Samenvatting H7,8,9 en 10
H7 De producent, de aanbodcurve
Het producentensurplus is verschil tussen de marktprijs en de verkoopbereidheid. Dit is het
oppervlak tussen de marktprijs en de aanbodcurve. Als de marktprijs toeneemt, stijgt het
surplus.
2. De aanbodcurve nader bekeken
De aangeboden hoeveelheid hangt van een aantal factoren af:
Prijs aangeboden product
Prijs ingekochte goederen en diensten
Gebruikte technieken
Aantal aanbieders
o Prijsstijging → meer aanbod.
o Prijs ingekochte goederen en diensten stijgen → meer kosten → minder aanbod.
o Verbetering technieken → bevordering arbeidsproductiviteit → goedkopere
productie→ meer aanbod
o Meer aanbieders → aangeboden hoeveelheid bij elke prijs stijgt.
Bij de aanbodcurve kennen we twee soorten verschuivingen:
1. Een verschuiving langs de aanbodcurve kan alleen door verandering prijs.
2. Verandering van de curve, bijv naar rechts komt door:
Afname prijs ingekochte goederen en diensten =afname kosten.
Verbetering productietechnieken.
Toename aanbieders
H8 Perfect werkende markten
H1 is gewoon uitleg over de evenwichtsprijs.
2. Hoe perfect zijn perfect werkende markten?
Totaal surplus= producenten + consumentensurplus.
Hoe groter het totale surplus, des te grote de bijdrage aan de totale welvaart in de
samenleving. Als de prijs op perfect werkende markten is vrijheid tot stand kan komen is het
totale surplus maximaal.
Het pareto-optimum
Het pareto-optimum is de situatie waarin de som van het consumentensurplus en het
producentensurplus maximaal is. Niemand kan zijn positie verbeteren zonder dat dit ten
koste gaan van de positie van een ander.
Kanttekeningen bij het pareto-optimum
P-O komt alleen tot stand op perfect werkende markten. De meeste producten
worden op niet-perfecte markten verhandeld, waar overheidsingrijpen soms nog wel
handig is.
Collectieve goederen kunnen niet op vrije markten worden aangeboden, maar zijn
wel nodig.
Ingrepen van overheid zijn nodig om externe effecten te bestrijden. Dit zijn
neveneffecten van productie of consumptie die niet in de prijs van het eindproduct tot
stand komen. Bijvoorbeeld de plastic soep.
, Het kan van maatschappelijk belang zijn als de overheid via indirecte belastingen,
subsidies of prijsrestricties op een markt ingrijpt.
Hoofdstuk 9 Overheidsingrijpen op perfecte markten
1. Belastingen en subsidies
Hierdoor ontstaat een verschil tussen de consumentenprijs en de producentenprijs. Je hebt
belasting en accijns.
Het gevolg van een accijns
€
Door de invoering van de accijns, verandert de evenwichtsprijs. De evenwichtshoeveelheid
daalt ook van 10 naar 8 miljoen. Dit ligt voor de hand. De consumenten moeten een hogere
prijs (€4) betalen en vragen dus minder. De producenten ontvangen een lagere prijs (€3).
De evenwichtsprijs is gestegen van 3,60 naar 4 euro. Kennelijk gaat dit bedrag met een
geringere hoeveelheid omhoog dan de af te dragen accijns.
De accijns opbrengst voor de overheid is groen aangeven= €1 x 8 miljoen.
Voor de accijns:
Bestond het CS uit de oppervlakken A,B en E.
En het PS was CFD.
Het totale surplus A, B, C, D, E en F.
Na de accijns
CS is teruggebracht tot A.
H7 De producent, de aanbodcurve
Het producentensurplus is verschil tussen de marktprijs en de verkoopbereidheid. Dit is het
oppervlak tussen de marktprijs en de aanbodcurve. Als de marktprijs toeneemt, stijgt het
surplus.
2. De aanbodcurve nader bekeken
De aangeboden hoeveelheid hangt van een aantal factoren af:
Prijs aangeboden product
Prijs ingekochte goederen en diensten
Gebruikte technieken
Aantal aanbieders
o Prijsstijging → meer aanbod.
o Prijs ingekochte goederen en diensten stijgen → meer kosten → minder aanbod.
o Verbetering technieken → bevordering arbeidsproductiviteit → goedkopere
productie→ meer aanbod
o Meer aanbieders → aangeboden hoeveelheid bij elke prijs stijgt.
Bij de aanbodcurve kennen we twee soorten verschuivingen:
1. Een verschuiving langs de aanbodcurve kan alleen door verandering prijs.
2. Verandering van de curve, bijv naar rechts komt door:
Afname prijs ingekochte goederen en diensten =afname kosten.
Verbetering productietechnieken.
Toename aanbieders
H8 Perfect werkende markten
H1 is gewoon uitleg over de evenwichtsprijs.
2. Hoe perfect zijn perfect werkende markten?
Totaal surplus= producenten + consumentensurplus.
Hoe groter het totale surplus, des te grote de bijdrage aan de totale welvaart in de
samenleving. Als de prijs op perfect werkende markten is vrijheid tot stand kan komen is het
totale surplus maximaal.
Het pareto-optimum
Het pareto-optimum is de situatie waarin de som van het consumentensurplus en het
producentensurplus maximaal is. Niemand kan zijn positie verbeteren zonder dat dit ten
koste gaan van de positie van een ander.
Kanttekeningen bij het pareto-optimum
P-O komt alleen tot stand op perfect werkende markten. De meeste producten
worden op niet-perfecte markten verhandeld, waar overheidsingrijpen soms nog wel
handig is.
Collectieve goederen kunnen niet op vrije markten worden aangeboden, maar zijn
wel nodig.
Ingrepen van overheid zijn nodig om externe effecten te bestrijden. Dit zijn
neveneffecten van productie of consumptie die niet in de prijs van het eindproduct tot
stand komen. Bijvoorbeeld de plastic soep.
, Het kan van maatschappelijk belang zijn als de overheid via indirecte belastingen,
subsidies of prijsrestricties op een markt ingrijpt.
Hoofdstuk 9 Overheidsingrijpen op perfecte markten
1. Belastingen en subsidies
Hierdoor ontstaat een verschil tussen de consumentenprijs en de producentenprijs. Je hebt
belasting en accijns.
Het gevolg van een accijns
€
Door de invoering van de accijns, verandert de evenwichtsprijs. De evenwichtshoeveelheid
daalt ook van 10 naar 8 miljoen. Dit ligt voor de hand. De consumenten moeten een hogere
prijs (€4) betalen en vragen dus minder. De producenten ontvangen een lagere prijs (€3).
De evenwichtsprijs is gestegen van 3,60 naar 4 euro. Kennelijk gaat dit bedrag met een
geringere hoeveelheid omhoog dan de af te dragen accijns.
De accijns opbrengst voor de overheid is groen aangeven= €1 x 8 miljoen.
Voor de accijns:
Bestond het CS uit de oppervlakken A,B en E.
En het PS was CFD.
Het totale surplus A, B, C, D, E en F.
Na de accijns
CS is teruggebracht tot A.
