Inleiding tot de centrale verwarming en
installatietechnieken
- Welke vijf factoren zijn belangrijk voor het comfort van een
woonruimte i.v.m. de conditionering van de lucht?
• de luchttemperatuur,
• de oppervlaktetemperatuur van de wanden, vloeren en ramen,
• de vochtigheid in de kamer,
• de luchtsnelheid in de kamer,
• de luchtsamenstelling.
- Waarom wordt een vloerverwarmingssysteem als behaaglijk ervaren?
Lage temperatuurverwarmingen, omdat vanwege het grote verwarmingsoppervlak
een laag temperatuurniveau voor het verwarmen van het gebouw voldoende is. De
ruimten worden door de stralingswarmte van de vloer gelijkmatig verwarmd, zonder
grotere luchtbewegingen te veroorzaken.
- Uit welke vier grote hoofdonderdelen bestaat een verwarmingssysteem
• de wijze van warmteproductie: individuele toestellen, centrale verwarming of
verwarming op afstand;
• de energiebron: steenkool, hout, gas, huisbrandolie, elektriciteit, zon of wind;
• het warmtetransportmiddel: water, stoom, thermische olie of lucht;
• de wijze van warmteafgifte: convectie, straling of convectie en straling
- Noem drie types van brandstoffen. Geef telkens twee voorbeelden
Vaste brandstoffen:
- Hout
- Pellets
Vloeibare brandstoffen:
- Gasolie
- Lichte stookolie
Gasvormige brandstoffen:
- Aardgas
- Fabrieksgas
installatietechnieken
- Welke vijf factoren zijn belangrijk voor het comfort van een
woonruimte i.v.m. de conditionering van de lucht?
• de luchttemperatuur,
• de oppervlaktetemperatuur van de wanden, vloeren en ramen,
• de vochtigheid in de kamer,
• de luchtsnelheid in de kamer,
• de luchtsamenstelling.
- Waarom wordt een vloerverwarmingssysteem als behaaglijk ervaren?
Lage temperatuurverwarmingen, omdat vanwege het grote verwarmingsoppervlak
een laag temperatuurniveau voor het verwarmen van het gebouw voldoende is. De
ruimten worden door de stralingswarmte van de vloer gelijkmatig verwarmd, zonder
grotere luchtbewegingen te veroorzaken.
- Uit welke vier grote hoofdonderdelen bestaat een verwarmingssysteem
• de wijze van warmteproductie: individuele toestellen, centrale verwarming of
verwarming op afstand;
• de energiebron: steenkool, hout, gas, huisbrandolie, elektriciteit, zon of wind;
• het warmtetransportmiddel: water, stoom, thermische olie of lucht;
• de wijze van warmteafgifte: convectie, straling of convectie en straling
- Noem drie types van brandstoffen. Geef telkens twee voorbeelden
Vaste brandstoffen:
- Hout
- Pellets
Vloeibare brandstoffen:
- Gasolie
- Lichte stookolie
Gasvormige brandstoffen:
- Aardgas
- Fabrieksgas