INLEIDING TOT DE BEDRIJFSKUNDE
MPC
Universiteit Antwerpen
2021-2022
1
,1. Deel 1: Een zakelijke instelling ontwikkelen ................................................................................ 4
1.1. Grondbeginselen van ondernemerschap en economie ........................................................ 4
1.1.1. Organisaties als open systemen: ................................................................................... 4
1.1.2. Waarde creatie ............................................................................................................ 5
1.1.3. Verschillende soorten kosten ......................................................................................... 6
1.1.4. Afhankelijkheid/onafhankelijkheid in het creëren van waarde: .......................................... 8
1.2. Micro-economie – de krachten van vraag en aanbod ......................................................... 8
1.2.1. Verschuiving VAN de hele vraagcurve ............................................................................ 9
1.2.2. Verschuiving VAN de hele aanbodcurve ....................................................................... 10
1.3. Macro-economie – marktvormen .................................................................................... 11
1.3.1. Nog enkele begrippen: ............................................................................................... 14
1.4. De mondiale markt ........................................................................................................ 15
1.4.1. Mondialisering ........................................................................................................... 15
1.4.2. Bedrijven en internationaal zakendoen: ........................................................................ 16
1.4.3. Wat is cultuur? ........................................................................................................... 16
1.4.4. Juridische verschillen .................................................................................................. 17
1.4.5. Keuze met betrekking tot de vorm van internationaal zakendoen: ................................... 18
1.4.6. Landen en internationale handel: ................................................................................ 21
1.5. Ethiek en maatschappelijk verantwoord ondernemen ........................................................ 25
1.5.1. Ethisch gedrag ........................................................................................................... 25
1.5.2. Maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) en Shared Value Creation: ................ 25
2. Deel 2: De zakelijk onderneming structureren ........................................................................... 28
2.1. Ondernemingsvormen.................................................................................................... 28
2.1.1. Voorwaarden om zelfstandig te worden ........................................................................ 28
2.1.2. Fusies, acquisities en allianties .................................................................................... 32
2.1.3. Economies of scope en diversificatie ............................................................................ 34
2.2. De KMO en ondernemerschap ....................................................................................... 35
2.2.1. Europese definitie KMO .............................................................................................. 35
2.2.2. De economische rol van ondernemerschap .................................................................. 35
2.2.3. Een nieuw bedrijf financieren ...................................................................................... 38
3. Deel 3: Liquiditeit ................................................................................................................... 39
3.1. Liquiditeitsmanagement: Accounting en financieel beheer ................................................. 39
3.1.1. Interne vs. externe verslaggeving ................................................................................. 39
3.1.2. Enkele boekhoudkundige principes .............................................................................. 42
3.1.3. Analyse via financiële ratio’s ....................................................................................... 45
3.1.4. Analyse via kasstroomanalyse...................................................................................... 50
3.1.5. Hoe een investeringsproject beoordelen? ..................................................................... 53
4. Deel 4: Klanten...................................................................................................................... 59
4.1. Klanten creëren en tevreden stellen ................................................................................. 59
4.1.1. Definitie marketing ..................................................................................................... 59
2
, 4.1.2. Marketingproces ........................................................................................................ 59
5. Deel 5: Werknemers managen en ondersteunen ....................................................................... 75
5.1.1. Managementrollen en -vaardigheden .......................................................................... 75
5.1.2. Historische perspectieven op het motiveren van werknemers .......................................... 76
5.1.3. Mogelijke strategieën voor het motiveren van werknemers ............................................. 80
3
, 1. Deel 1: Een zakelijke instelling ontwikkelen
1.1. Grondbeginselen van ondernemerschap en economie
1.1.1. Organisaties als open systemen:
Open → een organisatie staat niet op zichzelf, maar is onderdeel van een omgeving (interactie,
uitwisselingen)
Systeem → een groep componenten die interactie hebben met elkaar en afhankelijk zijn van elkaar om
een gedeeld doel te bereiken
Stap 1: Input van middelen (4 elementen):
1) Mensen (beschikbare arbeid)
2) Kapitaal (≠ alleen geld, gaat meer over machines)
3) Natuurlijke hulpbronnen
4) Ondernemingsactiviteit en kennis
Stap 2: Transformatieproces: de 4 elementen worden gecombineerd
Stap 3: Output van producten/diensten:
v Industriële ondernemingen = tastbare, fysieke producten
v Handelsondernemingen = verhandelen fysieke producten. Kopen en verkopen goederen, evt.
