100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting Bank-en financiewezen (KULeuven, 2022, D1 T.E.M. D3)

Rating
-
Sold
18
Pages
69
Uploaded on
27-05-2022
Written in
2021/2022

Uitgebreide samenvatting over het vak Bank-en Financiewezen, gedoceerd in de richtingen handelsingenieur en TEW (1ste bachelor) aan de KULeuven. De samenvatting gaat over deel 1 t.e.m. deel 3 (dus exclusief de special topics). Gebaseerd op zowel het handboek, als de slides van de prof.

Show more Read less
Institution
Course











Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Connected book

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Summarized whole book?
No
Which chapters are summarized?
Deel 1 t.e.m. 3
Uploaded on
May 27, 2022
Number of pages
69
Written in
2021/2022
Type
Summary

Subjects

Content preview

BOEKDEEL 1: DEEL 1:
Inleiding en opbouw van de cursus:
→ De bank heeft 2 taken:
1. intermediatiefunctie (fondsen van spaarders aantrekken, en met die fondsen
kredieten verlenen aan ontleners => bank werkt als “intermediair” of “bemiddelaar”)
2. makelaarsfunctie (stellen beleggingsfondsen voor aan de klant, waarbij het risico
voor de klant zelf is => bank beheert hier dus gewoon een “portefeuille” (die belegd is in
bv. aandelen) waar je als klant aan kan deelnemen)


Hoofdstuk 1: De bankbalans:
1: De bankbalans:
1.1: Vereenvoudigde voorstelling van de bankbalans:
Actief Passief

1. VASTE ACTIVA 7. EIGEN VERMOGEN
MVA kapitaal
FVA uitgiftepremies
oprichtingskosten en IVA HWMW
reserves
2. EFFECTENPORTEFEUILLE overgedragen winst (+) / verlies (-)
overheidspapier/fondsen winst (+) / verlies (-) van het BJ
aandelen
overige effecten 8. ACHTERGESTELDE SCHULDEN

3. KREDIETEN 9. DEPOSITO’S
diverse kredieten
overige 10. IN SCHULDBEWIJZEN BELICHAAMDE
SCHULDEN
4. KASGELDEN
22. INTERBANKSCHULDEN
5. INTERBANKVORDERINGEN
23. OVERIGE PASSIVA
6. OVERIGE ACTIVA

TOTAAL ACTIEF TOTAAL PASSIEF


→ We herkennen de intermediatiefunctie van de bank in de balans:
=> Kijk naar de deposito’s, effectenportefeuille, kredieten.


→ Hoe kan 1 grote bank (en bijgevolg andere banken) omvallen?
=> Ze investeren met hun kleine EV in mega investeringen (effectenportefeuille), wat (ondanks de strenge
regulering) een groot risico is. Hierdoor volgt het domino-effect: Andere banken vallen ook om,
doordat spaarders bang worden en plots allemaal hun spaargeld opvragen bij die
banken, die het niet allemaal kunnen terugbetalen.

1.2: Toelichting bij de verschillende posten:
→ actiefposten = geven een overzicht van de wijze waarop de bank haar ingezamelde
werkmiddelen besteedt

1. vaste activa = activa die voor langere tijd in de bank aanwezig blijven (MVA =
tastbaar (bv. computerinfrastructuur), FVA (vooral deelnemingen in andere
ondernemingen), IVA (bv. knowhow van het personeel), oprichtingskosten)

,2. effectenportefeuille = verzameling effecten waarin de bank haar opbrengsten belegt

(effect = verhandelbaar instrument uitgegeven door vennootschappen of door de
overheid, als bewijs van een kapitaalinbreng of een lening (bv. obligaties))

3. kredieten: LT, veruit de belangrijkste aanwending van de bankmiddelen, worden
verleend aan bedrijven, particulieren en de overheid (via bankleningen of via
overheidspapier) (bv. investeringskredieten, discontokredieten, roll-over kredieten,...)

4. kasgelden = geld of andere zeer liquide middelen die door de bank worden
aangehouden om aan een onmiddellijke terugvraging van deposito’s te voldoen
=> tekort van kasgeld kan tot bankfaling leiden (zie domino-effect)

5. interbankvorderingen = bedragen die de bank tegoed heeft van andere FI


→ passiefposten = geven een overzicht van de verschillende werkmiddelen waarover
de bank beschikt

6. eigen vermogen = middelen die volledig en onvoorwaardelijk ter beschikking staan
van de bank
=> fungeert als een buffer die de verschillende bankrisico’s moet kunnen opvangen
=> EV/VV ratio bij banken is meestal veel lager dan bij niet-financiële ondernemingen

7. achtergestelde schulden = schulden die pas moeten worden terugbetaald na de
terugbetaling van alle andere bankschulden, maar voor de terugbetaling van
aandelen

8. deposito’s = geldbedragen die, in ruil voor een vergoeding (interest), bij de bank
worden geplaatst door particulieren, ondernemingen en overheden (bv.
zichtdeposito’s, termijndeposito’s en spaardeposito’s)

9. in schuldbewijzen belichaamde schulden = door de bank uitgegeven effecten die
voornamelijk worden aangehouden door particulieren (bv. kasbons en
kapitalisatiebons)

10. interbankschulden = bedragen die de bank verschuldigd is aan andere FI

2: Opmerkingen bij de bankbalans:
2.1: Vergelijking bankbalans met balans van niet-FI:
→ bankbalans onderscheidt zich van niet-FI op 2 belangrijke manieren:
1. Bij de bank bestaat de voornaamste actiefpost uit het verlenen van kredieten. (<=> investeringen in vaste
activa in werkkapitaal)
2. Bij de bank bestaan de passiefposten voornamelijk uit deposito’s & is het EV/VV vermogen heel laag.
(<=> EV/VV is heel hoog)


2.2: Buitenbalansactiviteiten:
→ buitenbalansactiviteiten = activiteiten van de bank, die niet in de balans voorkomen,
maar toch inkomsten opleveren (bv. verlenen van advies inzake beleggingen,
effectisering, het beheer van beleggingsfondsen,...)

