Elektronenconfiguratie ionen
Positieve ionen (kation)
Na: 1s22s22p63s1 (wat we ook wel schreven als [Ne] 3s1)
Als natrium reageert met chloor, gaat de 3s valentieschil los van natrium, wordt:
Na+: 1s22s22p6 (of [Ne])
- De valentieschil van een Na atoom zit in de derde schil, maar van een Na+ kation in de
tweede schil. Na+ heeft een kleinere valentieschil dan de Na atoom en is ook kleiner qua
grootte. Het Na atoom heeft 11 protonen en 11 elektronen, maar het Na+ atoom heeft 11
protonen en 10 elektronen.
Alle elementen onder groep 1A werkt op dezelfde wijze en verliezen 1 s elektron schil.
Voor elementen in groep 2A verliezen ze twee s elektron schillen, zoals het magnesium (Mg) atoom
1s22s22p63s2 wordt dan 1s22s22p6, waarbij 3s2 is weggevallen en je Mg2+ krijgt.
Negatieve ionen (anion)
Als natrium reageert met chloor: chloor accepteert dan een elektron van natrium waardoor je krijgt:
Cl: 1s22s22p63s23p5 → +e- → Cl-: 1s22s22p63s23p6 (of [Ar])
Chloor valt onder de groep 7A. Groep 6A geldt hetzelfde voor, maar dan ontvangen ze 2 elektronen.
Zuurstof valt onder groep 6A, zie periodiek systeem.
Zuurstof (O): 1s22s22p4 wordt een zuurstof ion (O2-): 1s22s22p6
- Anionen zijn groter dan de overeenkomstige neutrale atomen, omdat ze een extra elektron-
elektron afstoting hebben en een afname van Zeff.
Overgangsmetalen
Reageren met normale metalen om kationen te vormen door eerst hun valentieschil s-elektronen te
verliezen en daarna nog een of meer d-elektronen. Een voorbeeld is IJzer (Fe). Eerst gaat de 4s2 eraf
en wellicht nog een d-elektron:
- Fe: [Ar] 4s23d6 → - 2 e- → Fe2+: [Ar] 3d6
- Fe: [Ar] 4s23d6 → - 3 e- → Fe3+: [Ar] 3d5
Er zijn verschillen in de stralen van atomen en ook in de stralen van ionen.
Positieve ionen (kation)
Na: 1s22s22p63s1 (wat we ook wel schreven als [Ne] 3s1)
Als natrium reageert met chloor, gaat de 3s valentieschil los van natrium, wordt:
Na+: 1s22s22p6 (of [Ne])
- De valentieschil van een Na atoom zit in de derde schil, maar van een Na+ kation in de
tweede schil. Na+ heeft een kleinere valentieschil dan de Na atoom en is ook kleiner qua
grootte. Het Na atoom heeft 11 protonen en 11 elektronen, maar het Na+ atoom heeft 11
protonen en 10 elektronen.
Alle elementen onder groep 1A werkt op dezelfde wijze en verliezen 1 s elektron schil.
Voor elementen in groep 2A verliezen ze twee s elektron schillen, zoals het magnesium (Mg) atoom
1s22s22p63s2 wordt dan 1s22s22p6, waarbij 3s2 is weggevallen en je Mg2+ krijgt.
Negatieve ionen (anion)
Als natrium reageert met chloor: chloor accepteert dan een elektron van natrium waardoor je krijgt:
Cl: 1s22s22p63s23p5 → +e- → Cl-: 1s22s22p63s23p6 (of [Ar])
Chloor valt onder de groep 7A. Groep 6A geldt hetzelfde voor, maar dan ontvangen ze 2 elektronen.
Zuurstof valt onder groep 6A, zie periodiek systeem.
Zuurstof (O): 1s22s22p4 wordt een zuurstof ion (O2-): 1s22s22p6
- Anionen zijn groter dan de overeenkomstige neutrale atomen, omdat ze een extra elektron-
elektron afstoting hebben en een afname van Zeff.
Overgangsmetalen
Reageren met normale metalen om kationen te vormen door eerst hun valentieschil s-elektronen te
verliezen en daarna nog een of meer d-elektronen. Een voorbeeld is IJzer (Fe). Eerst gaat de 4s2 eraf
en wellicht nog een d-elektron:
- Fe: [Ar] 4s23d6 → - 2 e- → Fe2+: [Ar] 3d6
- Fe: [Ar] 4s23d6 → - 3 e- → Fe3+: [Ar] 3d5
Er zijn verschillen in de stralen van atomen en ook in de stralen van ionen.