(her)verpakken, distribueren naar een ander verkooppunt
v Dienstenondernemingen = ontastbare output. Vervullen vaak deel van transformatieproces van
andere organisaties (transport, accounting, …)
Voorbeeld: Boer (arbeid) ploegt zijn land (natuur) met zijn tractor en ploeg (kapitaal). De boer zaait in het
voorjaar, oogst in het najaar en zorgt voor extra bemesting (kennis en ondernemerschap).
Een andere onderverdeling van type bedrijven die ook vaak gebruikt wordt:
v Producenten (industriële onderneming)
o Kapitaalintensief
o Nood aan kapitaal/voldoende capaciteit om schaalvoordelen te kunnen bekomen =
toetredingsdrempel (moeilijk om toe te treden)
o Bv. fabricage van lucht- en gascompressoren bij Atlas Copco
v Dienstverleners
o Gaat vaak om gespecialiseerde kennis (marketing, accounting, etc.)
o Arbeidsintensief
o Handel valt in deze opdeling onder dienstverlener
o Makkelijk toe te treden
o Bv. transportbedrijven in dienst van een producent/industriële onderneming, verzekeraars,
groot- en detailhandel
Opmerking!
Ook producenten/industriële ondernemingen beginnen steeds meer diensten aan te bieden.
v Simpelste manier = dienst na verkoop
v Servitization = product wordt uitgedacht in functie van het oplossen van een probleem voor de
klant
→ dienstverlening wordt een steeds grotere component van producenten/maakbedrijven
v Bv. de verkoper komt het product installeren; producent computers geeft eveneens diensten als
systeemontwerp, consultancy, …
4
MPC
Universiteit Antwerpen
2021-2022
1
,1. Deel 1: Een zakelijke instelling ontwikkelen ................................................................................ 4
1.1. Grondbeginselen van ondernemerschap en economie ........................................................ 4
1.1.1. Organisaties als open systemen: ................................................................................... 4
1.1.2. Waarde creatie ............................................................................................................ 5
1.1.3. Verschillende soorten kosten ......................................................................................... 6
1.1.4. Afhankelijkheid/onafhankelijkheid in het creëren van waarde: .......................................... 8
1.2. Micro-economie – de krachten van vraag en aanbod ......................................................... 8
1.2.1. Verschuiving VAN de hele vraagcurve ............................................................................ 9
1.2.2. Verschuiving VAN de hele aanbodcurve ....................................................................... 10
1.3. Macro-economie – marktvormen .................................................................................... 11
1.3.1. Nog enkele begrippen: ............................................................................................... 14
1.4. De mondiale markt ........................................................................................................ 15
1.4.1. Mondialisering ........................................................................................................... 15
1.4.2. Bedrijven en internationaal zakendoen: ........................................................................ 16
1.4.3. Wat is cultuur? ........................................................................................................... 16
1.4.4. Juridische verschillen .................................................................................................. 17
1.4.5. Keuze met betrekking tot de vorm van internationaal zakendoen: ................................... 18
1.4.6. Landen en internationale handel: ................................................................................ 21
1.5. Ethiek en maatschappelijk verantwoord ondernemen ........................................................ 25
1.5.1. Ethisch gedrag ........................................................................................................... 25
1.5.2. Maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) en Shared Value Creation: ................ 25
2. Deel 2: De zakelijk onderneming structureren ........................................................................... 28
2.1. Ondernemingsvormen.................................................................................................... 28
2.1.1. Voorwaarden om zelfstandig te worden ........................................................................ 28
2.1.2. Fusies, acquisities en allianties .................................................................................... 32
2.1.3. Economies of scope en diversificatie ............................................................................ 34
