VKV Periode 5
Welke vormen van begeleiding worden er gegeven in de VVT bij chronisch zieken?
Transities
- De chronisch zieke zorgvrager maakt biologische, sociale en ziekte gerelateerde
veranderingen door
Transitiezorg
- De speciale zorg en aandacht voor mensen bij een biologische, sociale en zorgtransities noem
je transitiezorg
- Er is dan speciale aandacht voor de verandering die de zorgvrager doormaakt. (bijv niet meer
goed kunnen slikken, wat onderneem je dan als actie en hoe?)
- Een transitie kost energie en kan wel of geen succes hebben
Welke vormen van begeleiding heb je ?
- Ondersteunen bij transitie
- Ondersteunen en begeleiden bij revalidatie
- Ondersteunen bij zingeving
- Ondersteunen bij zelfmanagement
Revalidatie welke begeleiding geef je?
- Behandeling is gericht op herstel of verlichten van de beperkingen of handicaps
- Drie kenmerken:
1. Lichamelijk herstel
2. Functioneel herstel
3. Sociaal herstel
Ondersteunen bij zingeving
- Dit wordt vaak gegeven door geestelijke verzorgers
- Zingeven: vraagt, tijd, aandacht en rust
- Jij als verpleegkundige signaleert en zorgt voor advies of begeleiding
Ondersteuning bij zelfmanagement
- Eigen regie en zelfmanagement van de zorgvrager leidt tot een beter controle over de ziekte
en het ziekteproces
- Zorgvrager is meer therapietrouw
- Zorgvrager moet wel over enkele vaardigheden beschikken namelijk
1. In staat zijn om problemen te hanteren
2. Beslissingen te nemen
3. Informatie te zoeken
4. Beschikken over communicatieve vaardigheden
, 4 coping strategieën bij een chronische ziekte
Wat is coping? de manier waarop iemand met problemen en of stress omgaat .
4 strategieën coping
- Actief aanpakken
- Sociale steun zoeken
- Vermijden en afwachten
- Afleidend gedrag
Welke problemen kunnen er ontstaan bij een chronisch zieke jongere?
- Problemen bij de verwerking
- Problemen bij het aanpassen aan de leefwijze
- Problemen bij therapietrouw
- Verstoord zelfbeeld
- Problemen bij seksualiteit
- Problemen bij rolverandering
- Problemen met arbeid en inkomen
Zorg en begeleiding van chronisch zieke zorgvragers
6 kenmerken
1. Ziekte duurt minimaal 6 maanden
2. Geen genezing mogelijk is
3. De ziekte resulteert in voortdurende interventie met medicijnen of speciale benodigdheden
4. De ziekte zorgt voor beperkingen in zelfzorg, onafhankelijk wonen en sociale interactie
5. Gevolgen voor activiteiten en maatschappelijke participatie
6. Een beroep gedaan wordt op de gezondheidszorg
1/3 van de mensen in nederland is chronisch ziek, vooral de 65 plussers
4 fasen van chronisch ziek zijn
1. Prodromale fase
2. Diagnostische fase
3. Behandel fase
4. Chronische fase
, Diabetes mellitus
Diabetes mellitus = suikerziekte
- Bloedglucose niet meer in evenwicht
- Lichaam geen of weinig van het hormoon insuline heeft
- Insuline regelt de bloedsuikerspiegel
- De alvleesklier produceert twee hormonen in de eilandjes van langerhans namelijk
- Glucagon en insuline
Eilandjes van langerhans
- Eilandjes van langerhans bestaan uit twee typen cellen
1. A-cellen (alfacellen) produceren het hormoon glucagon
2. B-cellen (betacellen) produceren het hormoon insuline
Beide hormonen spelen belangrijke rol bij het op peil houden van de bloedglucosehalte
Lichaam goed functioneren, bevindt zich in het bloed altijd een bepaalde hoeveelheid
insuline
- In de cellen van de lever en spieren = glucosevoorraad in de vorm van glycogeen
- Stijgt het bloedglucosegehalte boven de norm waarde, dan word glucose opgenomen
in de lever en spieren omgezet tot glycogeen
- Zakt het bloedglucosegehalte dan word het glycogeen weer omgezet in glucose en
afgegeven aan het bloed
Insuline
- Speelt een belangrijke ril bij het transport van glucose uit het bloed
- Opname van glucose in de lever en spieren
- Bevordert de omzetting van glucose in glycogeen
- INSULINE BRENGT HET BLOEDGLUCOSEGEHALTE OMLAAG
Glucagon
- Bevordert de omzetting van glycogeen in glucose
- Glucose wordt weer afgegeven aan het bloed
- GLUCAGON BRENGT HET BLOEDGLUCOSEGEHALTE DUS OMHOOG
Bloedglucose gehalte
- Waarde tussen 4.0 en 8.0 mmol
- Na inname van koolhydraten, glucose in het bloed komt, en het bloedglucose gehalte
stijgt, reageert de alvleesklier hierop door meteen insuline af te geven
Welke vormen van begeleiding worden er gegeven in de VVT bij chronisch zieken?
