100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Ontwikkelingspsychologie 1ste bachelor $8.05   Add to cart

Summary

Samenvatting Ontwikkelingspsychologie 1ste bachelor

 0 view  0 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting van de slides + van de hoofdstukken uit het boek "development through lifespan"

Preview 4 out of 55  pages

  • February 16, 2022
  • 55
  • 2018/2019
  • Summary
avatar-seller
Ontwikkelingspsychologie
Hoofdstuk 1: history, theory and research strategies
 Ontwikkelingspsychologie
o Wetenschap die stabiliteit en verandering wil begrijpen over de levensloop
 Domein:
o Wetenschappelijk
o Toegepast: belang voor praktijk
o Interdisciplinair: ontwikkelt zich door gecombineerde inspanningen uit vele
wetenschappen (neuro, sociale, sociologie, …)
Theorie over ontwikkeling
= een geordend en samenhangend geheel van uitspraken dat gedrag:
o Beschrijft
o Verklaart
o Voorspelt
 Geeft richting en betekenis aan wat we zien -> begrijpen
 Weten wat te doen -> basis voor praktijk
 Behoefte aan wetenschappelijke bevestiging
 Drie basisvragen:
1. Is ontwikkeling continu of discontinu?
 Continue ontwikkeling -> geleidelijk uitbreiden van zelfde soort vaardigheden die er in
begin al waren
 Discontinue ontwikkeling -> nieuwe manieren van reageren in specifieke periodes =
stadia: kwalititatieve veranderingen in denken en doen, kenmerkend voor bepaalde
perioden
2. Is er één verloop van de ontwikkeling of meerdere?
 Vroeger -> aanhangers van stadia-theorieen: iedereen doorloopt dezelfde sequentie van
ontwikkeling
 Nu -> meerdere vormen van ontwikkeling mogelijk door contexten
o Contexten: unieke combinaties van persoonskenmerken en omgevingskenmerken
kunnen leiden tot verschillende trajecten van ontwikkeling
3. Is erfelijkheid of milieu belangrijkst?
 Erfelijkheid -> aangeboren, biologische eigenschappen, gebaseerd op genetische
overerving
 Omgeving -> fysische en sociale wereld, beinvloedt biologische en psychologische
ontwikkeling
 Alle theorieen vinden beide belangrijk, maar klemtoon verschilt
o Stabiliteit: kinderen behouden hun relatieve positie door vroege ervaring
(erfelijkheid)
o Plasticiteit: verandering is mogelijk door omgeving
Levensloopperspectief
 Dynamische systeembenadering -> ontwikkeling wordt gezien als een dynamisch systeem
 Als compromis -> omvat alles
 Belangrijkste vertegenwoordiger = levensloopperspectief
 Proces dat altijd verdergaat van bevruchting tot dood -> invloeden op ontwikkeling:
o Biologisch
o Psychologisch
o Sociaal
 Ontwikkeling als:
o Levenslang
o Multidimensioneel en veelvormig: bepaald door complex samenspel van biologische,
psychologische en sociale factoren -> niet altijd vooruitgang in alle domeinen
(veelvormig 1), vooruitgang en achteruitgang binnen zelfde domein (veelvormig 2)
o Heel plastisch: veranderbaarheid
o Beinvloed door vele krachten, in interactie met elkaar: leeftijdsgebonden (biologische
invloeden) gebonden aan geschiedenis (oorlog), niet-normatief (bv partner ontmoeten op
een wedstrijd -> leven verandert)
 Drie brede domeinen van ontwikkeling:
o Fysiek
o Cognitief
o Emotioneel en sociaal
 Bijvoorbeeld: echtscheiding meemaken als kind -> invloed op de ontwikkeling van het kind

