Samenvatting Blok 1
Proceskunde
Warmteleer:
Qoverdracht = Qopwarmen = Qafkoelen (J) Q = T*C*M wordt T = Q/(M * C)
Deze formule is nodig zodra je moet weten
w,overdracht =w,opwarmen = w,afkoelen [J/s] hoeveel warmte van graden celcius van de ene
stof naar de andere stof gaat.
Als de M (Massa) wordt gegeven bereken je
J/s = W
dit natuurlijk erbij. M*c*DT = w
Vergeet hier nooit om te kijken of het wordt
aangegeven wordt in Uur (h) of Seconden (s)
als het als uur wordt gegeven bijv. 50 Kg/h dan
deel je dit door 3600. Nu is het Kg/s!
In deze afbeelding is een grafiek getekend van
de stages waardoor het water gaat als het
bevroren is tot stoom. Dit is weergeven in
Joule.
- Een vaste stof, vloeistof of damp op te
warmen gebruiken we de formule:
Q= T * C * M Stoom
T = Tempratuur verschil
C = Soortelijke warmte stof - De verhitting/verdampings warmte
M = Massa bepaalde stof. (KG) wordt uitgedrukt in Kj
- Om het product te smelten is te zien - Lees de stoom tabel goed af!
in de tabel en vlak stuk. Hierdoor - De warmte om stoom te generen
moet de massa van de vloeistof en de heeft 2 vormen
het smeltpunt of kookpunt keer elkaar o Voelbare warmte
gedaan. o Latente warmte
Q = M * rv/rs Vloeibare warmte:
rs = Smeltpunt
rv = kookpunt - Is de hoeveelheid warmte die nodig is
om 25 C. water tot het kookpunt te
brengen met een bepaalde druk. Dit is
Dit doen we vervolgens met elkaar optellen en te meten met de thermometer
zo komen we op het aantal joulle dat nodig is Latente warmte:
om van een ijsklontje stoom te maken van
100C. - Is de hoeveelheid warmte om water
om te zetten naar een nieuwe fase.
Voor het omrekenen van Liters naar Kg moet Van een vloeistof naar stoom bijv.
je eerst de Dichtheid van een stof weten en Dit zorgt niet voor een tempratuur
reken je het eerst om van liters naar M3 . De stijging.
dichtheid en M3 doe je X elkaar en dit is de
massa.
,
w = A T
Warmteoverdracht: K-waarden
d
w = k A T [ J / s] = [W ] - Eigenschappelijke waarden. Labda
Warmtegeleidingscoefficient W/mK
Qwarmte wordt hiermee berekend
K= warmtedoorgangscoefficient
T= Totale tempratuur verschil
Tkoud – Twarmt
A= Oppervlakte in M2
Hoe groter de K, hoe meer warmtetransport
en minder weerstand ondervonden
Zodra er meerdere factoren zijn wordt eerst de
K-waarden berekend met de volgende formule
Vormen warmte overdracht
1. Conductie, geleiding Convectie
2. Convectie, stroming
Convectie gaat over vloeibare stoffen of door
3. Straling
lucht. Zodra je deze vloeistof verhit spreiden
K-waarden kan bestaan uit alle 3 de vormen de deeltjes en wordt het minder compact.
van
Er zijn 2 vormen van Convectie
- Geleiding (conductie)
1. Vrije/natuurlijke convectie
- Convectie
warmte die naar boven gaat
- Straling
2. Gedwongen convectie
Pomp bijvoorbeeld
Geleiding (Conductie) (vaste stof) Warmteoverdracht door convectie wordt
bepaald door de
glas warmteoverdrachtscoëfficiënt. (Alfa)
Φw,convectie = α A ΔT [W]
Twater Tappelmoes
Moleculen geven door trilling warmte door
aan aanliggende moleculen.
KGeleiding hangt af van:
- Dikte van de laag in M
Proceskunde
Warmteleer:
Qoverdracht = Qopwarmen = Qafkoelen (J) Q = T*C*M wordt T = Q/(M * C)
Deze formule is nodig zodra je moet weten
w,overdracht =w,opwarmen = w,afkoelen [J/s] hoeveel warmte van graden celcius van de ene
stof naar de andere stof gaat.
Als de M (Massa) wordt gegeven bereken je
J/s = W
dit natuurlijk erbij. M*c*DT = w
Vergeet hier nooit om te kijken of het wordt
aangegeven wordt in Uur (h) of Seconden (s)
als het als uur wordt gegeven bijv. 50 Kg/h dan
deel je dit door 3600. Nu is het Kg/s!
In deze afbeelding is een grafiek getekend van
de stages waardoor het water gaat als het
bevroren is tot stoom. Dit is weergeven in
Joule.
- Een vaste stof, vloeistof of damp op te
warmen gebruiken we de formule:
Q= T * C * M Stoom
T = Tempratuur verschil
C = Soortelijke warmte stof - De verhitting/verdampings warmte
M = Massa bepaalde stof. (KG) wordt uitgedrukt in Kj
- Om het product te smelten is te zien - Lees de stoom tabel goed af!
in de tabel en vlak stuk. Hierdoor - De warmte om stoom te generen
moet de massa van de vloeistof en de heeft 2 vormen
het smeltpunt of kookpunt keer elkaar o Voelbare warmte
gedaan. o Latente warmte
Q = M * rv/rs Vloeibare warmte:
rs = Smeltpunt
rv = kookpunt - Is de hoeveelheid warmte die nodig is
om 25 C. water tot het kookpunt te
brengen met een bepaalde druk. Dit is
Dit doen we vervolgens met elkaar optellen en te meten met de thermometer
zo komen we op het aantal joulle dat nodig is Latente warmte:
om van een ijsklontje stoom te maken van
100C. - Is de hoeveelheid warmte om water
om te zetten naar een nieuwe fase.
Voor het omrekenen van Liters naar Kg moet Van een vloeistof naar stoom bijv.
je eerst de Dichtheid van een stof weten en Dit zorgt niet voor een tempratuur
reken je het eerst om van liters naar M3 . De stijging.
dichtheid en M3 doe je X elkaar en dit is de
massa.
,
w = A T
Warmteoverdracht: K-waarden
d
w = k A T [ J / s] = [W ] - Eigenschappelijke waarden. Labda
Warmtegeleidingscoefficient W/mK
Qwarmte wordt hiermee berekend
K= warmtedoorgangscoefficient
T= Totale tempratuur verschil
Tkoud – Twarmt
A= Oppervlakte in M2
Hoe groter de K, hoe meer warmtetransport
en minder weerstand ondervonden
Zodra er meerdere factoren zijn wordt eerst de
K-waarden berekend met de volgende formule
Vormen warmte overdracht
1. Conductie, geleiding Convectie
2. Convectie, stroming
Convectie gaat over vloeibare stoffen of door
3. Straling
lucht. Zodra je deze vloeistof verhit spreiden
K-waarden kan bestaan uit alle 3 de vormen de deeltjes en wordt het minder compact.
van
Er zijn 2 vormen van Convectie
- Geleiding (conductie)
1. Vrije/natuurlijke convectie
- Convectie
warmte die naar boven gaat
- Straling
2. Gedwongen convectie
Pomp bijvoorbeeld
Geleiding (Conductie) (vaste stof) Warmteoverdracht door convectie wordt
bepaald door de
glas warmteoverdrachtscoëfficiënt. (Alfa)
Φw,convectie = α A ΔT [W]
Twater Tappelmoes
Moleculen geven door trilling warmte door
aan aanliggende moleculen.
KGeleiding hangt af van:
- Dikte van de laag in M