jonge kind
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 2
Hoofdstuk 2 3
Hoofdstuk 3 7
Hoofdstuk 8 9
Hoofdstuk 9 11
1
, Hoofdstuk 1
1.1 Kenmerken van kleuters
Friedrich Fröbel zag een duidelijk onderscheid tussen kinderen van jonger en
ouder dan zes jaar. Volgens hem zijn jonge kinderen gericht op de buitenwereld:
ze worden beheerst door de impulsen van binnenuit. Groeien en
ontwikkelen doen jonge kinderen van binnen naar buiten.
Vanaf ongeveer zes jaar is het kind gericht op de buitenwereld. Ontwikkeling gaat
vanaf de schoolkindfase van buiten naar binnen.
Het onderwijs moet volgens Fröbel ook op de schoolleeftijd gericht zijn op
werkelijk inzicht en actief begrijpen.
De volgende kenmerken zijn typerend voor kleuters:
1. Emotionele beleving
Jonge kinderen beleven emoties heel intens.
2. Intuïtief
Kleuters hebben nog niet veel begrip van de wereld en moeten dit compenseren.
Ze voelen elkaar aan.
3. Egocentrisme
Het egocentrisme bij een kleuters is dat ze zich niet kunnen verplaatsen in het
perspectief van een ander.
4. Hang naar gewoontes en routines
Jonge kinderen zijn gewoontedieren. Er komt ontzettend veel op hen af dat ze
nog geen plek kunnen geven. Vaste gewoontes en routines geven hun die
zekerheid terug. Maria Montessori geeft gewoontelesjes, dat zijn lessen voor hele
simpele dingen, zoals de poppenhoek opruimen.
5. Concentratievermogen
De meeste jonge kinderen kunnen zich uitstekend concentreren. Die
betrokkenheid zie je voornamelijk bij activiteiten, die zoals Fröbel het zou
noemen, van binnenuit komen. Betrokkenheid bij een activiteit die de leerkracht
bedenkt moet even veel betekenis hebben als de activiteiten die ze zelf
bedenken.
6. Behoefte aan handelen en bewegen
Het concentratievermogen van jonge kinderen wordt ook wel eens in twijfel
getrokken, omdat zij een enorme behoefte hebben aan handelen en beweging.
Een leerkracht die rekening houdt met de bewegingsdrang van jonge kinderen zal
in haar programma veel tijd inruimen voor rennen, sjouwen, klauteren en
klimmen.
7. Magisch denken
Vooral de jongste kleuters hebben weinig behoefte aan logische verklaringen.
Voor peuters en kleuters is de wereld nog magisch. Tegen het eind van de
kleuterleeftijd zie je bij kinderen de behoefte groeien aan bewijzen en aan
oorzakelijke verklaringen voor de werkelijkheid in plaats van magische
verklaringen.
8. Geen scherp onderscheid tussen fantasie en werkelijkheid
Jonge kinderen hebben het vermogen om fantasie als werkelijkheid te beleven. In
hun magische wereld is alles mogelijk. Omdat kleuters aan hun zelfbedachte
realiteit werkelijkheidswaarde toekennen, hebben ze ook het vermogen om te
spelen.
2