,  Veerkracht -> box: vermogen zich goed aan te passen als ontwikkeling bedreigd wordt ->
factoren:
o Persoonlijke eigenschappen
o Warme relaties met ouders
o Sociale steun buiten gezin
o Steun bredere gemeenschap en aangeboden mogelijkheden
Levensloopvisie op ontwikkeling
Kernprincipes van evolutietheorie van Darwin
 Natuurlijke selectie: soorte hebben kenmerken die aangepast zijn aan- of passen bij- hun
omgeving
 Overleven van sterkste: de individuen die best aangepast zijn aan hun omgeving overleven
en planten zich voort + hun genen worden doorgegeven aan latere generaties
o Opmerking: niet altijd sterkste -> bij sommige dieren gaat het om het mooiste (bv pauw)
Vroege wetenschappelijke studie van ontwikkeling
 Normatieve benadering:
o Hall en Gesell
o Onderzochten grote aantal mensen en dan bepalen wanneer bepaalde kenmerken
voorkomen -> leeftijdsgemiddelden bepalen
o Gesell: vooral bij kleine kinderen -> wanneer kunnen ze rechtop zitten?
 Testbeweging:
o Binet en Simon in Frankrijk
o Niet alle kinderen kunnen volgen op school -> wie naar bijzonder onderwijs -> bepaald
door middel van intelligentietests
o Voorbeeld taak: vlam lucifer volgen -> kind kan niet volgen -> probleem!
Midden 20ste eeuw theorieen
Psycho-analytische visie
 Visie: kinderen gaan door reeks stadia waarin conflicten tussen biologische driften en sociale
verwachtingen -> oplossing bepaalt psychisch functioneren
1. Freud
 Psychoseksuele theorie: hoe ouders omgaan met impulsen (driften) van kinderen in eerste
levensjaren bepaalt ontwikkeling persoonlijkheid
o Heel breed -> alle lusten bv duim in mond
 Relaties tussen drie aspecten bepalen basispersoonlijkheid individu
o Ego als bemiddelaar




 Psychoseksuele stadia:
o Oraal: mond
o Anaal: ontlasten op potje
o Fallisch: als kind fantaseren over moeder/vader
o Latentie: even niet meer bezig zijn met lust
o Genitale: geslachtskenmerken -> puberteit
 Aandacht verschillende lichaamszones
 Kritiek Freud:
o Te grote klemtoon op seks
o Theorie = cultuurspecifiek -> bv 19de eeuw (Victoriaanse maatschappij): wordt niet
over seks gepraat -> kinderen nieuwsgierig

, o Geen onderzoek bij kinderen -> theorie gebaseerd op ervaringen die volwassenen
meemaakte en vertelde tegen Freud, die actief was als therapeut
2. Erikson
 Breidt theorie van Freud uit:
o Vijf eerste stadia -> zie Freud
o Drie volgende stadia -> toegevoegd
 Psychosociale theorie
o Altijd in interactie met anderen
o Psychosociale stadia




 Kritiek:
o Basisconflict in ieder stadium
o Invloed van culturele context
 Voor- en nadelen
o Klinische methode (voor)
o Inspirireerde onderzoek over vele aspecten emotionele/sociale ontwikkeling (voor)
o Weinig aandacht andere methodes, daardoor geisoleerd (tegen)
o Vele ideeen zijn moeilijk te onderzoeken (tegen)
Behaviorisme en sociaal leren
 Klassieke conditionering -> stimulus-respons
 Operante codnitionering -> bekrachtigen en straffen
 Sociale leertheorie -> model-leren
o Rol van cognitie (denken) -> eerst inschatten voor- en nadelen voor iets doen = sociaal
cognitief
o Beinvloed door omgeving -> zien hoe anderen zichzelf prijzen en verwijten maken
o Persoonlijke normen (standards) en zelfeffectiviteit (self-efficacy) -> belangrijk
 Voor- en nadelen
o Toegepast in gedragstherapie = combinatie van conditionering en model-leren (voor)
o Visie op omgevingsinvloeden te beperkt (tegen)
o Onderschatten van eigen bijdrage tot ontwikkeling (tegen)
Theorie-piaget
 Gaat in tegen leertheorie
 Cognitieve ontwikkelingstheorie -> kinderen bouwen actief kennis op door omgaan met en
verkennen van wereld
o Biologisch concept -> adaptatie
o Structuren van denken passen zich aan om externe wereld te begrijpen en een
evenwicht te bereiken
 Stadia-theorie -> namen geven aan wat kinds nodig hebben om in contact te komen met
omgeving
o Sensori-motorisch: zintuigen + bewegingen
o Pre-operationeel: denkhandelingen -> symbolische fase
o Concreet-operationeel: tastbare middelen
o Formeel-operationeel: abstracte middelen
 Methoden van zijn onderzoek
o In begin: observeert eigen kinderen, alledaagse problemen en reacties daarop (kinderen
0-2 jaar)

