Hitler komt aan de macht
Duitsers teleurgesteld na nederlaag eerste wereldoorlog. Het democratische Duitsland kon
de politieke, maar vooral economische problemen niet direct oplossen. Duitsers vonden dat
de tijd rijp was voor een revolutie. In 1919 werd in München de Nationaalsocialistische
Duitse Arbeiderspartij (NSDAP) opgericht.
Kenmerken NSDAP:
1. Één partij en dus één leider. Het democratische Duitsland had niks opgeleverd dus moest het
volk eensgezind achter een leider staan. En dat werd Adolf Hitler (Führer).
2. Het opeisen van alle gebieden waar Duitsers woonden. En zo een Duits rijk opbouwen.
(nationalisme)
3. NSDAP verheerlijkte oorlog en iemand kon de leiding nemen en zich bewijzen. De NSDAP had
een knokploeg die allemaal een uniform droegen.
4. Rassenleer. NSDAP zei dat elk volk op een ranglijst stond van meest gewaardeerde volken.
Joden en zigeuner zorgden telkens voor problemen. Zij kregen ook de schuld van de
nederlaag van de eerste wereldoorlog. Het antisemitisme zou leiden tot een van de grootste
misdaden alle tijden.
De SA (de knokploeg) probeerde tegenstanders van de NSDAP te intimideren in 1929, nadat
de NSDAP door vele werkloosheid populair werd in Duitsland. In 1934 vermoorde Hitler alle
SA-leiders, omdat ze te machtig werden.
De SS was vooral belangrijk eerst voor lijfwacht van Hitler en andere leiders, maar later als
elite-eenheid binnen de partij.
Hitler gebruikte de Rijksdagbrand om de Duitse communisten systematisch op te pakken en
gevangen te zetten. Hij beperkte ook het vrijheid van meningsuiting. Nadat 44% van de
Duitser op de NSDAP stemden stelde Hitler een machtigingswet op, waardoor hij in
crisissituaties hij de macht kreeg om zonder het parlement te regeren.
In 1933 werden andere partijen verboden. Tegenstanders werden naar concentratiekampen
gebracht en andersdenkenden werden vervolgd.
Duitsland werd een totalitaire staat. Eerst het verbieden van vrije pers, daarna het
opzijschuiven van vrijheid. Totdat kinderen naar de Hitlerjugend gingen en meisjes naar het
Bund Deutscher Mädel.
Indoctrinatie werd gebruikt om kinderen van jongs af aan te leren om een goede
nationaalsocialist te worden. De economische crisis werd aangepakt waardoor het aantal
werklozen sterk was gedaald.
Hitler begint een wereldoorlog
Duitsland en Italië werden de asmogendheden genoemd, omdat ze beiden in de as van
Europa lagen. Duitsland viel Oostenrijk en Sudetenland een deel van Tjecho-Slowakije waarin
veel Duitsers woonden binnen. Deze Anschluss (aansluiting) was de eerste uitbreiding van
het Duitse rijk.
Tjecho-Slowakije had een verdrag met Engeland en Frankrijk, waarbij een aanval van Hitler
hulp werd toegebracht, maar Engeland en Frankrijk wilde een oorlog voorkomen. Ze spraken
tijdens de conferentie van München af met Hitler en Mussolini dat ze het Sudetenland
kregen inruil voor vrede. Later veroverde Hitler heel Tjecho-Slowakije. Duitsland had volgens
Hitler Lebensraum (levensruimte) nodig.
Duitsers teleurgesteld na nederlaag eerste wereldoorlog. Het democratische Duitsland kon
de politieke, maar vooral economische problemen niet direct oplossen. Duitsers vonden dat
de tijd rijp was voor een revolutie. In 1919 werd in München de Nationaalsocialistische
Duitse Arbeiderspartij (NSDAP) opgericht.
Kenmerken NSDAP:
1. Één partij en dus één leider. Het democratische Duitsland had niks opgeleverd dus moest het
volk eensgezind achter een leider staan. En dat werd Adolf Hitler (Führer).
2. Het opeisen van alle gebieden waar Duitsers woonden. En zo een Duits rijk opbouwen.
(nationalisme)
3. NSDAP verheerlijkte oorlog en iemand kon de leiding nemen en zich bewijzen. De NSDAP had
een knokploeg die allemaal een uniform droegen.
4. Rassenleer. NSDAP zei dat elk volk op een ranglijst stond van meest gewaardeerde volken.
Joden en zigeuner zorgden telkens voor problemen. Zij kregen ook de schuld van de
nederlaag van de eerste wereldoorlog. Het antisemitisme zou leiden tot een van de grootste
misdaden alle tijden.
De SA (de knokploeg) probeerde tegenstanders van de NSDAP te intimideren in 1929, nadat
de NSDAP door vele werkloosheid populair werd in Duitsland. In 1934 vermoorde Hitler alle
SA-leiders, omdat ze te machtig werden.
De SS was vooral belangrijk eerst voor lijfwacht van Hitler en andere leiders, maar later als
elite-eenheid binnen de partij.
Hitler gebruikte de Rijksdagbrand om de Duitse communisten systematisch op te pakken en
gevangen te zetten. Hij beperkte ook het vrijheid van meningsuiting. Nadat 44% van de
Duitser op de NSDAP stemden stelde Hitler een machtigingswet op, waardoor hij in
crisissituaties hij de macht kreeg om zonder het parlement te regeren.
In 1933 werden andere partijen verboden. Tegenstanders werden naar concentratiekampen
gebracht en andersdenkenden werden vervolgd.
Duitsland werd een totalitaire staat. Eerst het verbieden van vrije pers, daarna het
opzijschuiven van vrijheid. Totdat kinderen naar de Hitlerjugend gingen en meisjes naar het
Bund Deutscher Mädel.
Indoctrinatie werd gebruikt om kinderen van jongs af aan te leren om een goede
nationaalsocialist te worden. De economische crisis werd aangepakt waardoor het aantal
werklozen sterk was gedaald.
Hitler begint een wereldoorlog
Duitsland en Italië werden de asmogendheden genoemd, omdat ze beiden in de as van
Europa lagen. Duitsland viel Oostenrijk en Sudetenland een deel van Tjecho-Slowakije waarin
veel Duitsers woonden binnen. Deze Anschluss (aansluiting) was de eerste uitbreiding van
het Duitse rijk.
Tjecho-Slowakije had een verdrag met Engeland en Frankrijk, waarbij een aanval van Hitler
hulp werd toegebracht, maar Engeland en Frankrijk wilde een oorlog voorkomen. Ze spraken
tijdens de conferentie van München af met Hitler en Mussolini dat ze het Sudetenland
kregen inruil voor vrede. Later veroverde Hitler heel Tjecho-Slowakije. Duitsland had volgens
Hitler Lebensraum (levensruimte) nodig.
