Kennis geestelijke stromingen
De 5 religies van de wereld
Tips die mij helpen bij het leren:
- Samenvatting doornemen en aantekeningen maken in de kantlijn
of op een apart blaadje.
- Moeilijke woorden opzoeken. (Sowieso opzoeken als je iets niet
begrijp). Op google of op YouTube.
- Inholland studenten kunnen de oefentoetsen maken die op moodle
bij zelfstudie staan (sommige komen letterlijk op de toets). Dit komt
in de belangrijke feiten (Goed doornemen!!), onderaan de
samenvatting ook terug.
- Blauwe en Groene begrippen goed kennen, hier wordt veel naar
gevraagd op de toets. 1
, Hindoeïsme
Afkomst naam: ‘Hindoeïsme’ is afgeleid van de rivier naam de Indus.
Sanatana dharma: De Indiërs noemen hun religie zo.
Ze geloven dat er achter de zichtbare wereld een bovennatuurlijke werkelijkheid is.
2 lagen in het Hindoeïsme:
- De oeroude natuurreligie van de oorspronkelijke bewoners van India. Allerlei
natuurkrachten werden als goden (deva’s) of geesten gezien: de god van het
vuur, de god van de aarde, de goden van rivieren, bomen, etc.
- De religie van de Ariërs, volksstammen die na 2000 vóór gjt (voor christus)
langzamerhand heel Inda zijn gaan beheersen en hun stempel hebben gezet
op de sociale orde, uitgegroeid tot het latere kastenstelsel. Onder invloed van
de brahmanen, de priesterkaste, heeft een zekere doordenking en
systematisering van het hindoeïsme plaatsgevonden.
Dharma: Het juiste handelen, op de juiste tijd, op de juiste manier en om de juiste
redenen volgens de universele wetten van de menselijke natuur wat tot
tevredenheid, geluk en voorspoed zal leiden
Kosmische orde: Dit houdt alles in orde. Onderdeel hiervan is het kastenstelsel.
Deze is officieel afgeschaft, maar in de praktijk werkt het nog door. De kaste geeft
kleur (Varna) aan je leven.
Kaste: Een sociale groep met dezelfde naam, tradities, religieuze praktijken en
beroep.
De 4 hoofdkasten: (Hier kwam bij mij een vraag over)
- Brahmanen: Priesters, zieners en filosofen. Veelal de hogere beroepen.
- Ksatriya’s: De strijders: ridders, prinsen en koningen, landbestuurders en
militairen.
- Vaisya’s: Boeren, kooplieden, handelaren en geschoolde arbeiders.
- Sjoedra’s of dasa’s: Ongeschoolde arbeiders, slaven en bedienden.
Dalits: Deze vallen buiten de 4 kaste. Het zijn ‘onaanraakbare’. Ze deden
onrein werk, bijvoorbeeld leerlooien.
Moksja: (Dit begrip kwam bij mij in de toets) Dit is de verlossing. Hierbij wordt de
kringloop van wedergeboorte (geboren worden in een ander lichaam na de dood)
doorbroken doordat de atman (ziel) terug keert naar de goddelijke bron (brahman).
Om tot verlossing te komen, moet je je aan je kaste houden.
2
, Via wedergeboorte kan je een hoger bestemming in de kaste bereiken.
Jati: Dit is je geboorte -> meestal zelfde werk als je ouders.
In de dharma gaat het om:
- Orde natuur (water stroomt naar de zee, de zon komt op en gaat onder, etc.)
- Morele orde (leefregels en reinheidsvoorschriften die behoren bij je kaste en
levensstadium).
Morele orde: Geduld, tevredenheid, gelijkmoedigheid, vergevensgezindheid,
matigheid, respecteren van andermans bezit, rein leven naar lichaam en geest,
beheersing van de zinnen, ontwikkelen van wijsheid, verwerven van kennis en liefde
voor de waarheid.
