BBB BVB samenvatting
Praktijk 1
De dichtheid, p, kun je berekenen wanneer je het volume en de massa
weet. Door de massa te delen door het volume, weet je de dichtheid. Vaak
moet je dit ook nog omrekenen. Handig om te weten is dat 1 ml 1 gram
weegt.
Micropipetten heb je nodig om hele kleine volumes te kunnen pipetteren.
Je hebt veel verschillende soorten en maten micropipetten. De meest
gebruikte micropipetten zijn de p1000, p200, p100, p20 en p10. Je mag
nooit de pipet instellen boven de maximale waarde. De maximale waarde
van bijvoorbeeld de p10 is 10 microliter. Hier mag je dus nooit overheen.
Micropipetten zijn erg kwetsbaar, omdat het uit kleine onderdelen bestaat.
Je moet er dus voorzichtig mee omgaan.
Op school worden vooral de Gilson micropipetten en de Rainin
micropipetten gebruikt. De verschillen hiertussen zijn dat de Rainin een
vergrendeling van het draaimechanisme heeft en de Gilson een draaiwiel.
Een druppel heeft een volume van ongeveer 0,5 ml.
Bij het pipetteren met micropipetten kunnen er twee soorten fouten
voorkomen, de systematische meetfout en de random meetfout. Een
systematische meetfout is een fout van het systeem/de apparatuur. Een
random meetfout is een fout die je zelf maakt, bijvoorbeeld bij het
instellen van de pipet. Om te controleren of de micropipetten nauwkeurig
genoeg zijn, zijn er nauwkeurigheidseisen vastgesteld. Hieraan moeten de
pipetten voldoen. De omgevingstemperatuur heeft ook invloed op de
metingen. Er wordt bij de nauwkeurigheidseisen uitgegaan van
kamertemperatuur (20°C).
Praktijk 2
Als je met micro-organismen werkt, moet je steriel/VMT werken. Hiermee
zorg je dat je de gewenste micro-organismen beschermt en dat je jezelf
en je omgeving beschermt. Het inperken van micro-organismen is erg
belangrijk om besmetting tegen te gaan. Hiervoor zijn er verschillende
manieren: chemische inperking(bv. Chloor in zwembaden) of fysische
inperking(bv. Pasteuriseren van melk). Je kunt micro-organismen in een
vloeibare voedingsbodem of op een vaste voedingsbodem laten groeien.
De voedingsbodems bestaan uit bouillon. Bij de vaste voedingsbodem is er
agar (1,5%) aan toegevoegd, waardoor de bodem stolt. Micro-organismen
worden gekweekt bij 28°C of 37°C gekweekt, afhankelijk van waar ze
voorkomen. Na het kweken kun je de micro-organismen een tijdje
bewaren bij 4°C.
Spreidplaattechniek:
, Voor de spreidplaattechniek is het nodig een vooraf verdunde mengcultuur
te gebruiken. De gemengde cultuur wordt verdeeld over het oppervlak van
een agarplaat met behulp van een Drigalski-spatel.
a. Breng met een steriele pasteurse pipet of een micropipet een
hoeveelheid vloeistof van de mengcultuur op het midden van een
agarplaat aan.
b. Neem een Drigalski-spatel en steriliseer deze m.b.v. ethanol 70% en
droog deze in de blauwe vlam.
c. Neem de steriele en afgekoelde Drigalski-spatel en verdeel de
vloeistof van de mengcultuur over de gehele agarplaat door zachtjes
de Drigalski-spatel heen een weet te bewegen.
d. Steriliseer de Drigalski-spatel.
Strijkplaattechniek:
De strijkplaattechniek is een snelle methode, waarbij een entoogje van
een cultuur over het oppervlak van een agarplaat wordt verdund.
a. Gloei de öse uit
b. Wacht tot de öse is afgekoeld
c. Neem m.b.v. de öse een klein beetje van de cultuur
d. Strijk met de öse over de agarplaat en trek vier evenwijdige strepen
(van je af i.v.m. aërosolvorming). Dit is het 1e segment.
e. Gloei de öse uit en laat deze afkoelen
f. Draai de agarplaat 90 graden en strijk met de öse over de agarplaat
waarbij je met de öse eerst door de twee laatste strepen van het
eerste segment gaat. Herhaal de handeling van d. Dit is het 2 e
segment.
g. Herhaal stap e. en f.. Dit is het 3e segment.
h. Herhaal stap e. en f.. Dit is het 4e segment. Je mag eindigen met
een zigzag in het midden van de agarplaat.
Voordat je de bacteriën kan uitspatelen, moeten ze verdund zijn: seriële
verdunning. Hier moet je berekeningen mee kunnen maken.
Praktijk 3
Terug rekenen vanuit een verdunning naar de oorspronkelijke hoeveelheid
bacteriën.
Wanneer je gebruik maakt van een microscoop is een goede houding van
belang. Je werkt met een rechte rug en je hoofd iets naar voor gebogen.
Je arme liggen met je ellebogen in een hoek van ongeveer 90 graden. Je
kijkt ontspannen door de microscoop, op de manier hoe je ook kijkt als je
ver weg kijkt. Zo zijn je ogen ontspannen en krijg je geen hoofdpijn.
