Samenvatting
Vennootschapsbelasting 1
BELASTINGRECHT VOOR BACHELORS EN MASTERS
,Inhoudsopgave
Hoofdstuk 9: Vennootschapsbelasting........................................................................................................... 2
9.1 Inleiding..........................................................................................................................................................2
9.2 Subjectieve belastingplicht (wie?)..................................................................................................................2
9.2.1 Binnenlandse belastingplicht..................................................................................................................2
9.2.2 Buitenlandse belastingplicht..................................................................................................................4
9.2.3 Vrijstellingen...........................................................................................................................................4
9.3 Objectieve belastingplicht (waarover?)........................................................................................................4
9.3.1 Stap 1: de fiscale winstberekening.........................................................................................................5
9.3.2 Stap 2: de fiscale winst...........................................................................................................................6
9.3.3 Stap 3: belastbaar bedrag bepalen.........................................................................................................7
9.3.4 Kapitaalstortingen...................................................................................................................................8
9.3.5 Onttrekkingen.........................................................................................................................................9
9.3.6 Aftrekbare bedragen.............................................................................................................................10
9.3.7 Niet-aftrekbare bedragen.....................................................................................................................11
9.3.8 Giften....................................................................................................................................................11
9.3.9 Te verrekenen verliezen.......................................................................................................................11
9.4 Renteaftrekbeperkingen...............................................................................................................................12
9.5 Deelnemingsvrijstelling................................................................................................................................13
9.5.1 Begrip deelneming................................................................................................................................14
9.5.2 Gevolgen deelnemingsvrijstelling.........................................................................................................16
9.5.3 Deelnemingskosten..............................................................................................................................17
9.5.4 Liquidatieverliezen................................................................................................................................17
9.6 Fiscale eenheid.............................................................................................................................................18
9.6.1 Voorwaarden voor aangaan fiscale eenheid........................................................................................19
9.6.2 Gevolgen van aangaan fiscale eenheid................................................................................................20
9.6.3 Beëindiging fiscale eenheid..................................................................................................................21
9.7 Dividendbelasting.........................................................................................................................................22
1
, Hoofdstuk 9: Vennootschapsbelasting
9.1 Inleiding
In tegenstelling tot de Wet IB, waarin belasting wordt geheven van natuurlijke personen,
wordt in de Wet Vpb voornamelijk belasting geheven van lichamen, voornamelijk
rechtspersonen, zoals bv’s, nv’s en stichtingen.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op:
- Het subject: wie is belastingplichtig voor de Wet Vpb (§9.2)?
- Het object: waarover moet het tarief worden berekend (§9.3)?
- Het tarief: hoeveel belasting moet er worden betaald (§9.4)?
9.2 Subjectieve belastingplicht (wie?)
De belastingplichtige voor de Wet Vpb zijn:
Binnenlandse belastingplichtigen (art. 2 Wet Vpb) wordt belast voor zijn winst uit
de gehele wereld aka het wereldinkomen (woonplaatsbeginsel).
Buitenlandse belastingplichtigen (art. 3 Wet Vpb) wordt belast voor de winst die
afkomstig is uit Nederland aka het in Nederland genoten inkomen (bronbeginsel).
9.2.1 Binnenlandse belastingplicht
Een lichaam is binnenlands belastingplichtig als het in Nederland is gevestigd én genoemd
staat om art. 2 lid 1 Wet Vpb.
Waar een lichaam is gevestigd, wordt volgens art. 4 AWR naar de omstandigheden
beoordeeld. De belangrijkste omstandigheid is de plaats waar de feitelijke leiding van het
lichaam is gevestigd (=feitelijke vestigingsplaats). De feitelijke leiding is meestal gevestigd
daar waar de bestuursleden leiding geven aan het lichaam.
Bij een dubbele vestigingsplaats moet het betreffende verdrag uitsluiting geven.
Uitzondering: als een lichaam is opgericht naar Nederlands recht, wordt geacht dat
het lichaam in Nederland is gevestigd (=fictieve vestigingsplaats). Het maakt dan
niet uit waar het lichaam feitelijk is gevestigd (nationaliteitsbeginsel) (art. 2 lid 4 Wet
Vpb).
In art. 2 lid 1 Wet Vpb staan alle lichamen genoemd die belastingplichtig zijn als zij in
Nederland zijn gevestigd:
o Nv, bv, open cv en andere vennootschappen waarvan het kapitaal in aandelen in
verdeeld (letter a): ook vennootschappen die naar buitenlands recht zijn opgericht
(zoals de Duitse GmbH, de Belgische BVBA en de Franse SA of SARL
verglijkbaar met de Nederlandse nv of bv) én die in Nederland zijn gevestigd, zijn op
basis van art. 2 Wet Vpb binnenlands belastingplichtig.
o Coöperaties en verenigingen op coöperatieve grondslag (letter b):
dit zijn samenwerkingsverbanden die het gezamenlijke belang dienen van hun leden
(ondernemers), te weten het behalen van economische voordelen (bijvoorbeeld de
coöperatie Nederlandse bessentelers).
o Onderlinge waarborgmaatschappijen en verenigingen die op onderlinge grondslag als
verzekeraar of kredietinstelling optreden (letter c):
dit zijn bijzondere lichamen die ten behoeve van hun leden als verzekeraar of
2