2.2. De KMO en ondernemerschap ....................................................................................... 35
2.2.1. Europese definitie KMO .............................................................................................. 35
2.2.2. De economische rol van ondernemerschap .................................................................. 35
2.2.3. Een nieuw bedrijf financieren ...................................................................................... 38
3. Deel 3: Liquiditeit ................................................................................................................... 39
3.1. Liquiditeitsmanagement: Accounting en financieel beheer ................................................. 39
3.1.1. Interne vs. externe verslaggeving ................................................................................. 39
3.1.2. Enkele boekhoudkundige principes .............................................................................. 42
3.1.3. Analyse via financiële ratio’s ....................................................................................... 45
3.1.4. Analyse via kasstroomanalyse...................................................................................... 50
3.1.5. Hoe een investeringsproject beoordelen? ..................................................................... 53
4. Deel 4: Klanten...................................................................................................................... 59
4.1. Klanten creëren en tevreden stellen ................................................................................. 59
4.1.1. Definitie marketing ..................................................................................................... 59
2
, 4.1.2. Marketingproces ........................................................................................................ 59
5. Deel 5: Werknemers managen en ondersteunen ....................................................................... 75
5.1.1. Managementrollen en -vaardigheden .......................................................................... 75
5.1.2. Historische perspectieven op het motiveren van werknemers .......................................... 76
5.1.3. Mogelijke strategieën voor het motiveren van werknemers ............................................. 80
3
, 1. Deel 1: Een zakelijke instelling ontwikkelen
1.1. Grondbeginselen van ondernemerschap en economie
1.1.1. Organisaties als open systemen:
Open → een organisatie staat niet op zichzelf, maar is onderdeel van een omgeving (interactie,
uitwisselingen)
Systeem → een groep componenten die interactie hebben met elkaar en afhankelijk zijn van elkaar om
een gedeeld doel te bereiken
Stap 1: Input van middelen (4 elementen):
1) Mensen (beschikbare arbeid)
2) Kapitaal (≠ alleen geld, gaat meer over machines)
3) Natuurlijke hulpbronnen
4) Ondernemingsactiviteit en kennis
Stap 2: Transformatieproces: de 4 elementen worden gecombineerd
Stap 3: Output van producten/diensten:
v Industriële ondernemingen = tastbare, fysieke producten
v Handelsondernemingen = verhandelen fysieke producten. Kopen en verkopen goederen, evt.
(her)verpakken, distribueren naar een ander verkooppunt
v Dienstenondernemingen = ontastbare output. Vervullen vaak deel van transformatieproces van
andere organisaties (transport, accounting, …)
Voorbeeld: Boer (arbeid) ploegt zijn land (natuur) met zijn tractor en ploeg (kapitaal). De boer zaait in het
voorjaar, oogst in het najaar en zorgt voor extra bemesting (kennis en ondernemerschap).
Een andere onderverdeling van type bedrijven die ook vaak gebruikt wordt:
v Producenten (industriële onderneming)
o Kapitaalintensief
o Nood aan kapitaal/voldoende capaciteit om schaalvoordelen te kunnen bekomen =
toetredingsdrempel (moeilijk om toe te treden)
o Bv. fabricage van lucht- en gascompressoren bij Atlas Copco
v Dienstverleners
o Gaat vaak om gespecialiseerde kennis (marketing, accounting, etc.)
o Arbeidsintensief
o Handel valt in deze opdeling onder dienstverlener
o Makkelijk toe te treden
o Bv. transportbedrijven in dienst van een producent/industriële onderneming, verzekeraars,
groot- en detailhandel
Opmerking!
Ook producenten/industriële ondernemingen beginnen steeds meer diensten aan te bieden.
v Simpelste manier = dienst na verkoop
v Servitization = product wordt uitgedacht in functie van het oplossen van een probleem voor de
klant
→ dienstverlening wordt een steeds grotere component van producenten/maakbedrijven
v Bv. de verkoper komt het product installeren; producent computers geeft eveneens diensten als
systeemontwerp, consultancy, …
4