2.3: Balans van verzekeringsondernemingen:

,→ tegenwoordig: geïntegreerde financiële conglomeraten die zowel traditionele bankdiensten als
verzekeringsdiensten verlenen (bv. ING, KBC)


2.4: Besluit: opzet van de cursus Bank- en Financiewezen:
→ bankbalans = vertrekpunt om het Belgisch financieel bestel te bespreken


Hoofdstuk 2: Kennismaking met methoden van
intrestberekening en diverse financiële producten:
Gevalsstudie:
zie pagina 16

1: Inleiding:
1.1: Kapitaal, interest en interestvoet:
→ De theorie vloeit voort uit de veronderstelling dat kapitaal productief dient te zijn en dat de aanwending
ervan dus vergoed moet worden.
→ Aan het einde van de ontleningsduur betaalt de ontlener aan de kredietverlener een bedrag dat gelijk is
aan het oorspronkelijke kapitaal vermeerderd met een vergoeding (= rente = interest).


→ De grootte van de interestvergoeding (= I) hangt af van 4 factoren:
1. de grootte van het uitgeleende kapitaal (= C)
2. de rentevoet of interestvoet (= i) (= de verhouding tussen de opbrengst van een
kapitaal over een bepaalde periode en het kapitaal zelf)
3. de beleggingsduur of het aantal beleggingsperioden (= n)
4. de wijze van interestberekening (1: enkelvoudige intrestberekening = geen interest
op interest, 2: samengestelde interestberekening = wél interest op interest)

1.2: Tijdswaarde van het geld:
→ betekenis: tijdstip waarop men over een bepaalde som kan beschikken, is bepalend voor de waarde van
die som.
=> €1 in de toekomst is minder waard dan €1 nu


→ 2 oorzaken:
1. inflatie (als compensatie voor het koopkrachtverlies van geld)
2. reële interest (= vergoeding die beleggers ontvangen voor de derving van enerzijds onmiddellijke
consumptie en de derving van opbrengsten op alternatieve investeringen)


→ interestvoet is dus in de meeste gevallen positief


1.3: Actuele waarde en slotwaarde:
-slotwaarde Cn = de waarde op een bepaald tijdstip in de toekomst van een bedrag
belegd tegen een interestvoet i
=> wordt gebruikt om te bepalen tot welk bedrag een C na n perioden is gegroeid

, -actuele waarde C = de waarde van een bedrag op dit ogenblik wanneer de waarde
van dit bedrag op een bepaald tijdstip in de toekomst gekend is
=> wordt gebruikt als vergelijkingsbasis




-actualiseren = het converteren van geldstromen naar huidige ogenblik of berekenen
van actuele waarde

2: Enkelvoudige interestberekening:
2.1: Berekening van de slotwaarde van een kapitaal:
→ verworven interestbedragen worden niet herbelegd


→ elke periode ontvangt men:
I=C*i

→ na n perioden bedraagt slotwaarde:
Cn = C + C * i * n
= C * (1 + i * n)

→ met RV:
Cn = C * (1 + i * (1 – r) * n)

2.2: Berekening van de actuele waarde van een kapitaal:
C = Cn/(1 + i * n)

2.3: Praktijkvoorbeelden van enkelvoudige interestberekening:
→ vooral toegepast op financiële instrumenten met korte looptijden (< 1 jaar)
bv. zichtdeposito’s, termijndeposito’s, spaardeposito’s
(ook al heb je de rekeningen langer dan een jaar, blijft het een “korte looptijd” omdat je constant
transacties kan uitvoeren met die rekeningen)


1. zichtdeposito = overeenkomst tussen 2 partijen waarbij afgehaalde en gestorte
bedragen op dezelfde rekening worden geboekt, zodat alleen het saldo bij het
afsluiten van de rekening opeisbaar wordt
=> wordt afgesloten in het kader van een kredietfaciliteit, dus de rekening “mag in het
rood gaan”, hoewel er dan hoge kosten worden toegerekend
=> 2 soorten (1: rekening-courant = 3 maandelijkse renteberekening, voor bedrijven, 2:
persoonlijke zichtrekening = jaarlijkse renteberekening, voor particulieren)
=> IBAN-nummer (= International Bank Account Number = BE + 14 cijfers): identificeert
je persoonlijke zichtrekening & noodzakelijk om overschrijvingen in € te doen

Get to know the seller

Seller avatar
Reputation scores are based on the amount of documents a seller has sold for a fee and the reviews they have received for those documents. There are three levels: Bronze, Silver and Gold. The better the reputation, the more your can rely on the quality of the sellers work.
bembi43 Katholieke Universiteit Leuven
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
41
Member since
3 year
Number of followers
22
Documents
3
Last sold
6 days ago

3.5

2 reviews

5
0
4
1
3
1
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions