College 1
B&B - CH. 01
Sociale psychologie → het begrijpen van de aard, oorzaken van individueel gedrag,
gevoelens en het denken in sociale situaties
Er zijn vier kern-voorwaarden voor wetenschap:
- Accuracy → is het repliceerbaar? ; zo foutloos en precies mogelijk
- Objectivity → is het bias-vrij?
- Skepticism → zijn de bevinden valide?
- Open-mindedness → openstaan voor andere bevindingen/visies
De vijf hoofdvariabelen die sociaal gedrag/gedachtegang beïnvloeden:
- Acties en karakteristieken van andere personen → deze emoties beïnvloeden
ons
- Cognitieve processen → nadenken over traits, situaties, gedrag van een
persoon
- Omgevingsinvloeden → de impact van de fysieke wereld (het weer, geuren)
- Culturele context → elke cultuur heeft zijn eigen normen en waarden
- Biologische factoren → genetica
Onderzoeksmethoden:
- Systematische of natuurlijke observatie
- Survey method → goedkoop, makkelijk, meten van attributies
- Correlatie → wordt meestal gebruikt in combinatie met experimental method
- relatie bekijken van independent- en dependent variable
- de independent variable wordt gemanipuleerd
Twee key-voorwaarden voor het succes van experiment:
- Alle factoren, op independent variable na, moeten constant zijn
- Een random toewijzing van participanten
Mediërende variabele → een variabele die door een onafhankelijke variabele wordt
beïnvloedt en vervolgens zelf een afhankelijke variabele beïnvloedt.
Meta-analyse → het combineren van resultaten/onderzoeksgegevens om de richting
en de sterkte van de bevindingen te bepalen
Procedure van het bouwen van een theorie
1. Op basis van al bestaand bewijs een theorie ontwerpen
2. Informatie verzamelen en voorspellingen maken (hypotheses)
3. Het testen van de hypotheses
4. Theorie wordt aan de hand van resultaten versterkt of verzwakt
, 5. Theorie wordt geaccepteerd of afgewezen
Deception (misleiding/bedrog) → het doel van het onderzoek voor participanten
achterhouden
- anders kan er bias optreden ; participanten gaan zich anders gedragen
Informed consent → de participanten worden zoveel als mogelijk geïnformeerd
voordat ze de keuze maken om te participeren
Debriefing → de participanten volledig informeren na het onderzoek
G&J - CH. 01
Organisatie → een verzameling van mensen die samenwerken en hun acties op
elkaar coördineren om individuele en organisatorische doelen te bereiken
Organisatorisch gedrag → een studie die de factoren van hoe individuen en groepen
zich gedragen in organisaties onderzoekt en hoe organisations reageren op hun
omgevingen
Bestuurlijke functies (managerial functions)
Er zijn vier principiële functies dat een manager moet doen:
- Plannen → beslissen wat de beste manier is om middelen toe te wijzen en
gebruiken om doelen te bereiken
- Organiseren → samenstellen van regels en relaties waardoor mensen doelen
kunnen behalen
- Leiden → aanmoedigen en coördineren van individuen en groepen zodat ze
werken om het doel te bereiken
- Controleren → evalueren hoe goed de organisatie zijn doelen bereikt en actie
ondernemen om prestaties te behouden of verbeteren
Vaardigheden
- het vermogen om op een bepaalde manier te werken dat ervoor zorgt dat een
persoon goed kan presteren in zich rol
Er zijn drie soorten vaardigheden om als een manager goed te presteren:
- Conceptuele vaardigheden → het vermogen om situaties te analyseren en
diagnosticeren en een duidelijk onderscheid zien tussen een oorzaak en
gevolg
- Menselijke vaardigheden → het vermogen om te begrijpen, om samen te
werken, om te leiden en het controleren van gedrag van andere
mensen/groepen
- Technische vaardigheden → baan-specifieke kennis en technieken (marketing,
accounting)
,Een open-systeem bestaat uit drie fasen:
- Input fase → het verkrijgen van middelen uit de omgeving (werknemers, ruwe
materialen)
- Conversie fase → het vervormen van de input en er waarde aan toekennen wat
tot het output leidt
- Output fase → Het uitbrengen van producten en services aan de omgeving
Belangrijke werkgerelateerde uitdagingen in de huidige samenleving
Uitdaging 1
- heeft vooral betrekking op de veranderende sociale- en culturele omgeving door
een toenemende diversiteit op de werkvloer. Twee belangrijke (sub-)uitdagingen
hierin:
- Ontwikkeling van ethische waarden
Ethiek → de waarden, overtuigingen en morele regels die managers en
werknemers zouden moeten analyseren en interpreteren in een situatie en
aan de hand daarvan beslissen wat de beste en juiste manier is om te
handelen
- Ethisch dilemma → de keuze om ethisch te handelen of te kiezen voor de
manier dat veel voordeel oplevert
Sociale verantwoordelijkheid wordt ook bepaald door ethiek → de
verplichtingen van een organisatie tegenover de mensen/groepen die direct
getroffen worden door handelingen
- Het vergroten van de diversiteit onder het personeel
Diversiteit → individuele verschillen in leeftijd, geslacht, ras, etniciteit, religie,
etc.
