Geschiedenis Samenvatting Tien tijdvakken
Jagers en Verzamelaars
Specialisatie niet aan de orde; geen tijd ervoor
24 uur per dag water en voedsel zoeken
Ontstaan monogamie:
Eerst geen vuur, eten rauw vlees: sterke kaken
Vuur uitgevonden (domesticatie van het vuur)
Grote kaken niet meer nodig, schedel mens groeit
Door te groot hoofd, baby te vroeg geboren, -> zorg nodig om kind op te vangen
-> monogamie
Duidelijke taakverdeling
Mannen: Jacht: sterk snel signalen doorgeven, direct taalgebruik
Vrouwen: Verzamelen bessen, veel communicatiemogelijkheden, sociaal sterker
KA 1a: De levenswijze van jagers-verzamelaars
Leven in kleine groepen:
Te grote groepen zijn te veel monden om te voeden, -> hongersnood zou ontstaan.
Volledig afhankelijk van de natuur.
Egalitair:
Iedereen was gelijk in macht en rijkdom, iedereen eigen functie en draagt bij aan
de samenleving in taken
Nomadisch:
Als het voedsel in een gebied op was, meteen door
Simpele behuizing:
Vaak snel weer weg, zonde van moeite om huis te bouwen
100% mythos:
Wereld verklaren vanuit verhalen, geen controle op de natuur, maakt mensen
angstig en zoekt voor verklaring
Domesticatie van het vuur:
Mens neemt afscheid van dierenrijk als vuur uitvinden
KA 1b: Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
Voorwaardes voor nieuwe samenleving: agrarische samenleving
Interglaciaal:
Ijs smelt, veel smeltwater zorgt voor stromende rivieren en vruchtwater, land vaak
overspoelt, -> vruchtbare grond
Slordige J&V en Trial & error:
Iemand per ongeluk besjes op de grond laten vallen, kan 100x misgaan of
connectie niet gezien, maar een scherpe waarnemen ziet spoor na de gevallen
besjes
-> door nomadisch karakter vaak al voor die tijd weg
Vruchtbare grond en omstandigheid:
Moet genoeg voedsel zijn (prooi als bessen), niet zomaar weer weg
Vruchtbare grond, anders groeit er niks
BV: Tussen de rivieren Eufraat en Tigris: Mesopotamië
Landbouwrevolutie:
-> sedentair: vestigen zich op 1 plek, genoeg eten
, -> betere behuizing: door vaste plek, tijd en moeite om betere huizen te maken
-> nieuwe mythologie:
wil in plaats van koeien vinden, want die heb je nu, een goede oogst en vruchtbare
grond, -> zekerheid
(de vegetatiemythe= Held gaat naar de onderwereld en terug, dood overwinnen in
hel en terug met gewassen. )
-> ongelijkheid van macht en rijkdom:
ene boer heeft meer dan de ander door betere oogst
-> hierdoor sociale stratificatie: samenleving opdelen in lagen
Mogelijkheid om hierin op te klimmen en af te dalen: sociale mobiliteit:
- kaste: geen mobiliteit
- standen: beetje mobiliteit
- klasse: veel mobiliteit
-> autarkisch:
produceert eigen gewassen en eet het zelf op
wat doe je in slechte jaargetijden:
-> boeren willen dit voorkomen
KA 1c: Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
Voorkomen van hongersnood; -> agrarische innovaties
zoals:
- irrigatie: vruchtbare grond door bodem overstromen met water
- tweeslagstelsel: helft grond voor koeien (uitgeputte grond bemesten, helft grond
voor voedsel
- verbeterde ploeg: oogsten gaat sneller, meer planten
- fruitbomen als afbakening land
Ontstaat surplus: productieoverschot
Eten niet zelf opeten dus verhandelen
Niet handelen bij eigen boerderij, -> markt
Ontstaat stad:
- beveiligen van markt
- niet altijd helemaal terug: herberg
- justitie ontstaan: “is 1 kilo wel 1 kilo?”