Veda’s: (deze worden gebruikt in de vedische periode) Verzameling van gebeden,
lofliederen en offerspreuken. Geschreven in het Sanskriet door Risji’s (wijzen). Alleen
Brahmanen kunnen het lezen en het is geritualiseerd. De hindoe heeft in de praktijk
meer binding met de Goeroe (leraar) dan met het geschreven heilige woord (Veda’s)
Oepanisjaden: Deze groep zit aan de voeten van de leermeester. Zij zijn op zoek
naar de laatste waarheid achter het bestaan van de wereld en goden. Hierdoor
ontstaan de geschriften van de oepanisjaden. Er ontstaat een meer pessimistisch
(negatief) wereldbeeld. Hierbij wordt het niet blijven bestaan (vergankelijkheid) van
materialen benadrukt. Ze zien een relatie tussen brahman (de oergrond van al het
bestaan) en atman (ziel, of ter wel essentie van mijn eigen bestaan), dat leidt tot
verlossing. De woorden die de relatie aanduiden zijn: ‘dat zijt gij’. Er ontstaan tijdens
deze tijd opvattingen over karma en reïncarnatie.
De grote verhalen zijn een inspiratie van het alledaagse leven. ‘
- Mahabharata: (het grote verhaal). Een mix tussen spannende verhalen en
diepzinnige gedachten. De strijd tussen de Pandava’s en Kaurava’s staat
hierin.
- Bahagavadgita: Dit is een onderdeel van de mahabharata. Hij bevat
onder anderen de dialoog (Gita) tussen Arjuna, een van de vijf Pandava’s en
aanvoerder van de strijd, met zijn wagenmenner Krisjna. Hierin staan de 3
verlossingswegen en de spirituele strijd tussen goed en kwaad.
-Ramayana: hierin staat een epos waarin Rama en Sita de hoofdrol
hebben.
Omdat de Krisjna centraal staat in de Gita is de verering van een persoonlijkheid, en
met name Krisjna, de belangrijkste verlossingsweg geworden in India.
Atman: De kern (ziel) van de mens, die terug keert na de dood.
Brahman: Eeuwige goddelijke, onstoffelijke, het onveranderlijke, de onwankelbare
orde van rust en harmonie. Hieruit komt alles voort en keert alles terug. (In
het hindoeïsme gezien als de Alomtegenwoordige (eigenschap om overal
3
De 5 religies van de wereld
Tips die mij helpen bij het leren:
- Samenvatting doornemen en aantekeningen maken in de kantlijn
of op een apart blaadje.
- Moeilijke woorden opzoeken. (Sowieso opzoeken als je iets niet
begrijp). Op google of op YouTube.
- Inholland studenten kunnen de oefentoetsen maken die op moodle
bij zelfstudie staan (sommige komen letterlijk op de toets). Dit komt
in de belangrijke feiten (Goed doornemen!!), onderaan de
samenvatting ook terug.
- Blauwe en Groene begrippen goed kennen, hier wordt veel naar
gevraagd op de toets. 1
, Hindoeïsme
Afkomst naam: ‘Hindoeïsme’ is afgeleid van de rivier naam de Indus.
Sanatana dharma: De Indiërs noemen hun religie zo.
Ze geloven dat er achter de zichtbare wereld een bovennatuurlijke werkelijkheid is.
2 lagen in het Hindoeïsme:
- De oeroude natuurreligie van de oorspronkelijke bewoners van India. Allerlei
natuurkrachten werden als goden (deva’s) of geesten gezien: de god van het
vuur, de god van de aarde, de goden van rivieren, bomen, etc.
- De religie van de Ariërs, volksstammen die na 2000 vóór gjt (voor christus)
langzamerhand heel Inda zijn gaan beheersen en hun stempel hebben gezet
op de sociale orde, uitgegroeid tot het latere kastenstelsel. Onder invloed van
de brahmanen, de priesterkaste, heeft een zekere doordenking en
systematisering van het hindoeïsme plaatsgevonden.
Dharma: Het juiste handelen, op de juiste tijd, op de juiste manier en om de juiste
redenen volgens de universele wetten van de menselijke natuur wat tot
tevredenheid, geluk en voorspoed zal leiden
Kosmische orde: Dit houdt alles in orde. Onderdeel hiervan is het kastenstelsel.
Deze is officieel afgeschaft, maar in de praktijk werkt het nog door. De kaste geeft
kleur (Varna) aan je leven.