- uitdaging in: eerlijkheid/rechtvaardigheid, besluitvorming & prestatie en
flexibiliteit.
Uitdaging 2
- heeft vooral betrekking op de veranderende wereld-omgeving, gericht op
bedrijven die uitbreiden naar een mondiaal niveau.
- Het begrijpen van globale verschillen bij het wereldwijd opereren:
- een verschil in organisatiegedrag per land over de wereld
- problemen met betrekking tot besluitvorming
- gevolgen voor het bedrijf in het thuisland (kan bv. slechter gaan)
- Global learning
- het verkrijgen en leren van vaardigheden, kennis en
gedragingen/procedures die het bedrijf in het buitenland helpen om groot uit
te breiden
Dit kan met behulp van expatriate managers (buitenlandspersoneel)
, - mensen die in het buitenland werken en verantwoordelijk zijn voor het
leggen van relaties met organisaties in landen over de hele wereld.
Uitdaging 3
- heeft vooral betrekking op de sterk veranderde informatietechnologie in
organisatiegedrag
- IT → de verschillende soorten computer- en communicatiehardware en -software en de
vaardigheden van de ontwikkelaars, programmeurs, managers en technici
Voordelen:
- Door het internet en intranet is er meer informatie beschikbaar en kan kennis
eenvoudiger uitgewisseld worden
- Het helpt bij het stimuleren van creativiteit van mensen, groepen en organisaties
Uitdaging 4
- heeft vooral betrekking op de sterk veranderende relaties tussen organisaties en
hun werknemers
- Downsizing → het opslaan van managers en werknemers om kosten te
besparen
- Empowerment → het geven van autoriteit aan werknemers om belangrijke
beslissingen te maken en daarmee verantwoordelijk te zijn voor de gevolgen
ervan.
Door een toenemende downsizing neemt ook de hoeveelheid contingent workers
toe:
- mensen die tijdelijk aan de organisatie verbonden zijn en geen toegevoegde
beloningen ontvangen (verzekering, pensioen)
B&B - CH. 01
Sociale psychologie → het begrijpen van de aard, oorzaken van individueel gedrag,
gevoelens en het denken in sociale situaties
Er zijn vier kern-voorwaarden voor wetenschap:
- Accuracy → is het repliceerbaar? ; zo foutloos en precies mogelijk
- Objectivity → is het bias-vrij?
- Skepticism → zijn de bevinden valide?
- Open-mindedness → openstaan voor andere bevindingen/visies
De vijf hoofdvariabelen die sociaal gedrag/gedachtegang beïnvloeden:
- Acties en karakteristieken van andere personen → deze emoties beïnvloeden
ons
- Cognitieve processen → nadenken over traits, situaties, gedrag van een
persoon
- Omgevingsinvloeden → de impact van de fysieke wereld (het weer, geuren)
- Culturele context → elke cultuur heeft zijn eigen normen en waarden
- Biologische factoren → genetica
Onderzoeksmethoden:
- Systematische of natuurlijke observatie
- Survey method → goedkoop, makkelijk, meten van attributies
- Correlatie → wordt meestal gebruikt in combinatie met experimental method
- relatie bekijken van independent- en dependent variable
- de independent variable wordt gemanipuleerd
Twee key-voorwaarden voor het succes van experiment:
- Alle factoren, op independent variable na, moeten constant zijn
- Een random toewijzing van participanten
Mediërende variabele → een variabele die door een onafhankelijke variabele wordt
beïnvloedt en vervolgens zelf een afhankelijke variabele beïnvloedt.