Transities
- De chronisch zieke zorgvrager maakt biologische, sociale en ziekte gerelateerde
veranderingen door
Transitiezorg
- De speciale zorg en aandacht voor mensen bij een biologische, sociale en zorgtransities noem
je transitiezorg
- Er is dan speciale aandacht voor de verandering die de zorgvrager doormaakt. (bijv niet meer
goed kunnen slikken, wat onderneem je dan als actie en hoe?)
- Een transitie kost energie en kan wel of geen succes hebben
Welke vormen van begeleiding heb je ?
- Ondersteunen bij transitie
- Ondersteunen en begeleiden bij revalidatie
- Ondersteunen bij zingeving
- Ondersteunen bij zelfmanagement
Revalidatie welke begeleiding geef je?
- Behandeling is gericht op herstel of verlichten van de beperkingen of handicaps
- Drie kenmerken:
1. Lichamelijk herstel
2. Functioneel herstel
3. Sociaal herstel
Ondersteunen bij zingeving
- Dit wordt vaak gegeven door geestelijke verzorgers
- Zingeven: vraagt, tijd, aandacht en rust
- Jij als verpleegkundige signaleert en zorgt voor advies of begeleiding
Ondersteuning bij zelfmanagement
- Eigen regie en zelfmanagement van de zorgvrager leidt tot een beter controle over de ziekte
en het ziekteproces
- Zorgvrager is meer therapietrouw
- Zorgvrager moet wel over enkele vaardigheden beschikken namelijk
1. In staat zijn om problemen te hanteren
2. Beslissingen te nemen
3. Informatie te zoeken
4. Beschikken over communicatieve vaardigheden
, 4 coping strategieën bij een chronische ziekte
Wat is coping? de manier waarop iemand met problemen en of stress omgaat .
4 strategieën coping
- Actief aanpakken
- Sociale steun zoeken
- Vermijden en afwachten
- Afleidend gedrag
Welke problemen kunnen er ontstaan bij een chronisch zieke jongere?
- Problemen bij de verwerking
- Problemen bij het aanpassen aan de leefwijze
- Problemen bij therapietrouw
- Verstoord zelfbeeld
- Problemen bij seksualiteit
- Problemen bij rolverandering
- Problemen met arbeid en inkomen
Zorg en begeleiding van chronisch zieke zorgvragers
6 kenmerken
1. Ziekte duurt minimaal 6 maanden
2. Geen genezing mogelijk is
3. De ziekte resulteert in voortdurende interventie met medicijnen of speciale benodigdheden
4. De ziekte zorgt voor beperkingen in zelfzorg, onafhankelijk wonen en sociale interactie
5. Gevolgen voor activiteiten en maatschappelijke participatie
6. Een beroep gedaan wordt op de gezondheidszorg
1/3 van de mensen in nederland is chronisch ziek, vooral de 65 plussers
4 fasen van chronisch ziek zijn
1. Prodromale fase
2. Diagnostische fase
3. Behandel fase
4. Chronische fase
, Diabetes mellitus
Diabetes mellitus = suikerziekte
- Bloedglucose niet meer in evenwicht
- Lichaam geen of weinig van het hormoon insuline heeft
- Insuline regelt de bloedsuikerspiegel
- De alvleesklier produceert twee hormonen in de eilandjes van langerhans namelijk
- Glucagon en insuline
Eilandjes van langerhans
- Eilandjes van langerhans bestaan uit twee typen cellen
1. A-cellen (alfacellen) produceren het hormoon glucagon
2. B-cellen (betacellen) produceren het hormoon insuline
Beide hormonen spelen belangrijke rol bij het op peil houden van de bloedglucosehalte
Lichaam goed functioneren, bevindt zich in het bloed altijd een bepaalde hoeveelheid
insuline
- In de cellen van de lever en spieren = glucosevoorraad in de vorm van glycogeen
- Stijgt het bloedglucosegehalte boven de norm waarde, dan word glucose opgenomen
in de lever en spieren omgezet tot glycogeen
- Zakt het bloedglucosegehalte dan word het glycogeen weer omgezet in glucose en
afgegeven aan het bloed
Insuline
- Speelt een belangrijke ril bij het transport van glucose uit het bloed
- Opname van glucose in de lever en spieren
- Bevordert de omzetting van glucose in glycogeen
- INSULINE BRENGT HET BLOEDGLUCOSEGEHALTE OMLAAG
Glucagon
- Bevordert de omzetting van glycogeen in glucose
- Glucose wordt weer afgegeven aan het bloed
- GLUCAGON BRENGT HET BLOEDGLUCOSEGEHALTE DUS OMHOOG
Bloedglucose gehalte
- Waarde tussen 4.0 en 8.0 mmol
- Na inname van koolhydraten, glucose in het bloed komt, en het bloedglucose gehalte
stijgt, reageert de alvleesklier hierop door meteen insuline af te geven
