Aardrijkskunde – hoofdstuk 6
6.1 wateroverlast: rivieren en gevaren
Een stroomgebied is het verzamelgebied van een rivier waar binnen alle neerslag en
grondwater via zijrivieren uiteindelijk in de hoofdrivier stroomt. De waterscheiding is de
grens tussen stroomgebieden. Dit zijn altijd gebergtes of verhogingen in het landschap.
Een rivier en haar zijtakken noem je een stroomstelsel, dit bestaat uit 3 delen:
1. Bovenloop, hoog in de bergen waar de rivier ontspringt. Door het grote hoogte
verschil stroomt de rivier snel en is de erosieve kracht groot.
2. Middenloop, het middelste deel waar de rivier door een dal loopt waar zij zich heeft
ingesneden.
3. Benedenloop, dicht bij de monding waar de rivier door een riviervlakte stroomt. De
stroomsnelheid is laag, de rivier gaat bochten maken en de sedimentatie neemt toe.
Verval = het hoogteverschil tussen twee plekken waar de rivier doorheen stroomt.
Verhang = het relatieve hoogteverschil van een watergang, uitgedrukt in m/km.
Er worden dijken gebouwd om ons te beschermen
tegen rivieren. Dijken werden parallel aan de rivier
geplaatst, de relatief hoge winterdijken. Tussen de
rivier en de winterdijk lag de uiterwaarde, deze
kan overstromen. Daarna werden de relatief lage
zomerdijken gebouwd om zo optimaal mogelijk
gebruik te kunnen maken van de uiterwaarde.
Deze zomerdijken liggen direct langs de rivier. Het
sediment hoopt zich hierdoor alleen nog maar op
in de uiterwaarde hierdoor moeten dijken constant
verhoogt worden.
De totale hoeveelheid water die een rivier afvoert noem je het debiet. Het soort water
waarmee een rivier gevoed wordt, bepaald het regiem (waterafvoer gedurende een jaar).
We onderscheiden 3 soorten rivieren met een verschillende regiem:
1) Een gletsjerivier = smeltwater
2) Een regenrivier = regenwater (de Maas)
3) Een gemengde rivier = smeltwater + regenwater (de Rijn)
Als het waterpeil in korte tijd sterk stijgt spreek je van een piekafvoer. Rivieren zijn
gekanaliseerd door de scheepvaart door kribben te plaatsen en stuwen te bouwen. Ook
verstedelijking zorgt er voor dat regen water minder goed in de bodem kan filteren en dus
bij draagt aan een piekafvoer. Om de piekafvoer te kunnen opvangen zijn er
retentiegebieden gemaakt. Deze kunnen gecontroleerd overstromen.
Kust- en riviergebieden blijven een bron van zorgen en dit komt voornamelijk door: het
versterkt broeikaseffect en de bodemdaling. Door het smeltwater stijgt de zeespiegel
(versterkt broeikaseffect, oorzaak). De relatieve zeespiegelstijging doordat het land lager
komt te liggen (bodemdaling, oorzaak). Bij springtij staat het water hierdoor extra hoog.
6.1 wateroverlast: rivieren en gevaren
Een stroomgebied is het verzamelgebied van een rivier waar binnen alle neerslag en
grondwater via zijrivieren uiteindelijk in de hoofdrivier stroomt. De waterscheiding is de
grens tussen stroomgebieden. Dit zijn altijd gebergtes of verhogingen in het landschap.
Een rivier en haar zijtakken noem je een stroomstelsel, dit bestaat uit 3 delen:
1. Bovenloop, hoog in de bergen waar de rivier ontspringt. Door het grote hoogte
verschil stroomt de rivier snel en is de erosieve kracht groot.
2. Middenloop, het middelste deel waar de rivier door een dal loopt waar zij zich heeft
ingesneden.
3. Benedenloop, dicht bij de monding waar de rivier door een riviervlakte stroomt. De
stroomsnelheid is laag, de rivier gaat bochten maken en de sedimentatie neemt toe.
Verval = het hoogteverschil tussen twee plekken waar de rivier doorheen stroomt.
Verhang = het relatieve hoogteverschil van een watergang, uitgedrukt in m/km.
Er worden dijken gebouwd om ons te beschermen
tegen rivieren. Dijken werden parallel aan de rivier
geplaatst, de relatief hoge winterdijken. Tussen de
rivier en de winterdijk lag de uiterwaarde, deze
kan overstromen. Daarna werden de relatief lage
zomerdijken gebouwd om zo optimaal mogelijk
gebruik te kunnen maken van de uiterwaarde.
Deze zomerdijken liggen direct langs de rivier. Het
sediment hoopt zich hierdoor alleen nog maar op
in de uiterwaarde hierdoor moeten dijken constant
verhoogt worden.
De totale hoeveelheid water die een rivier afvoert noem je het debiet. Het soort water
waarmee een rivier gevoed wordt, bepaald het regiem (waterafvoer gedurende een jaar).
We onderscheiden 3 soorten rivieren met een verschillende regiem:
1) Een gletsjerivier = smeltwater
2) Een regenrivier = regenwater (de Maas)
3) Een gemengde rivier = smeltwater + regenwater (de Rijn)
Als het waterpeil in korte tijd sterk stijgt spreek je van een piekafvoer. Rivieren zijn
gekanaliseerd door de scheepvaart door kribben te plaatsen en stuwen te bouwen. Ook
verstedelijking zorgt er voor dat regen water minder goed in de bodem kan filteren en dus
bij draagt aan een piekafvoer. Om de piekafvoer te kunnen opvangen zijn er
retentiegebieden gemaakt. Deze kunnen gecontroleerd overstromen.
Kust- en riviergebieden blijven een bron van zorgen en dit komt voornamelijk door: het
versterkt broeikaseffect en de bodemdaling. Door het smeltwater stijgt de zeespiegel
(versterkt broeikaseffect, oorzaak). De relatieve zeespiegelstijging doordat het land lager
komt te liggen (bodemdaling, oorzaak). Bij springtij staat het water hierdoor extra hoog.