Meta-analyse → het combineren van resultaten/onderzoeksgegevens om de richting
en de sterkte van de bevindingen te bepalen
Procedure van het bouwen van een theorie
1. Op basis van al bestaand bewijs een theorie ontwerpen
2. Informatie verzamelen en voorspellingen maken (hypotheses)
3. Het testen van de hypotheses
4. Theorie wordt aan de hand van resultaten versterkt of verzwakt
, 5. Theorie wordt geaccepteerd of afgewezen
Deception (misleiding/bedrog) → het doel van het onderzoek voor participanten
achterhouden
- anders kan er bias optreden ; participanten gaan zich anders gedragen
Informed consent → de participanten worden zoveel als mogelijk geïnformeerd
voordat ze de keuze maken om te participeren
Debriefing → de participanten volledig informeren na het onderzoek
G&J - CH. 01
Organisatie → een verzameling van mensen die samenwerken en hun acties op
elkaar coördineren om individuele en organisatorische doelen te bereiken
Organisatorisch gedrag → een studie die de factoren van hoe individuen en groepen
zich gedragen in organisaties onderzoekt en hoe organisations reageren op hun
omgevingen
Bestuurlijke functies (managerial functions)
Er zijn vier principiële functies dat een manager moet doen:
- Plannen → beslissen wat de beste manier is om middelen toe te wijzen en
gebruiken om doelen te bereiken
- Organiseren → samenstellen van regels en relaties waardoor mensen doelen
kunnen behalen
- Leiden → aanmoedigen en coördineren van individuen en groepen zodat ze
werken om het doel te bereiken
- Controleren → evalueren hoe goed de organisatie zijn doelen bereikt en actie
ondernemen om prestaties te behouden of verbeteren
Vaardigheden
- het vermogen om op een bepaalde manier te werken dat ervoor zorgt dat een
persoon goed kan presteren in zich rol
Er zijn drie soorten vaardigheden om als een manager goed te presteren:
- Conceptuele vaardigheden → het vermogen om situaties te analyseren en
diagnosticeren en een duidelijk onderscheid zien tussen een oorzaak en
gevolg
- Menselijke vaardigheden → het vermogen om te begrijpen, om samen te
werken, om te leiden en het controleren van gedrag van andere
mensen/groepen
- Technische vaardigheden → baan-specifieke kennis en technieken (marketing,
accounting)
,Een open-systeem bestaat uit drie fasen:
- Input fase → het verkrijgen van middelen uit de omgeving (werknemers, ruwe
materialen)
- Conversie fase → het vervormen van de input en er waarde aan toekennen wat
tot het output leidt
- Output fase → Het uitbrengen van producten en services aan de omgeving
Belangrijke werkgerelateerde uitdagingen in de huidige samenleving
Uitdaging 1
- heeft vooral betrekking op de veranderende sociale- en culturele omgeving door
een toenemende diversiteit op de werkvloer. Twee belangrijke (sub-)uitdagingen
hierin:
- Ontwikkeling van ethische waarden
Ethiek → de waarden, overtuigingen en morele regels die managers en
werknemers zouden moeten analyseren en interpreteren in een situatie en
aan de hand daarvan beslissen wat de beste en juiste manier is om te
handelen
- Ethisch dilemma → de keuze om ethisch te handelen of te kiezen voor de
manier dat veel voordeel oplevert
Sociale verantwoordelijkheid wordt ook bepaald door ethiek → de
verplichtingen van een organisatie tegenover de mensen/groepen die direct
getroffen worden door handelingen
- Het vergroten van de diversiteit onder het personeel
Diversiteit → individuele verschillen in leeftijd, geslacht, ras, etniciteit, religie,
etc.
- uitdaging in: eerlijkheid/rechtvaardigheid, besluitvorming & prestatie en
flexibiliteit.
Uitdaging 2
- heeft vooral betrekking op de veranderende wereld-omgeving, gericht op
bedrijven die uitbreiden naar een mondiaal niveau.
- Het begrijpen van globale verschillen bij het wereldwijd opereren:
- een verschil in organisatiegedrag per land over de wereld
- problemen met betrekking tot besluitvorming
- gevolgen voor het bedrijf in het thuisland (kan bv. slechter gaan)
- Global learning
- het verkrijgen en leren van vaardigheden, kennis en
gedragingen/procedures die het bedrijf in het buitenland helpen om groot uit
te breiden
Dit kan met behulp van expatriate managers (buitenlandspersoneel)
, - mensen die in het buitenland werken en verantwoordelijk zijn voor het
leggen van relaties met organisaties in landen over de hele wereld.
Uitdaging 3
- heeft vooral betrekking op de sterk veranderde informatietechnologie in
organisatiegedrag
- IT → de verschillende soorten computer- en communicatiehardware en -software en de
vaardigheden van de ontwikkelaars, programmeurs, managers en technici
Voordelen:
- Door het internet en intranet is er meer informatie beschikbaar en kan kennis
eenvoudiger uitgewisseld worden
- Het helpt bij het stimuleren van creativiteit van mensen, groepen en organisaties
Uitdaging 4
- heeft vooral betrekking op de sterk veranderende relaties tussen organisaties en
hun werknemers
- Downsizing → het opslaan van managers en werknemers om kosten te
besparen
- Empowerment → het geven van autoriteit aan werknemers om belangrijke
beslissingen te maken en daarmee verantwoordelijk te zijn voor de gevolgen
ervan.
Door een toenemende downsizing neemt ook de hoeveelheid contingent workers
toe:
- mensen die tijdelijk aan de organisatie verbonden zijn en geen toegevoegde
beloningen ontvangen (verzekering, pensioen)
