H17 Buffers en enzymen
17.1 Amfolyten
Sterkte van zuren en basen:
- Sterk zuur/ base splitst in water volledig af in ionen (aflopende reactie)
- Zwak zuur/ base splitst in water gedeeltelijk in ionen (evenwichtsreactie)
- Hoe groter evenwichtsconstante Kz of Kb, hoe sterker het zuur of de base.
o Tabel 49, Grootste Kz bovenaan, grootste Kb onderaan.
Amfolyt= Deeltje dat kan reageren als een zuur en als een base.
- In binas tabel 49 vindt je het deeltje dan in de kolom zuren en in de kolom van de basen.
- Komt het in aanraking met een zure oplossing, dan reageert het als base en neemt het een H+ op.
- Komt het in aanraking met een basische oplossing, dan reageert het als zuur en staat het een H+ af.
Amfolyten in water:
- Een amfolyt gedraagt zich in water als zuur als geldt: Kz > Kb
- Een amfolyt gedraagt zich in water als base als gedlt: Kb > Kz
Aminozuren: Bestaan uit dubbelionen= zijn ontstaan door reactie van carbonzuurgroepen met
aminogroepen (van aminozuur), hierbij ontstaat een deeltje met een positieve lading op het
N-atoom en een negatieve lading op de zuurrest.
Lading zorgt voor extra aantrekkingskracht
, 17.2 Buffers
Werking van een buffer:
Buffer= Mengsel waardoor de pH constant blijft.
Bufferoplossing= Als een oplossing in staat is om schommelingen in de pH door toevoeging van kleine
hoeveelheid zuur of base of bij verdunning tegen door te gaan.
Samenstelling van een buffer:
- Een buffer bestaat uit een mengsel van een zwak zuur en zijn geconjugeerde zwakke base.
- In een bufferoplossing verandert de pH vrijwel niet bij toevoegen van OH- ionen of H3O+ ionen,
omdat het zwakke zuur reageert met OH- en de zwakke base reageert met H3O+.
o Hierin reageert de sterkste aanwezige base en de sterkste aanwezige zuur.
- Ideale concentratieverhouding tussen zuur en geconjugeerde base is 1:1.
o Mengsel is ook nog een buffer bij verhoudingen 1:10 of 10:1.
Bufferkeuze:
Evenwichtsvoorwaarde van zwak zuur (HZ) en geconjugeerde base (Z-) is: K z=¿ ¿ -
- [Z-] en [HZ] vallen weg uit de breuk, doordat de concentraties gelijk zijn.
- Om de concentratie te berekenen, neem je: −log K z=−log¿ , oftewel pKz
Als de concentratieverhouding van een zuur en zijn geconjugeerde base 1:1 is, dan is pKz= pH.
Bufferkeuze: Om de juiste buffer met de juiste pH te kiezen, zoek je de pKz van je zuur/base koppel die
gelijk is aan je gewenste pH.
pKz= De negatieve logaritme (−log) van de zuurconstante Kz. Als er evenveel van een zuur en zijn
geconjugeerde base aanwezig is, dan is de pKz gelijk aan de pH.
Bloed:
Buffers die pH in bloed constant houden:
- Koolzuur buffer (H2CO3/HCO3-)
o Zorgt voor transport van koolstofdioxide naar longen.
- Hemoglobinebuffer.
o Zorgt voor transport van zuurstof naar cellen.
17.1 Amfolyten
Sterkte van zuren en basen:
- Sterk zuur/ base splitst in water volledig af in ionen (aflopende reactie)
- Zwak zuur/ base splitst in water gedeeltelijk in ionen (evenwichtsreactie)
- Hoe groter evenwichtsconstante Kz of Kb, hoe sterker het zuur of de base.
o Tabel 49, Grootste Kz bovenaan, grootste Kb onderaan.
Amfolyt= Deeltje dat kan reageren als een zuur en als een base.
- In binas tabel 49 vindt je het deeltje dan in de kolom zuren en in de kolom van de basen.
- Komt het in aanraking met een zure oplossing, dan reageert het als base en neemt het een H+ op.
- Komt het in aanraking met een basische oplossing, dan reageert het als zuur en staat het een H+ af.
Amfolyten in water:
- Een amfolyt gedraagt zich in water als zuur als geldt: Kz > Kb
- Een amfolyt gedraagt zich in water als base als gedlt: Kb > Kz
Aminozuren: Bestaan uit dubbelionen= zijn ontstaan door reactie van carbonzuurgroepen met
aminogroepen (van aminozuur), hierbij ontstaat een deeltje met een positieve lading op het
N-atoom en een negatieve lading op de zuurrest.
Lading zorgt voor extra aantrekkingskracht
, 17.2 Buffers
Werking van een buffer:
Buffer= Mengsel waardoor de pH constant blijft.
Bufferoplossing= Als een oplossing in staat is om schommelingen in de pH door toevoeging van kleine
hoeveelheid zuur of base of bij verdunning tegen door te gaan.
Samenstelling van een buffer:
- Een buffer bestaat uit een mengsel van een zwak zuur en zijn geconjugeerde zwakke base.
- In een bufferoplossing verandert de pH vrijwel niet bij toevoegen van OH- ionen of H3O+ ionen,
omdat het zwakke zuur reageert met OH- en de zwakke base reageert met H3O+.
o Hierin reageert de sterkste aanwezige base en de sterkste aanwezige zuur.
- Ideale concentratieverhouding tussen zuur en geconjugeerde base is 1:1.
o Mengsel is ook nog een buffer bij verhoudingen 1:10 of 10:1.
Bufferkeuze:
Evenwichtsvoorwaarde van zwak zuur (HZ) en geconjugeerde base (Z-) is: K z=¿ ¿ -
- [Z-] en [HZ] vallen weg uit de breuk, doordat de concentraties gelijk zijn.
- Om de concentratie te berekenen, neem je: −log K z=−log¿ , oftewel pKz
Als de concentratieverhouding van een zuur en zijn geconjugeerde base 1:1 is, dan is pKz= pH.
Bufferkeuze: Om de juiste buffer met de juiste pH te kiezen, zoek je de pKz van je zuur/base koppel die
gelijk is aan je gewenste pH.
pKz= De negatieve logaritme (−log) van de zuurconstante Kz. Als er evenveel van een zuur en zijn
geconjugeerde base aanwezig is, dan is de pKz gelijk aan de pH.
Bloed:
Buffers die pH in bloed constant houden:
- Koolzuur buffer (H2CO3/HCO3-)
o Zorgt voor transport van koolstofdioxide naar longen.
- Hemoglobinebuffer.
o Zorgt voor transport van zuurstof naar cellen.