecte belastingen:
Bij indirecte belastingen wordt de waarde van een bepaald goed of een
bepaalde dienst verhoogd met belasting.
Ook wel kostprijsverhogende belasting genoemd.
Voorbeelden zijn: BTW en assurantiebelasting.
Aanslagbelastingen:
Bij aanslagbelastingen wordt door de belastingdienst een elektronische
aanslag klaargezet. De belastingplichtige vult de aangifte in. Na ontvangst
wordt door de inspecteur op basis hiervan een aanslag opgelegd.
Voorbeelden zijn: inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, erfbelasting
en de schenkbelasting.
Aangiftebelastingen:
De belastingplichtige moet zelf de omvang van de belastingschuld berekenen.
Voorbeelden zijn: omzetbelasting, loonbelasting en de dividendbelasting.
Bronnen van het belastingrecht:
Nationale wet- en regelwetgeving.
Beleidsregels en resoluties.
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Jurisprudentie.
Verdragen.
Europese regelwetgeving.
Legaliteitsbeginsel:
Dit beginsel houdt in dat een bevoegdheid van de overheid moet berusten op de
wet.