Klinisch Redeneren werkcollege 1&2
Leerdoelen 1:
1. het begrip ‘klinisch redeneren’ uitleggen;
2. de vier soorten basisvragen bij klinisch redeneren noemen en toelichten;
3. verklaren waarom klinisch redeneren een belangrijke vaardigheid is voor
verpleegkundigen;
4. de kernbegrippen bij ‘ademhalingsproblemen’ noemen, ordenen, in een concept web
organiseren, en de relaties tussen de kernbegrippen uitleggen.
Leerdoelen 2:
1. het ICF-model aan medestudenten uitleggen;
2. redeneren met behulp van het ICF-model;
3. de pathofysiologie van ademhalingsproblemen beschrijven;
4. het belang verwoorden van een vertrouwensrelatie tussen de verpleegkundige en de
patiënt.
Klinisch redeneren: wel overwogen keuzes maken (voor je handelingen). Klinisch is iets met
ziekenhuis en redeneren is door nadenken een standpunt bepalen.
Klinisch redeneren is het continue proces van gegevensverzameling en
analyse gericht op de vragen en problemen van een individu en diens
naasten,
in relatie tot ziekte en gezondheid. Klinisch redeneren omvat risico-
inschatting,
vroegsignalering, probleemherkenning, interventie en monitoring
Blz 233 de 4 basisvragen
Diagnostische vraag: Wat is er aan de hand met de patiënt
Therapeutische vraag: Wat denken we er aan te kunnen doen?
Etiologische vraag: Waardoor komt dat?
Prognostische vraag: Hoe loopt het waarschijnlijk af met dit probleem, wat denken we te
kunnen
ICF-model: (blz 8)
- Beschrijft hoe een aandoening of ziekte invloed heeft op een patiënt.
- Alle facetten van een patiënt worden besproken
- Niet alleen de aandoening heeft invloed op de patiënt. Maar ook zie onderstaand
model met verschillende onderdelen.
o Functies en anatomische eigenschappen: stoornissen, aandoeningen van een
orgaan en de bijpassende functies, mentale dingen ook.
Bijv. stoornis vd longen, stoornis in functie van de longen
(ademfrequentie, -diepte, lichaamstemp)
Stoornis van de heup, stoornis in functie van de heup
(mobiliteitsprobleem)
o Activiteiten: kan je nog voor jezelf zorgen
Bijv. beperking in mobiliseren en in het spreken
o Participatie: aan maatschappij deelnemen, bijv. werken
Door ziekenhuisopname heeft hij een beperking in contact met familie
en kan hij niet werken
o Externe factoren: sociaal vangnet, familie, doet iemand aan revalidatie/fysio
, Bijv. bezoek krijgen (positief), zorg als fijn ervaren (positief) of niks
van je werk horen tijdens je opname (negatief)
o Persoonlijke factoren: man, vrouw, leeftijd, diabetes, roken, bril dragen ect.
Oorzaak gevolg reeksen van casus meneer hulshoff brightspace les 2
De stoornis in het heupgewricht en de stoornis in de spieren leiden tot een verstoring in de
mobiliteitsfunctie. Daardoor heeft mijnheer Polak een beperking in het lopen en in het zich
verplaatsen, ligt hij in het ziekenhuis, en kan hij niet werken.
Een stoornis in de longen leidt tot een verstoring in de zuurstofgehalte vh bloed,
ademhalingsfrequentie, en ademdiepte. Daardoor een beperking met het spreken en het
contact met de familie.
Door een stoornis in het heupgewricht heeft hij een beperking in het verrichten van werk.
Sinds hij in het ziekenhuis is opgenomen heeft werk nog geen contract met hem opgenomen.
Dit ervaart hij als negatief, maar hij krijgt wel veel steun van zijn familie.
Casus mr. dhr polka brightspace les 2
Stoornis Anatomische eigenschappen en stoornis in functies
- Stoornis aan het hart: myocardinfarct
- Stoornis in het gewicht: hoge BMI/overgewicht
- Stoornis in pompkracht vh hart: ischemie, stukje hartweefsel/spier aangedaan
- Stoornis in Angst/stress
Activiteit
- Snel moe
- Beperking door angst en stress slechte coping
Participatie
- Werkt niet meer, wilt wel graag en baas denkt fijn mee, mag halve dagen werken.
Externe factoren
- Vrouw recentelijk ook CVA gehad en herstellende
- Heeft een gezin
- Steun vanuit werk (arboarts ect)
- (Hart)revalidatie – fysio en secundaire preventie, Controle bij cardioloog
- Medicatie
- Rokende collega’s
Persoonlijke factoren
- 47 jaar
- Man
- Gehuwd en dochter/kind
- Klusjesman
- BMI 28
- Roken, 15 per dag
- Gestopt met drinken
- Therapietrouw
, Werkcollege 3
Leerdoelen:
1. de standaardvragen bij diagnostisch redeneren gebruiken;
kennis vergaren wat zie je? Wat hoor je (aan de patient)? Wat voel je?
