Hoofdstuk 3 SV Laura van den End
PORIFERA
Algemene kenmerken
Morfologie
- Multicellulaire dieren zonder weefsels of organen
- Asymmetrisch of radiaal symmetrisch
- Geen kiemlagen in het embryo
- Endoskelet: spicula en proteïnevezels
Fysiologie
- Fysiologische functies uitgevoerd door individuele cellen
- Osmoregulatie bij zoetwatersoorten door contractiele vacuolen
- Geen zenuw- spier of hormonaal stelsel
- Sommige lichaamscellen zijn totipotent
Beweging
- Volwassenen: sessiel
- Larven: zwemmen met agellen
Anatomie
2 cellagen (1 cellaag dik)
- Pinacoderm -> vormt de epidermis
- Pinacocyten: afgeplatte cellen, zorgt voor de a ijning met de zee. Vormen ook de niet-
ge aggeleerde kanalen bij de meeste sponzen
- Porocyten: tubulaire pinacocyten die elke porie omgeven. Ze kunnen de watertoevoer
regelen door contractie dankzij de omringende myocyten
- Choanoderm -> vormt de gastrodermis
- Choanocyten: doorstroom water foor agellen -> rond elk agel een krans van microvilli ->
voedseldeeltjes vangen -> fagocyteren
- Beide lagen zijn van elkaar gescheiden door een gelatineuze mesohyl. Dient voor de vertering,
vorming van gameten, productie van het skelet, transport van voedsel en afvalsto en.
- Myocyten: contraheren rond de oscula en kanalen en regelen op die manier de
watertoevoer.
- Amoebocyten:
- Archaeocyten: ondergaan di erentiatie in elk ander celtype, transporteren
voedselvacuolen van choanocyten naar mesohyl
- Sclerocyten: vormen spicula
- Collencyten: vormen collageenvezels
- Spongocyten: vormen spongine
- Niet cellulaire collaoïde mesoglea
Spicula
- In het mesohyl. Zorgen voor versteviging van het lichaam -> endoskelet
- Kalkspicula: calciumcarbonaat onder de vorm van calciet of aragoniet (extracelluaire
productie)
- Glasachtige spicula: siliciumverbindingen (intracellulaire productie op proteïnestreng)
Holtes/openingen
- Ostia: kleine poriën in het pinacoderm voor de instroom van water
- Osculum: grote opening waardoor het water het lichaam verlaat
- Spongocoel: gastro-vasculaire holte, afgelijnd met choanoderm (gastrodermis)
- Prosopyle: opening in introomkamer
- Apopyle: wijde opening tussen trilhaarkamer en introomkamer
Kamers
- Instroomkamer: afgelijnd met pinacoderm
- Trilhaarkamer: choanocytenkamer, afgelijnd met choanoderm -> agellen die water stuwen
Diversiteit van dieren 1
fl fl ff fl fl fl fl ff
,Hoofdstuk 3 SV Laura van den End
Structuurtypes
Asconoïde sponzen
- Meest eenvoudige vorm -> buis of vaas
- Choanocyten komen enkel voor in de a ijning van spongocoel
- 1 osculum
- Pinacoderm heeft porocyten -> water van buiten door mesohyl naar atrium
Synconoïde sponzen
- Geplooid pinacoderm en choanoderm
- Choanocyten komen enkel voor in de radiale kanalen (choanocytkamers)
- Water komt een radiaal kanaal binnen via de prosopylen
- Radiaal kanaal opent in gemeenschappelijk atrium via apopyle
- 1 osculumws
Leuconoïde sponzen
- Geen spongocoel
- Choanocyten komen voor in kleine ge aggeleerde kamertjes die water aanvoeren vanuit de
instroomkamer en water afvoeren via de uitstroomkanalen naar de oscula
- Kunnen 2 meter worden door het grote aantal choanocyten
Diversiteit van dieren 2
flfl
, Hoofdstuk 3 SV Laura van den End
Classi catie
Diversiteit van dieren 3
fi
, Hoofdstuk 3 SV Laura van den End
Voortplanting
Aseksuele voortplanting
- Door knopvorming -> kolonies van genetisch identieke inividuen
- Archaeocyten vormen externe knoppen op lange stelen (voornamelijk bij hexacintellida)
- Interne knoppen: gemmulae -> door verlaging van temperatuur
Seksuele voortplanting
- Afhakelijk van waterstroming
- Hermafrodiet, maar vermijden zelfbevruchting door ei en zaadcellen op verschillende tijdstippen
te vormen.
- Vrije zaadcellen worden opgenomen door de ostia -> fagocytose -> niet amoebocyten maar
choanocyten verliezen kraag en agel en vervoeren naar ei.
Ontwikkeling
- Onrechtstreeks: larvaal stadium dat niet lijkt op een volwassen spons
- Soms ovipaar -> eieren afgelegd na bevruchting
- Vaak vivipaar -> ontwikkeling gedeeltelijk in mesohyl
- Amphiblastula ondergaat inversie -> ge agelleerde cellen naar animale pool -> vrijgelaten uit
mesohyl -> verankeren op substraat -> ge agelleerde cellen intern -> choanocyten.
