Leerjaar 1, blok D (2020/2021)
HC9 Medisch DM en hypertensie
Tentamenvragen:
1. Je ziet hier twee hormonen die de receptor in de cel hebben. Wat voor een soort
hormonen zijn dit?
a. Dit zijn steroïdehormonen of het schildklier hormoon
b. Dit zijn hormonen gemaakt van een eiwit
c. Dit zijn hormonen speciaal gemaakt voor de hypofyse (releasing hormoon)
2. Je ziet hier een tumor aan de hypofyse. Welk deel van de hypofyse betreft dit?
a. Adenohypofyse
b. Neurohypofyse
3. Je hier een tumor aan de hypofyse. Welk gezichtsvelduitval verwacht je?
a.
b.
c.
4. Welk hormoon zorgt voor verminderde urineproductie doordat het lichaam
natriumionen en water vast houdt?
a. Insuline
b. Calcitonine
c. Aldosteron
d. Cortison
, 5. Je ziet hier een mechanismen om de concentratie van calcium in de bloedbaan te
laten stijgen. Welk hormoon komt er hier bij (1) vrij?
a. Calcitonine
b. Aldosteron
c. Antidiuretisch hormoon (ADH)
d. Parathyroïdhormoon (PTH)
e. Adrenocorticotroop hormoon (ACTH)
6. Je ziet hier bij de pijl een kenmerk dat hoort bij een aandoening. Bij welk van de
onderstaande past dit het beste?
a. Syndroom van Cushing
b. Acromegalie
c. Ziekte van Graves
d. Diabetes mellitus
7. Je ziet hier een regelmechanisme voor de afgifte van de schildklierhormonen. Wat
past het beste bij 2?
a. TRH
b. TSH
c. T3 en T4
HC9 Medisch DM en hypertensie
Tentamenvragen:
1. Je ziet hier twee hormonen die de receptor in de cel hebben. Wat voor een soort
hormonen zijn dit?
a. Dit zijn steroïdehormonen of het schildklier hormoon
b. Dit zijn hormonen gemaakt van een eiwit
c. Dit zijn hormonen speciaal gemaakt voor de hypofyse (releasing hormoon)
2. Je ziet hier een tumor aan de hypofyse. Welk deel van de hypofyse betreft dit?
a. Adenohypofyse
b. Neurohypofyse
3. Je hier een tumor aan de hypofyse. Welk gezichtsvelduitval verwacht je?
a.
b.
c.
4. Welk hormoon zorgt voor verminderde urineproductie doordat het lichaam
natriumionen en water vast houdt?
a. Insuline
b. Calcitonine
c. Aldosteron
d. Cortison
, 5. Je ziet hier een mechanismen om de concentratie van calcium in de bloedbaan te
laten stijgen. Welk hormoon komt er hier bij (1) vrij?
a. Calcitonine
b. Aldosteron
c. Antidiuretisch hormoon (ADH)
d. Parathyroïdhormoon (PTH)
e. Adrenocorticotroop hormoon (ACTH)
6. Je ziet hier bij de pijl een kenmerk dat hoort bij een aandoening. Bij welk van de
onderstaande past dit het beste?
a. Syndroom van Cushing
b. Acromegalie
c. Ziekte van Graves
d. Diabetes mellitus
7. Je ziet hier een regelmechanisme voor de afgifte van de schildklierhormonen. Wat
past het beste bij 2?
a. TRH
b. TSH
c. T3 en T4