(ogen op oneindig).
Praktijk 1
De dichtheid, p, kun je berekenen wanneer je het volume en de massa
weet. Door de massa te delen door het volume, weet je de dichtheid. Vaak
moet je dit ook nog omrekenen. Handig om te weten is dat 1 ml 1 gram
weegt.
Micropipetten heb je nodig om hele kleine volumes te kunnen pipetteren.
Je hebt veel verschillende soorten en maten micropipetten. De meest
gebruikte micropipetten zijn de p1000, p200, p100, p20 en p10. Je mag
nooit de pipet instellen boven de maximale waarde. De maximale waarde
van bijvoorbeeld de p10 is 10 microliter. Hier mag je dus nooit overheen.
Micropipetten zijn erg kwetsbaar, omdat het uit kleine onderdelen bestaat.
Je moet er dus voorzichtig mee omgaan.
Op school worden vooral de Gilson micropipetten en de Rainin
micropipetten gebruikt. De verschillen hiertussen zijn dat de Rainin een
vergrendeling van het draaimechanisme heeft en de Gilson een draaiwiel.
Een druppel heeft een volume van ongeveer 0,5 ml.
Bij het pipetteren met micropipetten kunnen er twee soorten fouten
voorkomen, de systematische meetfout en de random meetfout. Een
systematische meetfout is een fout van het systeem/de apparatuur. Een
random meetfout is een fout die je zelf maakt, bijvoorbeeld bij het
instellen van de pipet. Om te controleren of de micropipetten nauwkeurig
genoeg zijn, zijn er nauwkeurigheidseisen vastgesteld. Hieraan moeten de
pipetten voldoen. De omgevingstemperatuur heeft ook invloed op de
metingen. Er wordt bij de nauwkeurigheidseisen uitgegaan van
kamertemperatuur (20°C).
Praktijk 2
Als je met micro-organismen werkt, moet je steriel/VMT werken. Hiermee
zorg je dat je de gewenste micro-organismen beschermt en dat je jezelf
en je omgeving beschermt. Het inperken van micro-organismen is erg
belangrijk om besmetting tegen te gaan. Hiervoor zijn er verschillende
manieren: chemische inperking(bv. Chloor in zwembaden) of fysische
inperking(bv. Pasteuriseren van melk). Je kunt micro-organismen in een
vloeibare voedingsbodem of op een vaste voedingsbodem laten groeien.
De voedingsbodems bestaan uit bouillon. Bij de vaste voedingsbodem is er
agar (1,5%) aan toegevoegd, waardoor de bodem stolt. Micro-organismen
worden gekweekt bij 28°C of 37°C gekweekt, afhankelijk van waar ze
voorkomen. Na het kweken kun je de micro-organismen een tijdje
bewaren bij 4°C.
Spreidplaattechniek:
, Voor de spreidplaattechniek is het nodig een vooraf verdunde mengcultuur
te gebruiken. De gemengde cultuur wordt verdeeld over het oppervlak van
een agarplaat met behulp van een Drigalski-spatel.
a. Breng met een steriele pasteurse pipet of een micropipet een
hoeveelheid vloeistof van de mengcultuur op het midden van een
agarplaat aan.
b. Neem een Drigalski-spatel en steriliseer deze m.b.v. ethanol 70% en
droog deze in de blauwe vlam.
c. Neem de steriele en afgekoelde Drigalski-spatel en verdeel de
vloeistof van de mengcultuur over de gehele agarplaat door zachtjes
de Drigalski-spatel heen een weet te bewegen.
d. Steriliseer de Drigalski-spatel.
Strijkplaattechniek:
De strijkplaattechniek is een snelle methode, waarbij een entoogje van
een cultuur over het oppervlak van een agarplaat wordt verdund.
a. Gloei de öse uit
b. Wacht tot de öse is afgekoeld
c. Neem m.b.v. de öse een klein beetje van de cultuur
d. Strijk met de öse over de agarplaat en trek vier evenwijdige strepen
(van je af i.v.m. aërosolvorming). Dit is het 1e segment.
e. Gloei de öse uit en laat deze afkoelen
f. Draai de agarplaat 90 graden en strijk met de öse over de agarplaat
waarbij je met de öse eerst door de twee laatste strepen van het
eerste segment gaat. Herhaal de handeling van d. Dit is het 2 e
segment.
g. Herhaal stap e. en f.. Dit is het 3e segment.
h. Herhaal stap e. en f.. Dit is het 4e segment. Je mag eindigen met
een zigzag in het midden van de agarplaat.
Voordat je de bacteriën kan uitspatelen, moeten ze verdund zijn: seriële
verdunning. Hier moet je berekeningen mee kunnen maken.
Praktijk 3
Terug rekenen vanuit een verdunning naar de oorspronkelijke hoeveelheid
bacteriën.
Wanneer je gebruik maakt van een microscoop is een goede houding van
belang. Je werkt met een rechte rug en je hoofd iets naar voor gebogen.
Je arme liggen met je ellebogen in een hoek van ongeveer 90 graden. Je
kijkt ontspannen door de microscoop, op de manier hoe je ook kijkt als je
ver weg kijkt. Zo zijn je ogen ontspannen en krijg je geen hoofdpijn.
(ogen op oneindig).
