verpleegkunde volgen. Informatie is samengevat uit het boek anatomie en fysiologie van de
mens. Ook de bijbehorende leerdoelen zijn uitgebreid beantwoord d.m.v. studiemateriaal
vanuit E-learning’s, hoorcolleges en filmpjes van de Juf Danielle Academie. Voorbeelden en
uitleg wordt gegeven aan de hand van afbeeldingen.
Hieronder zie je alle hoofstukken die aanbod komen voor het behalen van de toets anatomie
en fysiologie (2e deel). Succes met leren!!
1. Introductie anatomie fysiologie
2. Cel, weefsel en orgaanstelsel.
3. Het skelet, botten en gewrichten
4. Spierstelsel
5. Het spijsverteringsstelsel
6. Ademhaling stelsel
7. Circulatie
,Introductie AF
Leerdoelen
De student kan:
1. Het doel van het vak functionele anatomie binnen de
opleiding tot operatieassistent uitleggen.
2. De verschillende statische en dynamische richting
aanduidingen benoemen
3. Benoemen dat hij inzicht heeft in de opbouw van de
medische termen
4. De samenhang van de ligging van de organen en
structuren ten opzichte van elkaar uitleggen
Anatomie: gaat over de bouw van het lichaam
Fysiologie: gaat over de functies van het levende lichaam. De werking van organen.
Biologische regel mechanismen:
• Processen
• Aansturing
• Uitvoering
Er zijn 3 basis onderdelen: de cel, interstitium(tussenruimte) en de bloedbaan.
Doel van het lichaam is om de cel in leven te houden → dit doet het lichaam om het interne milieu in
balans te houden.
Homeostase: is het proces waarbij organismen het interne milieu van chemische en fysische
processen in evenwicht houden/constant houden, ondanks veranderingen in de omgeving waarin het
organisme zich bevindt. Bijvoorbeeld een verandering in de temperatuur, de bloeddruk of zuurstof.
• Om de homeostase te kunnen handhaven moet het lichaam stoffen kunnen opnemen en
uitscheiden.
• Dit zijn stoffen zoals; gassen(O2, CO2), water en zout, energie en bouwstoffen. Deze stoffen zijn
nodig om de homeostase te behouden en de cel inleven te houden.
De aansturing voor het constant houden→ wordt door het zenuwstelsel en hormoonstelsel gedaan.
De uitvoering voor het constant houden→ wordt gedaan door de 11 orgaanstelsels.
,Termen in de anatomie
Anatomische positie; staand, voeten op de grond, binnenkant hand naar voren.
Anatomische vlakken; frontaal(coronaal), sagittaal, transversaal.
Een sagittaal vlak; verdeeld het menselijk lichaam in een linker en rechter helft.
Mediane vlak; is een sagittaal vlak dat precies in het midden zit.
• Het sagittale vlak loopt van links naar rechts
• Sagittaal kan je onderverdelen in mediaal en lateraal.
o Mediaal: het midden of dichtbij het midden
o Lateraal: richting de buitenzijde of links/rechts van het lichaam
Frontale(coronaal) vlak; de verdeling van het menselijk lichaam van voor naar achteren.
• Ventraal: ervoor
• Dorsaal: erachter
Transversaal vlak; de verdeling van het menselijk lichaam van boven naar onderen.
• Craniaal: richting de schedel. (cranium betekent schedel)
• Caudaal: richting de stuit en voeten.
