Samenvatting Gedrag In Organisaties - Tentamen 2 (Week 4 t/m 7)

Samenvatting gedrag in
organisaties
WEEK 4
Deel 1: Groepen


Wat zijn gevolgen van gedeelde identiteit?
 In plaats van ik zeg je wij
 Ingroup bias (in-group vriendjespolitiek)  Je denkt dat jouwn groep beter is dan
andere groepen.


Wat voor vormen kunnen groepen aannemen? (informeel / formeel)
 Formele groepen : Werkgroepen
 Informele groepen : Vriendengroepen


Social identity theory  Theorie die bekijkt wanneer en waarom individuen zich
beschouwen als lid van de groep.


Leg het Punctuated-equilibrium model voor tijdelijke groepen die uiteindelijk weer uit
elkaar gaan uit:
 De eerste fase bestaat uit procesmatige kennismaking daarna heb je inertie
 Halverwege de groepsduur is er een transitie naar een uitvoerende fase
 Daarna ligt de groep weer even stil en voeren ze beslissing van de transitie plaats 
inertie
 In de laatste bijeenkomst wordt het groepswerk versneld.


Wat voor soorten rollen heb je?
 Rol perceptie – het eigen beeld van de rol die je hebt
 Rol verwachtingen – de verwachtingen die anderen van je hebben
 Rol conflict – Ervaren conflict wanneer je verschillende onverenigbare rollen hebt

, o Interrolconflict – Als je lid bent van twee verschillende groepen die
tegenovergestelde verwachtingen hebben – bijvoorbeeld, je moet veel
overwerken maar je wil ook voor je kinderen zorgen.




Norming  gedeelde attitudes, meningen, gevoelens en acties die gedrag voorspellen:
norming. Ontstaan door:
 Expliciete statements (iemand zegt ik vind dit heel mooi)
 Kritieke ervaringen (door ervaring denk je dat je alles op een bepaalde manier moet
doen)
 Primacy effect (je deed iets voor het eerst zo, dat was prettig en dat blijf je nu doen.)


Normen niet altijd sociaal:
Maatschappelijk deviant gedrag wordt vaak door groepsnormen aangewakkerd
 Productie (je gaat als groep minder hard werken omdat je de baas niet mag)  afwijkend
werkgedrag
 Politiek
 Agressie (als jongeren denk je dat het geoorloofd is om aggressief gedrag te vormen)
 Bezit


Waarom gaan mensen mee met besluiten van een groep?
 Groepen maken het ons mogelijk om de manier waarop wij de werkelijkheid
waarnemen te valideren
 Sterker in ambigue situaties – (onduidelijke situaties)
 Affiliation behouden – Je wil niet het risico lopen om uit de groep te worden gezet
 Hoe hechter de groep is hoe sneller je er in mee gaat.


Conformiteit  Het aanpassen van je eigen gedrag zodat het overeenkomt met normen van
de groep


Groupthink  Mensen willen zo graag bij een groep horen, dat die motivatie echt hun
behoefte overheerst om tegen de groep in te gaan ook al is de groep fout.


Hoe kun je groepsdenken verminderen?
 Het beperken van de groepsgrootte, want mensen worden meer geïntimideerd als de
groep groter wordt

,  De leider van de groep moet geen duidelijke menig vormen zodat de groepsleden
minder snel met hem meegaan.
 Een lid kan als advocaat van de duivel worden aangesteld. Dit betekent dat er 1 lid is
die het steeds niet eens is met de rest van de groep, zo denken andere groepsleden
kritischer na.
 Een manager kan discussies stimuleren.


Volgens status characteristics theory komt status voort uit één van de volgende bronnen:
 Formele macht
 Competentie (te ontwikkelen)
 Dominantie/sociaal gedrag (stabiel)


Stigma by association effect  Stel je hebt vooroordelen over iemand, dan heb je vaak
dezelfde vooroordelen over een persoon die je met de eerste persoon associeert.


Social loaving  De neiging om minder moeite te doen wanneer er samen wordt gewerkt dan
als er alleen wordt gewerkt (voorbeeld, als je met een grotere groep touwtrekt doe je minder
erg je best dan wanneer je met een klein groepje het moet doen). Het past bij een
individualistische cultuur en heeft een westerse bias.


Surface-level diversity  Diversiteit in observeerbare karakteristieken – ras
Deel level- diversity  Diversiteit in niet-observeerbare karakteristieken.


Besluitingvorming in groepen:
Voordelen groepen:
 Toegang tot meer informatie
 Meer diversiteit aan kennis
 Grotere acceptatie van besluiten
Nadelen groepen:
 Duurt langer
 Conformiteitsdruk want groepsleden willen geaccepteerd worden en zullen niet vaak
tegengas geven
 Paar mensen maken besluiten bij statusverschillen omdat die dominanter aanwezig
zijn
 De verantwoordelijkheid is onduidelijk, de hele groep is verantwoordelijk voor slechte
prestaties.