- Symptomen opjectief
(een symptoom dat voor iedereen hetzelfde waarneembaar is. Bijvoorbeeld bloeddruk,
saturatie, gebruik hulpademhealingsspier)
- Symptomen subjectief
(kan anders geimpeteerd worden door een ander zoals pijn van 1 tot 10 of misselijkheid).
Achtergrondkennis hoe zijn deze symtome te verklaren? Vanuit anatomie, fysiologie en
psychosociaal.
2. Een verpleegkundige diagnose volgens de PES-structuur en volgens de PR-
structuur formuleren.
Diagnostisch redeneren verpleegkundig:
Een verpleegkundige diagnose is een klinisch oordeel aangaande een menselijke reactie op
gezondheidscondities/ levenspreocessen, of een verhoofde kwetsbaarheid voor die reactie, bij
een persoon, gezin, groep of gemenschap.
Wat is het gevolg van de ziekte..
Medisch diagnose:
Medische diagnose. Het woord diagnose wordt ook op medische vlak gebruikt: door een
diagnose wordt een ziekte geindentificeerd vanuit optredende symptomen. De tern diagnose is
derhalve tegenwoorduig doorgaans synoniem met de naam van de ziekte of aandoening
waaraan iemand verondersteld wordt te lijde.
Wat is de ziekte..
Diagnostisch redeneren
- Een edische diagnose; dit is iets anders dan een verpleegkundige diagnose. De
constatering de clinet heeft alzheimer, is niet voldoende. Waar heeft de client last van?
Daar gaat het om bij een verpleegkundige diagnose.
- Een medische diganose kan wel aanleidiing geveb om de gevolgen voor de
gezondheid en de invloed op het dagelijks functuineren inzichtelijk te maken.
- Een medische diagnose los je ook niet op in de wijkverpleging. Je kunt wel de slah
met de gevolgen ……..
- …………
PES:
P: probleem (verpleegkundig!) kernset patientprobleem
E: etiologie (oorzaken)
S: symptomen
PR: probleem, risicofactoren
Leerdoelen 1:
1. het begrip ‘klinisch redeneren’ uitleggen;
2. de vier soorten basisvragen bij klinisch redeneren noemen en toelichten;
3. verklaren waarom klinisch redeneren een belangrijke vaardigheid is voor
verpleegkundigen;
4. de kernbegrippen bij ‘ademhalingsproblemen’ noemen, ordenen, in een concept web
organiseren, en de relaties tussen de kernbegrippen uitleggen.
Leerdoelen 2:
1. het ICF-model aan medestudenten uitleggen;
2. redeneren met behulp van het ICF-model;
3. de pathofysiologie van ademhalingsproblemen beschrijven;
4. het belang verwoorden van een vertrouwensrelatie tussen de verpleegkundige en de
patiënt.
Klinisch redeneren: wel overwogen keuzes maken (voor je handelingen). Klinisch is iets met
ziekenhuis en redeneren is door nadenken een standpunt bepalen.
Klinisch redeneren is het continue proces van gegevensverzameling en
analyse gericht op de vragen en problemen van een individu en diens
naasten,
in relatie tot ziekte en gezondheid. Klinisch redeneren omvat risico-
inschatting,
vroegsignalering, probleemherkenning, interventie en monitoring
Blz 233 de 4 basisvragen
Diagnostische vraag: Wat is er aan de hand met de patiënt
Therapeutische vraag: Wat denken we er aan te kunnen doen?
Etiologische vraag: Waardoor komt dat?
Prognostische vraag: Hoe loopt het waarschijnlijk af met dit probleem, wat denken we te
kunnen
ICF-model: (blz 8)
- Beschrijft hoe een aandoening of ziekte invloed heeft op een patiënt.
- Alle facetten van een patiënt worden besproken
- Niet alleen de aandoening heeft invloed op de patiënt. Maar ook zie onderstaand
model met verschillende onderdelen.
o Functies en anatomische eigenschappen: stoornissen, aandoeningen van een
orgaan en de bijpassende functies, mentale dingen ook.