Positionele termen
Dexter; rechts
Sinister; links
Mediaal; richting het midden
Lateraal; richting de zijkant
Ventraal of anterior; richting de voorkant
Dorsaal of posterior; richting de achterkant
Craniaal of superior; richting het hoofd
Caudaal of inferior; richting de voeten
Proximaal; richting aanhechting/romp. Bv de oksels =ledematen
Distaal: richting het uiteinde. Bv vingers/tenen. =ledematen
Lichaamsgebieden
Cefaal hoofd Pubisch Genitaal
Frontaal voorhoofd Femoraal bovenbeen
Orbitaal oogholte Patellair knieschijf
Nasaal neusholte Cruraal onderbeen
Oraal mondholte Tarsaal enkel
Cervicaal nek Pedaal voet
Thoracaal borstkas Digitaal Teen
Axillair oksel Hallux Grote teen
Sternaal borstbeen Occipitaal achterhoofd
Mamaal borst Vertebraal wervelkolom
Brachiaal arm Lumbaal onderrug
Carpaal pols Sacraal Heiligbeen
Pigitaal vingers Gluteaal billen
Abdominaal buik Perinaal Tussen anus en genitaliën
Umblicaal navel Popliteaal knieholte
Inguinaal lies Plantair voetzool
Calcaneaal Hiel
,Abdomen onderverdeeld in negen vlakken;
Inspectie; observeer je systematisch de buitenkant van het lichaam
Palpatie; tast je met je handen en vingers het lichaamsoppervlak
Percussie; klopt je aan de buitenkant op een deel van het lichaam om uit de hoogte van de
toon een indruk te krijgen over de toestand van het onderliggende weefsel.
Auscultatie; luister je met een stethoscoop naar geluiden die door het lichaam
geproduceerd worden.
Overzicht belangrijkste anatomische termen: anatomische nomenclatuur
Latijn Engels Nederlands
Vlakken
frontaal (coronal / frontal)
sagittaal (sagittal)
transversaal (horizontal /
transverse)
Assen
longitudinale as (longitudinal axis) "kruis-kruin"
sagittale as (sagittal axis) "voor-achter"
transversale as (transverse axis) "links-rechts"
Richtingen/posities
caudaal Inferior (inf.) (caudal) aan staartzijde
craniaal superior (sup.) (cranial) richting hoofd
dorsaal posterior (post.) (dorsal) aan rugzijde
ventraal anterior (ant.) (ventral) aan voorzijde
ante- voor
dexter (right) rechts
distaal (distal) verder van romp
endo- binnen
externus (external) buitenzijde
infra- onder
inter- tussen
internus (internal) binnenzijde/binnen
lateraal (lateral) verder van midsagittalevlak
mediaal (medial) dichtbij mid sagittale vlak
mediaan (median) in midsagittale vlak
pro- voor
profundus (deep) diep
proximaal (proximal) dichtbij romp
retro- terug/achter
superficiaal (superficial) dichtbij oppervlak
, sinister (left) links
sub- onder, dieper
supra- boven, over
super- boven
"Vergelijkingen"
ascendens (ascending) opstijgend
brevis kort
communis (common) gemeenschappelijk
descendens (descending) afdalend
longus (long) lang
majus / major groot/groter
maximus grootste
medius middelste
minus / minor klein /kleiner
minimus kleinste
obliquus schuin
rectus recht
teres rond
Telling
semi half
uni een
bi- twee
tri- drie
quadri- vier
Algemene naamgevingen
(met event. afkortingen)
arteria (a.) (artery) slagader
articulatio (art.) (joint) gewricht
arcus (arch) boog
cavitas (cavity) holte
caput (head) hoofd/kop
chondro- (cartilage) m.b.t. kraakbeen
collum (neck) hals
condylus (condyle) gewrichtsknobbel
corpus (body) lichaam
crista (crest) rand
digitus (digit) vinger/teen
ductus (canal) kanaal
dorsum (back) rug
facies (facet) vlak
fissura (fissure) spleet
fasciculus (fascicle) bundel
foramen (foramen) opening/gat
fossa (fossa) kuil
incisura (notch) insnijding
insertio (insertion) aanhechting
ligamentum (lig.) (ligament) band
manus (hand) hand
meatus (meatus) opening/kanaal
margo (border) rand
musculus (m.) (muscle) spier
nervus (n.) (nerve) zenuw
origo (origin) oorsprong
ossis (os) (bone) bot
pes (pedis) (foot) voet
plexus (plexus) netwerk