Wereldoriëntatie
Hoofdstuk 4 : Weer en klimaat :
1) De begrippen weer en klimaat :
• Weer = toestand van de atmosfeer op een bepaald ogenblik.
• Klimaat = gemiddelde weerstoestand over een langere periode.
Is het weer iets complex?
→ Ja, soms is het op een winterdag zeer koud en soms wat warmer door de weerselementen
Wat zijn de vier weerselementen?
• Zonbestraling en luchttemperatuur
• Luchtdruk en winden
• Luchtvochtigheid en neerslag
• Bewolking
Weerelementen zijn duidelijk waarneembare, correct meetbare en in objectieve waarden uit te drukken
elementen.
Weerbericht van de dag. Welke leerinhoud haal je hieruit voor kinderen lagere school. De 4 elementen.
2) De luchttemperatuur :
2.1. Celcius :
Temperatuur = Geeft aan hoe warm of hoe koud het op een bepaalde plaats is
Welke energiebron heeft temperatuur? → de zon
Hoe verloopt het proces?
→ Zon stuurt lichtstralen naar aarde
→ Aarde ontvangt energie
→ Omzetting warmtestraling
→ Aardoppervlak wordt warm
→ Opwarming kost tijd
Gemeten met thermometer met graden Celcius
Wat is daar een logisch gevolg van?
→ Het warmste moment van de dag valt niet pal op de middag
In de zomer om 16u en in de winter om 15u
2.2. Factoren die de temperatuur beïnvloeden :
• Invalshoek van de zonnestralen
➔ Zorgt voor seizoensverschillen en verschillen op één dag
➔ Hoe hoger de zon hoe warmer het is
• Invloed van de hoogteligging :
➔ Gemiddeld neemt te temperatuur af met 0,6°C per 100m
• Invloed van de wind :
➔ De wind kan de gevoelstemperatuur doen dalen
• Invloed van de zee :
➔ Zonnestralen kunnen dieper doordringen in water
➔ Water : Grotere massa, die trager opwarmt en ook afkoelt.
➔ Land : Kleinere massa, die vlugger opwarmt en afkoelt
• Invloed van winden en zeestromingen (= Bewegende watermassa’s die een andere temperatuur hebben
dan het omgevingswater) :
➔ Koude wind, daling temperatuur en warme wind, stijging temperatuur
➔ Warme zeestroming (Zuiden) gaat naar kouder gebied (Noorden) en omgekeerd
1
,• Invloed van bewolking :
➔ Wolkendek heeft isolerend effect
➔ Houdt zonnestralen tegen waardoor de aarde trager opwarmt
Maar kan ook omgekeerd. Eenmaal opgewarmd houdt het wolkendek die warmte bij en koelt
de aarde dus ook trager af.
• Invloed van de bodemsoort :
➔ Zand warmt snel op en koelt snel af
➔ Klei warmt trager op en koelt trager af
• Invloed van de plantengroei :
➔ Het plantendek absorbeert zonnestraling en geeft in de zomer koelte
➔ Onbegroeide plaatsen zijn in de zomer dus warmer en in de winter kouder
2.3. De luchttemperatuur herkennen en voorstellen in de basisschool :
In de laagste klassen enkel waarnemen en benoemen van temperatuur gebaseerd op subjectieve
ervaring. (koud, warm, heel warm, heel koud).
Nadien leren werken met thermometer. Er zijn drie soorten: Kwikthermometer – Alcoholthermometer
– Minimum of maximumthermometer
Ze leren dus werken met cijfers, hierdoor meer objectiever leren uitdrukken. (fris, koel)
Hoe kan je dit oefenen?
→ Grote zelfgemaakte thermometer maken (Zelf met touw de temperatuur aanpassen)
→ Waarden in tabel omgieten. Zo kunnen ze beginnen leren klimatogrammen aflezen. Hierna schakel
je over naar diagrammen in de wiskunde
3) Luchtdruk en winden :
3.1. Luchtdruk:
= Kracht die de atmosfeer uitoefent op het aardoppervlak. Uitgedrukt in millibar (= 100 pascal of 1
hectopascal)
Wat is de gemiddelde luchtdruk boven zeeniveau? → 1013 mbar, maar er zijn variaties
Waarnemingen luchtdruk → Internationale afspraken over op het aardoppervlak op hetzelfde moment
geregistreerd
• Isobaren = lijnen van gelijke druk
• Luchtdrukgradiënt = luchtdrukverschil over bepaalde afstand
Welk weer wordt het vandaag aan de hand van een kaart:
• Veel lijnen dicht bij elkaar = veel wind, storm achtig
• Lijnen ver uit elkaar = weinig wind
• H= hogedruk gebied, heldere lucht
• L = laagdrukgebied, stormachtig.