Kaste: Een sociale groep met dezelfde naam, tradities, religieuze praktijken en
beroep.
De 4 hoofdkasten: (Hier kwam bij mij een vraag over)
- Brahmanen: Priesters, zieners en filosofen. Veelal de hogere beroepen.
- Ksatriya’s: De strijders: ridders, prinsen en koningen, landbestuurders en
militairen.
- Vaisya’s: Boeren, kooplieden, handelaren en geschoolde arbeiders.
- Sjoedra’s of dasa’s: Ongeschoolde arbeiders, slaven en bedienden.
Dalits: Deze vallen buiten de 4 kaste. Het zijn ‘onaanraakbare’. Ze deden
onrein werk, bijvoorbeeld leerlooien.
Moksja: (Dit begrip kwam bij mij in de toets) Dit is de verlossing. Hierbij wordt de
kringloop van wedergeboorte (geboren worden in een ander lichaam na de dood)
doorbroken doordat de atman (ziel) terug keert naar de goddelijke bron (brahman).
Om tot verlossing te komen, moet je je aan je kaste houden.
2
, Via wedergeboorte kan je een hoger bestemming in de kaste bereiken.
Jati: Dit is je geboorte -> meestal zelfde werk als je ouders.
In de dharma gaat het om:
- Orde natuur (water stroomt naar de zee, de zon komt op en gaat onder, etc.)
- Morele orde (leefregels en reinheidsvoorschriften die behoren bij je kaste en
levensstadium).
Morele orde: Geduld, tevredenheid, gelijkmoedigheid, vergevensgezindheid,
matigheid, respecteren van andermans bezit, rein leven naar lichaam en geest,
beheersing van de zinnen, ontwikkelen van wijsheid, verwerven van kennis en liefde
voor de waarheid.
Veda’s: (deze worden gebruikt in de vedische periode) Verzameling van gebeden,
lofliederen en offerspreuken. Geschreven in het Sanskriet door Risji’s (wijzen). Alleen
Brahmanen kunnen het lezen en het is geritualiseerd. De hindoe heeft in de praktijk
meer binding met de Goeroe (leraar) dan met het geschreven heilige woord (Veda’s)
Oepanisjaden: Deze groep zit aan de voeten van de leermeester. Zij zijn op zoek
naar de laatste waarheid achter het bestaan van de wereld en goden. Hierdoor
ontstaan de geschriften van de oepanisjaden. Er ontstaat een meer pessimistisch
(negatief) wereldbeeld. Hierbij wordt het niet blijven bestaan (vergankelijkheid) van
materialen benadrukt. Ze zien een relatie tussen brahman (de oergrond van al het
bestaan) en atman (ziel, of ter wel essentie van mijn eigen bestaan), dat leidt tot
verlossing. De woorden die de relatie aanduiden zijn: ‘dat zijt gij’. Er ontstaan tijdens
deze tijd opvattingen over karma en reïncarnatie.
De grote verhalen zijn een inspiratie van het alledaagse leven. ‘
- Mahabharata: (het grote verhaal). Een mix tussen spannende verhalen en
diepzinnige gedachten. De strijd tussen de Pandava’s en Kaurava’s staat
hierin.
- Bahagavadgita: Dit is een onderdeel van de mahabharata. Hij bevat
onder anderen de dialoog (Gita) tussen Arjuna, een van de vijf Pandava’s en
aanvoerder van de strijd, met zijn wagenmenner Krisjna. Hierin staan de 3
verlossingswegen en de spirituele strijd tussen goed en kwaad.
-Ramayana: hierin staat een epos waarin Rama en Sita de hoofdrol
hebben.
Omdat de Krisjna centraal staat in de Gita is de verering van een persoonlijkheid, en
met name Krisjna, de belangrijkste verlossingsweg geworden in India.
Atman: De kern (ziel) van de mens, die terug keert na de dood.
Brahman: Eeuwige goddelijke, onstoffelijke, het onveranderlijke, de onwankelbare
orde van rust en harmonie. Hieruit komt alles voort en keert alles terug. (In
het hindoeïsme gezien als de Alomtegenwoordige (eigenschap om overal
3