Bijv. stoornis vd longen, stoornis in functie van de longen
(ademfrequentie, -diepte, lichaamstemp)
Stoornis van de heup, stoornis in functie van de heup
(mobiliteitsprobleem)
o Activiteiten: kan je nog voor jezelf zorgen
Bijv. beperking in mobiliseren en in het spreken
o Participatie: aan maatschappij deelnemen, bijv. werken
Door ziekenhuisopname heeft hij een beperking in contact met familie
en kan hij niet werken
o Externe factoren: sociaal vangnet, familie, doet iemand aan revalidatie/fysio
, Bijv. bezoek krijgen (positief), zorg als fijn ervaren (positief) of niks
van je werk horen tijdens je opname (negatief)
o Persoonlijke factoren: man, vrouw, leeftijd, diabetes, roken, bril dragen ect.
Oorzaak gevolg reeksen van casus meneer hulshoff brightspace les 2
De stoornis in het heupgewricht en de stoornis in de spieren leiden tot een verstoring in de
mobiliteitsfunctie. Daardoor heeft mijnheer Polak een beperking in het lopen en in het zich
verplaatsen, ligt hij in het ziekenhuis, en kan hij niet werken.
Een stoornis in de longen leidt tot een verstoring in de zuurstofgehalte vh bloed,
ademhalingsfrequentie, en ademdiepte. Daardoor een beperking met het spreken en het
contact met de familie.
Door een stoornis in het heupgewricht heeft hij een beperking in het verrichten van werk.
Sinds hij in het ziekenhuis is opgenomen heeft werk nog geen contract met hem opgenomen.
Dit ervaart hij als negatief, maar hij krijgt wel veel steun van zijn familie.
Casus mr. dhr polka brightspace les 2
Stoornis Anatomische eigenschappen en stoornis in functies
- Stoornis aan het hart: myocardinfarct
- Stoornis in het gewicht: hoge BMI/overgewicht
- Stoornis in pompkracht vh hart: ischemie, stukje hartweefsel/spier aangedaan
- Stoornis in Angst/stress
Activiteit
- Snel moe
- Beperking door angst en stress slechte coping
Participatie
- Werkt niet meer, wilt wel graag en baas denkt fijn mee, mag halve dagen werken.
Externe factoren
- Vrouw recentelijk ook CVA gehad en herstellende
- Heeft een gezin
- Steun vanuit werk (arboarts ect)
- (Hart)revalidatie – fysio en secundaire preventie, Controle bij cardioloog
- Medicatie
- Rokende collega’s
Persoonlijke factoren
- 47 jaar
- Man
- Gehuwd en dochter/kind
- Klusjesman
- BMI 28
- Roken, 15 per dag
- Gestopt met drinken
- Therapietrouw
, Werkcollege 3
Leerdoelen:
1. de standaardvragen bij diagnostisch redeneren gebruiken;
kennis vergaren wat zie je? Wat hoor je (aan de patient)? Wat voel je?
- Symptomen opjectief
(een symptoom dat voor iedereen hetzelfde waarneembaar is. Bijvoorbeeld bloeddruk,
saturatie, gebruik hulpademhealingsspier)
- Symptomen subjectief
(kan anders geimpeteerd worden door een ander zoals pijn van 1 tot 10 of misselijkheid).
Achtergrondkennis hoe zijn deze symtome te verklaren? Vanuit anatomie, fysiologie en
psychosociaal.
2. Een verpleegkundige diagnose volgens de PES-structuur en volgens de PR-
structuur formuleren.
Diagnostisch redeneren verpleegkundig:
Een verpleegkundige diagnose is een klinisch oordeel aangaande een menselijke reactie op
gezondheidscondities/ levenspreocessen, of een verhoofde kwetsbaarheid voor die reactie, bij
een persoon, gezin, groep of gemenschap.
Wat is het gevolg van de ziekte..
Medisch diagnose:
Medische diagnose. Het woord diagnose wordt ook op medische vlak gebruikt: door een
diagnose wordt een ziekte geindentificeerd vanuit optredende symptomen. De tern diagnose is
derhalve tegenwoorduig doorgaans synoniem met de naam van de ziekte of aandoening
waaraan iemand verondersteld wordt te lijde.
Wat is de ziekte..
Diagnostisch redeneren
- Een edische diagnose; dit is iets anders dan een verpleegkundige diagnose. De
constatering de clinet heeft alzheimer, is niet voldoende. Waar heeft de client last van?
Daar gaat het om bij een verpleegkundige diagnose.
- Een medische diganose kan wel aanleidiing geveb om de gevolgen voor de
gezondheid en de invloed op het dagelijks functuineren inzichtelijk te maken.
- Een medische diagnose los je ook niet op in de wijkverpleging. Je kunt wel de slah
met de gevolgen ……..
- …………
PES:
P: probleem (verpleegkundig!) kernset patientprobleem
E: etiologie (oorzaken)
S: symptomen
PR: probleem, risicofactoren