• Blauw = regen en wind in de richting van de pijl (koudefrontlijnen)
• Rood = korte regen gevolgd door opwarming in de richting van halve cirkel. (warmtefrontlijnen)
Wat is luchtdruk en hoe maak je dat duidelijk aan kinderen?
→ De druk van de lucht, lucht is niet zichtbaar, ruikbaar of hoorbaar. Je neemt een leeg
bekertje, je zet het ondersteboven en draait het om in het water, zo krijg je een luchtbel.
De druk is zoals op een weegschaal gaan staan, je zet druk op de weegschaal. Het is dus
het gewicht van de lucht.
2
, Je houdt je vinger op een spuit en dan ga je
automatisch een strijd aan met de luchtdruk. Je
gaat een plof horen na een tijd
3.2. Winden:
= Horizontale luchtverplaatsing die aan het aardoppervlak waarneembaar is
Horizontale luchtdrukverschillen veroorzaken luchtverplaatsing in richting hoge naar lage druk.
Windsnelheid = Bepaald door horizontale luchtdrukverschillen, hoe grote het verschil hoe groter de
windsnelheid.
Corioliskracht nodig om richting te bepalen. Dit is kracht die bewegende massa op aarde ondervindt
door de draaiing van de aarde.
➔ In het noordelijk halfrond zorgt het voor een afwijking naar rechts
➔ In het zuidelijk halfrond zorgt het voor een afwijking naar links
Je stelt dit ook vast als je een lijn op de bovenste helft van een draaiende voetbal trekt, lijn wijkt af naar
rechts.
Corioliskracht werkt in die mate dat de windrichting niet van hoog naar laag verloopt
maar eerder evenwijdig met de isobaren.
3.3. De wind herkennen meten en benoemen in de basisschool :
Leerlingen hebben spontane ervaringen met wind (Bv. Fietsen). Leerkracht moet de kennis uitbreiden:
• Luchtverplaatsing : warme luchtstroom aantonen door spiraal boven radiator te hangen. Koude
luchtstroom onder de deur. Aanleiding tot leergesprek.
• Windrichting: aantonen door haan op kerk (kijkt naar wind), windzak, windwijzer. Lln moeten wind
correct benoemen. Oriëntatierichtingen worden echte windrichtingen.
• Windsnelheid: aantonen aan de hand van vlag of windzak. Waarnemen met Anemometer
• Windkracht : aantonen aan de hand van vlag of windzak. Weergeven op schaal van Beaufort.
Eerste kennismaking gebeurt tijdens herfst.
Windstreken in geografische context plaatsen door ze een symbool of kleur te geven op een diagram.
Hierdoor weten lln dat westenwind regen brengt, zuiderwind warm is, noorderwind koud, en
oostenwind droog weer brengt.
Waarnemen → = Kinderen meten dit elk om de beurt, je laat dit een langere periode duren, er komen meer
en meer bolletjes
1. bij op de windroos. Ze gaan zien dat het altijd dezelfde bolletjes zijn die bij elkaar zitten
- Rood is warm
- Groen is koud
- Blauw is nat
- Geel is droog
2. Op kaart Europa noteren
3. Conclusies trekken (Soms is het eens anders)
Welke winden heb je?
→ Polaire wind – Subtropische wind – Zee- en landwind (voor lln niet zo van belang)
3
, Luchtdruk ga je meten met een barometer. Lage druk geeft regen en winderig weer, hoge druk heeft
rustig en helder weer
4) Bewolking en neerslag :
4.1. Kringloop van het water :
Proefjes condensatie: wanneer je blaast op een raam, dat is doordat je warme vochtige lucht hebt die
afkoelt
Proefje verdamping: wanneer je een glas water neemt en een bord met water. Je laat het op de radiator
staan, glas is niet leeg en bord wel omdat het bord een grotere oppervlakte heeft dan het glas. Daarom
is er meer verdamping op zee. Enkel het water verdampt, als je bord leeg is en je krabt is er een witte
laag, dit is zout en kalk. De zee is daarom zout, het water komt af in de zee en enkel H 2O verdampt, dus
blijft er zout en kalk achter. Na een miljard jaar is de zee zout, de zee wordt zouter en zouter.
Proefje transpiratie: Doe een zakje rond het kind zijn handje en dan ga je condensatie zien. Bij een plant
ga je zeer veel water vinden in de zak na een dag. Iedereen (Mens, dier en plant) doen aan transpiratie.
Bossen geven veel vocht af, dit is nodig om wolken te vormen.
Water verdampt door zonnewarmte. Absolute
vochtigheid = hoeveelheid waterdamp per m³ op bepaald
moment. Maximale hoeveelheid waterdamp in lucht
bereikt dan is lucht met waterdamp verzadigd. Is de grens
overschreden dan is er condensatie.