Specialisatie
Door stad en surplus, mogelijkheid iets anders doen
Kenmerk stad
specialisatie
KA 2a: De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over
burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat
Natuur verklaren vanuit de wetenschap
Mens beter maken
Centrum-periferie model:
periferie: boeren, Centrum: specialisatie
goed voor sociale contacten
Veel voedsel:
- voortplanten
, - in 700 voor chr. Temperatuurschommeling, mislukte oogst
druk op voedsel hoog door overbevolking, -> hongersnood
Ook griekse poleis last van -> oplossen in politieke denkvormen:
Sparta:
totalitair regime: veroveren gebied Myceniërs, heloten onderdrukken, moesten
werken op platteland
alles in teken van het leger: staat bepaalde leven, vrijheid weg
soldaten uitgehongerd om prikkeling tot overleving
militarisme: moest sterk en hard leger hebben om heloten te onderdrukken
gerontocratie: ouderen macht, want als oud was veel beproevingen doorstaan,
dood overwonnen
geroesia controleert 2 koningen
Athene:
koloniseren gebieden en instellen democratie
Roeiers varen voor voedsel voor leiders en volk
Roeiers zien in essentie van hun werk, zorgen voor rijkdom
-> wil macht en inspraak
Kleisthenes en solon (aristocraten) stelden de democratie in:
- eklesia: niet meer betalen voor deelname, maar iedereen inspraak Wetgevende
macht
- begrip demos groter, maar toch beperkt:
metoiken, kinderen, vrouwen en slaven niet stemmen
- boule: gekozen door eklesia: Uitvoerende macht
- argonte: gekozen door boule: ministers Uitvoerende macht
- areopaag: club rechters Rechtgevende macht
-> Ostracisme: tirannie voorkomen. Ieman met te veel macht kon je wegstemmen
en preventief verbannen
Symbool democratie Athene: In strijd met Sparta, Grieken omsingelden Eiland
met spartanen om te verhongeren. Spartanen bleven leven. Idee Kleon (burger)
om bomen in brand en Spartanen naar hoek eiland. -> Geslaagd offensief
Burger kan dus ook goede ideeën hebben dus neem het volk serieus
KA 2B: De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur:
Grieken wilden volmaakte schoonheid uitbeelden (Goden).
Zuilen soorten:
Dorische stijl = sober.
Ionische stijl = iets versierde zuilen, met krul.
Korintische stijl = uitgebreid versierd met acanthusbladeren.
Kunst vormen:
Argaïsch= herkennen van vormen
Klassiek: Contra-post houding, beweging, anatomische correct
Hellenisme: Drama, afbeelden van verliezer en alledaagse dingen
Romeinen wilden realistisch uitbeelden.
Typische stedenbouw: Tempels, openbare gebouwen, aquaduct, theaters
Namen veel elementen van de Grieken over: beeldhouwen maar met kleding en
niet perfect
Architectuur: met koepels, bogen en beton
Jagers en Verzamelaars
Specialisatie niet aan de orde; geen tijd ervoor
24 uur per dag water en voedsel zoeken
Ontstaan monogamie:
Eerst geen vuur, eten rauw vlees: sterke kaken
Vuur uitgevonden (domesticatie van het vuur)
Grote kaken niet meer nodig, schedel mens groeit
Door te groot hoofd, baby te vroeg geboren, -> zorg nodig om kind op te vangen
-> monogamie
Duidelijke taakverdeling
Mannen: Jacht: sterk snel signalen doorgeven, direct taalgebruik
Vrouwen: Verzamelen bessen, veel communicatiemogelijkheden, sociaal sterker
KA 1a: De levenswijze van jagers-verzamelaars
Leven in kleine groepen:
Te grote groepen zijn te veel monden om te voeden, -> hongersnood zou ontstaan.
Volledig afhankelijk van de natuur.
