KLA 1 week 1 ........................................................................................................................................... 2
praktijk 1 week 1 ..................................................................................................................................... 6
KLB 1 week 1............................................................................................................................................ 8
KLA 2 week 1 ........................................................................................................................................... 9
Kennisclip pijn-nociceptie.................................................................................................................... 9
Kennisclip pijn-pijntype. .................................................................................................................... 12
Praktijk 3 week 1 ................................................................................................................................... 13
KLA 1 week 2 ......................................................................................................................................... 15
Praktijk 1 week 2 ................................................................................................................................... 16
Praktijk 2 week 2 ................................................................................................................................... 16
KLB 1 week 2.......................................................................................................................................... 16
KLA 2 week 2 ......................................................................................................................................... 17
Pathologie kennisclips ........................................................................................................................... 21
Kennisclip axiale spondyloartritis. ..................................................................................................... 21
Kennisclip Nociceptieve bronnen voor lage rugpijn. ......................................................................... 22
Praktijk 2 week 3 ................................................................................................................................... 25
KLB 1 week 3.......................................................................................................................................... 25
KLA 2 Week 3 ......................................................................................................................................... 26
Kennisclip Pijn en psychologische factoren....................................................................................... 26
Praktijk 3 week 3 ................................................................................................................................... 30
Frequentie, intensiteit en tijdsduur van de verschillende typen oefentherapie .............................. 31
KLA 1 week 5 ......................................................................................................................................... 32
Praktijk 1 week 5 ................................................................................................................................... 34
Praktijk 2 week 5 ................................................................................................................................... 35
KLA 2 week 5 ......................................................................................................................................... 36
Praktijk 3 week 5 ................................................................................................................................... 40
KLA 1 week 6 ......................................................................................................................................... 40
Praktijk 1 week 6 ................................................................................................................................... 44
Praktijk 2 week 6 ................................................................................................................................... 44
KLA 2 week 6 ......................................................................................................................................... 46
Praktijk 3 week 6 ................................................................................................................................... 50
Praktijk 1 week 7 ................................................................................................................................... 50
1
,KLA 1 week 1
Lage rugpijn: rugpijn die zich bevindt tussen de onderste ribben en bilplooien, deze kan verzegeld
gaan met uitstraling naar een of beide billen/benen.
Low back pain is a symptom not a disease, and can result from several different known or unknown
abnormalities or diseases. It is defined by the location of pain, typically between the lower rib margins
and the buttock creases. It is commonly accompanied by pain in one or both legs and some people
with low back pain have associated neurological symptoms in the lower limbs.
Soms komt rugpijn niet uit de rug:
Local (lokaal) pain: De plaats van de pijn = plaats van de nocisensorische prikkeling.
Referred (uitstralend) pain: De plaats van de pijn ≠ plaats van de nocisensorische prikkeling.
Lumbaal radiculair syndroom (LRP): Pijn in de bil en/of in het been uitstralende pijn, vergezeld van
een of meerdere klachten of symptomen die suggestief zijn voor een aandoening van een specifieke
lumbosacrale zenuwwortel, zoals prikkelingsverschijnselen (paresthesieën) en neurologische
uitvalsverschijnselen (hypesthesie,
hypalgesie, parese, verlaagde reflexen).
Lumbaal radiculair syndroom=
zenuwwortelpijn + uitvalsverschijnselen
(Wordt meestal veroorzaakt door een
discushernia.)
Clusters van risicofactoren voor specifieke LRP:
2
,Zenuwwortelpijn= radiculaire pijn.
Uitvalsverschijnselen= Radiculopathie.
Neurologische uitvalsverschijnselen: Soort combinatie van spierzwakte, reflexstoornis, doofheid,
analgesie. Dus GEEN pijn!!
Uitval van gnostische en vitale sensibiliteit volgens dermatoom, en uitval van spierkracht volgens
myotomen (Kennspieren):
L1: m. iliopsoas.
L2: m. adductores.
L3: m. quadriceps femoris.
L4: m. tibialis anterior (en kniepeesreflex).
L5: m. extensor hallucis longus.
S1: m. triceps surae, m. peronei (en achillespees reflex).
S2: m. gluteus maximus.
Radiculaire pijn:
- Heftige schietende, stekende pijn.
- In verloop dermatoom (maar niet altijd).
- Meer beenpijn dan rugpijn.
Aspecifieke factoren:
Ethologische lage rugpijn= Bij het overgrote deel van de mensen met lage rugpijn is onderliggende
pathologie niet aanwijsbaar. Veel verschillende structuren kunnen verantwoordelijk worden
- Aan voor
gehouden rugpijn
de gerelateerde factoren=
oorzaak van lage rugpijn.eerdere episoden
Denk aan: van lage
de lumbale rugpijn.
discus, de facetgewrichten, het
- Patiënt
SI gewricht, gerelateerde
‘modic factoren=
changes’, lumbale overgewicht en obesitas, roken, co morbiditeit ↓.
spieren of zenuwen.
- rugpijn
Lage Psychosociale factoren= depressie.
en de bijbehorende beperkingen kunnen in veel gevallen worden beschouwd als een
multifactorieel probleem, waarbij biologische, psychologische, sociale factoren, comorbiditeit en
pijnprocessen een rol spelen en elkaar beïnvloeden. Een duidelijke pathofysiologische oorzaak is
meestal niet aantoonbaar.
3
, - Werk gerelateerde factoren= hoge fysieke
belasting tijdens werk, hoge mentale
belasting tijdens werk, weinig sociale
ondersteuning op het werk, weinig
mogelijkheden om werkzaamheden zelf in te
vullen, weinig zekerheid voor het behouden
van de baan, zeer monotone arbeid.
Lumbaal radiculair syndroom:
Onderzoek naar radiculaire pijn= Onderzoek naar radiculopathie=
- Onderzoek van de pijndistributie - Onderzoek van de spierkracht
(wel/niet gebonden aan een (MRCscore van de kennspieren).
dermatoom). - Onderzoek van de vitale en
- Onderzoek van de vinger-vloerafstand bij gnostische sensibiliteit (wel/niet
vooroverbuigen met gestrekte knieën geboden aan een dermatoom).
(posi3ef bij een afstand > 25 cm). - Onderzoek van de reflexen
- De test van Lasègue, de gekruiste test (achillespees, kniepees,
van Lasègue of de omgekeerde test van voetzool).
Lasègue.
Bewegingsgedrag bij lage rugpijn:
Stoornissen in functie bij lage rugpijn:
Mensen met lage rugpijn; Bewegen langzamer, hebben een kleine ROM en vertonen stoornissen in
de proprioceptie.
4