, o Later: klinische interviews (open vragen) antwoord kind is basis voor volgende vraag
(oudere kinderen)
 Voor- en nadelen
o Kinderen leren actief en hebben rijke, gestructureerde intelligentie (voor)
o Stimuleerde veel onderzoek over kinderen voor)
o Piaget onderschatte de competentie van baby’s en kleuters
Informatieverwerking
 Metafoor van de computer -> menselijke geest is systeem dat symbolen manipuleert en waar
informatie doorstroomt
o Input -> ervaring
o Output -> gedrag
 Ontwikkeling gezien als continu -> geen stadia
 Gebruik van diagrammen (flowcharts) van stappen in oplossen problemen
 Voor- en nadelen
o Kind als actieve denker, maar geen stadia (voor)
o Zorgvuldige, rigoureuze onderzoeksmethoden (voor)
o Geen omvattende theorie van ontwikkeling (tegen)
o Geen verbeelding, creativiteit (tegen)
o Labo-situaties (tegen)
Cognitieve ontwikkelingsneurowetenschap
 Bestuderen van relaties tussen:
o Veranderingen in hersenen
o Ontwikkeling van denken en gedrag
 Brengt onderzoekers samen uit:
o Psychologie
o Biologie
o Neurowetenschappen
o Geneeskunde
 Nieuwe methoden van beeldvorming (brain-imaging)
 Hersenen vooral plastisch tijdens eerste vijf jaar -> maar ook later
 Invloed van ervaring, neurale basis van vele leer- en gedragsstoornisen, interventieonderzoek
Drie contextuele theorieen
1. Ethologie en evolutionaire psyschologie
 Ethologie -> kritische periodes en gevoelige periodes
 Evolutionaire ontwikkelingspsychologie -> adaptieve waarde voor de soort
 Ethologie:
o Bestudeert aanpassingswaarde van gedrag en geschiedenis ervan in evolutie
o Inprenten gedrag aangeleerd in vroege, korte periode (kritische periode + gevoelige
periodes)
o Kritische periode -> individu is biologisch voorbereid om adaptieve gedragingen aan te
leren gedurende kort tijdsinterval + heeft steun nodig van omgeving die op gepaste
manier stimuleert
o Gevoelige periode -> optimale periode: individu reageert zeer goed op omgeving,
latere ontwikkeling moeilijk te induceren, grenzen minder duidelijk omschreven
 Evolutionaire ontwikkelingspsychologie
o Probeert aanpassingswaarde te begrijpen van menselijke competenties
o Bestudeert cognitieve, emotionele en sociale competenties die veranderen met de
leeftijd
o Bouwt verder op ethologie
2. Socioculturele- Vygotsky
 Overdracht cultuur op volgende generatie -> waarden, overtuigingen, gewoonten, vaardigheden
 Sociale interactie noodzakelijk: samenwerken en dialogeren met leden van maatschappij die
meer weten
 Cognitieve ontwikkeling is sociaal gemedieerd proces = steun van anderen
 Verschillende culturen selecteren andere taken die kinderen moeten leren
 Kinderen ontwikkelen unieke vaardigheden in elke cultuur (voor)
 Verwaarloost biologische invloeden en eigen bijdrage tot ontwikkeling (tegen)
3. Ecologische theorie
 Bronfenbrenner: mens ontwikkelet binnen complex systeem van relaties en is beinvloed door
verschillende niveaus van omgeving
 Bio-ecologisch model
 Niveaus -> reeks concentrische cirkels
 Theorie -> dynamisch + omvat de hele omgeving:

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller yousrabourouane. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.05. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

73314 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.05
  • (0)
  Add to cart