Egalitair:
Iedereen was gelijk in macht en rijkdom, iedereen eigen functie en draagt bij aan
de samenleving in taken
Nomadisch:
Als het voedsel in een gebied op was, meteen door
Simpele behuizing:
Vaak snel weer weg, zonde van moeite om huis te bouwen
100% mythos:
Wereld verklaren vanuit verhalen, geen controle op de natuur, maakt mensen
angstig en zoekt voor verklaring
Domesticatie van het vuur:
Mens neemt afscheid van dierenrijk als vuur uitvinden
KA 1b: Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
Voorwaardes voor nieuwe samenleving: agrarische samenleving
Interglaciaal:
Ijs smelt, veel smeltwater zorgt voor stromende rivieren en vruchtwater, land vaak
overspoelt, -> vruchtbare grond
Slordige J&V en Trial & error:
Iemand per ongeluk besjes op de grond laten vallen, kan 100x misgaan of
connectie niet gezien, maar een scherpe waarnemen ziet spoor na de gevallen
besjes
-> door nomadisch karakter vaak al voor die tijd weg
Vruchtbare grond en omstandigheid:
Moet genoeg voedsel zijn (prooi als bessen), niet zomaar weer weg
Vruchtbare grond, anders groeit er niks
BV: Tussen de rivieren Eufraat en Tigris: Mesopotamië
Landbouwrevolutie:
-> sedentair: vestigen zich op 1 plek, genoeg eten
, -> betere behuizing: door vaste plek, tijd en moeite om betere huizen te maken
-> nieuwe mythologie:
wil in plaats van koeien vinden, want die heb je nu, een goede oogst en vruchtbare
grond, -> zekerheid
(de vegetatiemythe= Held gaat naar de onderwereld en terug, dood overwinnen in
hel en terug met gewassen. )
-> ongelijkheid van macht en rijkdom:
ene boer heeft meer dan de ander door betere oogst
-> hierdoor sociale stratificatie: samenleving opdelen in lagen
Mogelijkheid om hierin op te klimmen en af te dalen: sociale mobiliteit:
- kaste: geen mobiliteit
- standen: beetje mobiliteit
- klasse: veel mobiliteit
-> autarkisch:
produceert eigen gewassen en eet het zelf op
wat doe je in slechte jaargetijden:
-> boeren willen dit voorkomen
KA 1c: Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
Voorkomen van hongersnood; -> agrarische innovaties
zoals:
- irrigatie: vruchtbare grond door bodem overstromen met water
- tweeslagstelsel: helft grond voor koeien (uitgeputte grond bemesten, helft grond
voor voedsel
- verbeterde ploeg: oogsten gaat sneller, meer planten
- fruitbomen als afbakening land
Ontstaat surplus: productieoverschot
Eten niet zelf opeten dus verhandelen
Niet handelen bij eigen boerderij, -> markt
Ontstaat stad:
- beveiligen van markt
- niet altijd helemaal terug: herberg
- justitie ontstaan: “is 1 kilo wel 1 kilo?”
Specialisatie
Door stad en surplus, mogelijkheid iets anders doen
Kenmerk stad
specialisatie
KA 2a: De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over
burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat
Natuur verklaren vanuit de wetenschap
Mens beter maken
Centrum-periferie model:
periferie: boeren, Centrum: specialisatie
goed voor sociale contacten
Veel voedsel:
- voortplanten
, - in 700 voor chr. Temperatuurschommeling, mislukte oogst
druk op voedsel hoog door overbevolking, -> hongersnood
Ook griekse poleis last van -> oplossen in politieke denkvormen:
Sparta:
totalitair regime: veroveren gebied Myceniërs, heloten onderdrukken, moesten
werken op platteland
alles in teken van het leger: staat bepaalde leven, vrijheid weg
soldaten uitgehongerd om prikkeling tot overleving
militarisme: moest sterk en hard leger hebben om heloten te onderdrukken
gerontocratie: ouderen macht, want als oud was veel beproevingen doorstaan,
dood overwonnen
geroesia controleert 2 koningen
Athene:
koloniseren gebieden en instellen democratie
Roeiers varen voor voedsel voor leiders en volk
Roeiers zien in essentie van hun werk, zorgen voor rijkdom
-> wil macht en inspraak
Kleisthenes en solon (aristocraten) stelden de democratie in:
- eklesia: niet meer betalen voor deelname, maar iedereen inspraak Wetgevende
macht
- begrip demos groter, maar toch beperkt:
metoiken, kinderen, vrouwen en slaven niet stemmen
- boule: gekozen door eklesia: Uitvoerende macht
- argonte: gekozen door boule: ministers Uitvoerende macht
- areopaag: club rechters Rechtgevende macht
-> Ostracisme: tirannie voorkomen. Ieman met te veel macht kon je wegstemmen
en preventief verbannen
Symbool democratie Athene: In strijd met Sparta, Grieken omsingelden Eiland
met spartanen om te verhongeren. Spartanen bleven leven. Idee Kleon (burger)
om bomen in brand en Spartanen naar hoek eiland. -> Geslaagd offensief
Burger kan dus ook goede ideeën hebben dus neem het volk serieus
KA 2B: De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur:
Grieken wilden volmaakte schoonheid uitbeelden (Goden).
Zuilen soorten:
Dorische stijl = sober.
Ionische stijl = iets versierde zuilen, met krul.
Korintische stijl = uitgebreid versierd met acanthusbladeren.
Kunst vormen:
Argaïsch= herkennen van vormen
Klassiek: Contra-post houding, beweging, anatomische correct
Hellenisme: Drama, afbeelden van verliezer en alledaagse dingen
Romeinen wilden realistisch uitbeelden.
Typische stedenbouw: Tempels, openbare gebouwen, aquaduct, theaters
Namen veel elementen van de Grieken over: beeldhouwen maar met kleding en
niet perfect
Architectuur: met koepels, bogen en beton