- Parenchymulae zwemmen twee dagen rond -> Vasthechten aan substraat -> sponsvorming
Diversiteit van dieren 4
fl fl fl
PORIFERA
Algemene kenmerken
Morfologie
- Multicellulaire dieren zonder weefsels of organen
- Asymmetrisch of radiaal symmetrisch
- Geen kiemlagen in het embryo
- Endoskelet: spicula en proteïnevezels
Fysiologie
- Fysiologische functies uitgevoerd door individuele cellen
- Osmoregulatie bij zoetwatersoorten door contractiele vacuolen
- Geen zenuw- spier of hormonaal stelsel
- Sommige lichaamscellen zijn totipotent
Beweging
- Volwassenen: sessiel
- Larven: zwemmen met agellen
Anatomie
2 cellagen (1 cellaag dik)
- Pinacoderm -> vormt de epidermis
- Pinacocyten: afgeplatte cellen, zorgt voor de a ijning met de zee. Vormen ook de niet-
ge aggeleerde kanalen bij de meeste sponzen
- Porocyten: tubulaire pinacocyten die elke porie omgeven. Ze kunnen de watertoevoer
regelen door contractie dankzij de omringende myocyten
- Choanoderm -> vormt de gastrodermis
- Choanocyten: doorstroom water foor agellen -> rond elk agel een krans van microvilli ->
voedseldeeltjes vangen -> fagocyteren
- Beide lagen zijn van elkaar gescheiden door een gelatineuze mesohyl. Dient voor de vertering,
vorming van gameten, productie van het skelet, transport van voedsel en afvalsto en.
- Myocyten: contraheren rond de oscula en kanalen en regelen op die manier de
watertoevoer.
- Amoebocyten:
- Archaeocyten: ondergaan di erentiatie in elk ander celtype, transporteren
voedselvacuolen van choanocyten naar mesohyl
- Sclerocyten: vormen spicula
- Collencyten: vormen collageenvezels
- Spongocyten: vormen spongine
- Niet cellulaire collaoïde mesoglea
Spicula
- In het mesohyl. Zorgen voor versteviging van het lichaam -> endoskelet
- Kalkspicula: calciumcarbonaat onder de vorm van calciet of aragoniet (extracelluaire
productie)
- Glasachtige spicula: siliciumverbindingen (intracellulaire productie op proteïnestreng)
Holtes/openingen
- Ostia: kleine poriën in het pinacoderm voor de instroom van water
- Osculum: grote opening waardoor het water het lichaam verlaat
- Spongocoel: gastro-vasculaire holte, afgelijnd met choanoderm (gastrodermis)
- Prosopyle: opening in introomkamer
- Apopyle: wijde opening tussen trilhaarkamer en introomkamer
Kamers
- Instroomkamer: afgelijnd met pinacoderm
- Trilhaarkamer: choanocytenkamer, afgelijnd met choanoderm -> agellen die water stuwen
Diversiteit van dieren 1
fl fl ff fl fl fl fl ff
,Hoofdstuk 3 SV Laura van den End
Structuurtypes
Asconoïde sponzen
- Meest eenvoudige vorm -> buis of vaas
- Choanocyten komen enkel voor in de a ijning van spongocoel
- 1 osculum
- Pinacoderm heeft porocyten -> water van buiten door mesohyl naar atrium
Synconoïde sponzen
- Geplooid pinacoderm en choanoderm
- Choanocyten komen enkel voor in de radiale kanalen (choanocytkamers)
- Water komt een radiaal kanaal binnen via de prosopylen
- Radiaal kanaal opent in gemeenschappelijk atrium via apopyle
- 1 osculumws
Leuconoïde sponzen
- Geen spongocoel
- Choanocyten komen voor in kleine ge aggeleerde kamertjes die water aanvoeren vanuit de
instroomkamer en water afvoeren via de uitstroomkanalen naar de oscula
- Kunnen 2 meter worden door het grote aantal choanocyten
Diversiteit van dieren 2
flfl
, Hoofdstuk 3 SV Laura van den End
Classi catie
Diversiteit van dieren 3
fi
, Hoofdstuk 3 SV Laura van den End
Voortplanting
Aseksuele voortplanting
- Door knopvorming -> kolonies van genetisch identieke inividuen
- Archaeocyten vormen externe knoppen op lange stelen (voornamelijk bij hexacintellida)
- Interne knoppen: gemmulae -> door verlaging van temperatuur
Seksuele voortplanting
- Afhakelijk van waterstroming
- Hermafrodiet, maar vermijden zelfbevruchting door ei en zaadcellen op verschillende tijdstippen
te vormen.
- Vrije zaadcellen worden opgenomen door de ostia -> fagocytose -> niet amoebocyten maar
choanocyten verliezen kraag en agel en vervoeren naar ei.
Ontwikkeling
- Onrechtstreeks: larvaal stadium dat niet lijkt op een volwassen spons
- Soms ovipaar -> eieren afgelegd na bevruchting
- Vaak vivipaar -> ontwikkeling gedeeltelijk in mesohyl
- Amphiblastula ondergaat inversie -> ge agelleerde cellen naar animale pool -> vrijgelaten uit
mesohyl -> verankeren op substraat -> ge agelleerde cellen intern -> choanocyten.
- Parenchymulae zwemmen twee dagen rond -> Vasthechten aan substraat -> sponsvorming
Diversiteit van dieren 4
fl fl fl