4.2. Mist, rijp en wolken :
Condensatie bij de grond = mist (laag bij de grond hangende wolk, zicht max 1 km)
Condensatie bij de grond en zicht van 1 à 2 km = nevel.
Condensatie op een voorwerp (gras) = dauw.
Condensatie op het voorwerp en temperatuur onder vriespunt = rijp.
Condensatie in opstijgende lucht → ontstaan wolken (opeenstapeling waterdruppels, ijskristallen en
stofdeeltjes).
4type wolken: 4
1) Cumuluswolken :
➔ Stapelwolken, kleine watjes
➔ Normaal zijn ze fel wit
➔ Kunnen soms regen bevatten
2) Cumulonimbuswolken :
➔ Meest uitgestrekte wolk, donkergrijs 2
1
➔ Soort aambeeld qua vorm
➔ Grote onweerswolken, brengen zeker regen mee 3
3) Stratuswolken :
➔ Grijze egale wolk, de typische Belgische wolk
➔ Bevat regen die soms heftig is en soms heel rustig
4) Cirruswolken :
➔ Sluierbewolking
➔ Warme, vochtige lucht van vliegtuigen laten sporen na
4
Hoofdstuk 4 : Weer en klimaat :
1) De begrippen weer en klimaat :
• Weer = toestand van de atmosfeer op een bepaald ogenblik.
• Klimaat = gemiddelde weerstoestand over een langere periode.
Is het weer iets complex?
→ Ja, soms is het op een winterdag zeer koud en soms wat warmer door de weerselementen
Wat zijn de vier weerselementen?
• Zonbestraling en luchttemperatuur
• Luchtdruk en winden
• Luchtvochtigheid en neerslag
• Bewolking
Weerelementen zijn duidelijk waarneembare, correct meetbare en in objectieve waarden uit te drukken
elementen.
Weerbericht van de dag. Welke leerinhoud haal je hieruit voor kinderen lagere school. De 4 elementen.
2) De luchttemperatuur :
2.1. Celcius :
Temperatuur = Geeft aan hoe warm of hoe koud het op een bepaalde plaats is
Welke energiebron heeft temperatuur? → de zon
Hoe verloopt het proces?
→ Zon stuurt lichtstralen naar aarde
→ Aarde ontvangt energie
→ Omzetting warmtestraling
→ Aardoppervlak wordt warm
→ Opwarming kost tijd
Gemeten met thermometer met graden Celcius
Wat is daar een logisch gevolg van?
→ Het warmste moment van de dag valt niet pal op de middag
In de zomer om 16u en in de winter om 15u
2.2. Factoren die de temperatuur beïnvloeden :
• Invalshoek van de zonnestralen
➔ Zorgt voor seizoensverschillen en verschillen op één dag
➔ Hoe hoger de zon hoe warmer het is
• Invloed van de hoogteligging :
➔ Gemiddeld neemt te temperatuur af met 0,6°C per 100m
• Invloed van de wind :
➔ De wind kan de gevoelstemperatuur doen dalen
• Invloed van de zee :
➔ Zonnestralen kunnen dieper doordringen in water
➔ Water : Grotere massa, die trager opwarmt en ook afkoelt.
➔ Land : Kleinere massa, die vlugger opwarmt en afkoelt
• Invloed van winden en zeestromingen (= Bewegende watermassa’s die een andere temperatuur hebben
dan het omgevingswater) :
➔ Koude wind, daling temperatuur en warme wind, stijging temperatuur
➔ Warme zeestroming (Zuiden) gaat naar kouder gebied (Noorden) en omgekeerd
1
,• Invloed van bewolking :
➔ Wolkendek heeft isolerend effect
➔ Houdt zonnestralen tegen waardoor de aarde trager opwarmt
Maar kan ook omgekeerd. Eenmaal opgewarmd houdt het wolkendek die warmte bij en koelt
de aarde dus ook trager af.
• Invloed van de bodemsoort :
➔ Zand warmt snel op en koelt snel af
➔ Klei warmt trager op en koelt trager af
• Invloed van de plantengroei :
➔ Het plantendek absorbeert zonnestraling en geeft in de zomer koelte
➔ Onbegroeide plaatsen zijn in de zomer dus warmer en in de winter kouder
2.3. De luchttemperatuur herkennen en voorstellen in de basisschool :
In de laagste klassen enkel waarnemen en benoemen van temperatuur gebaseerd op subjectieve
ervaring. (koud, warm, heel warm, heel koud).
Nadien leren werken met thermometer. Er zijn drie soorten: Kwikthermometer – Alcoholthermometer
– Minimum of maximumthermometer
Ze leren dus werken met cijfers, hierdoor meer objectiever leren uitdrukken. (fris, koel)
Hoe kan je dit oefenen?
→ Grote zelfgemaakte thermometer maken (Zelf met touw de temperatuur aanpassen)
→ Waarden in tabel omgieten. Zo kunnen ze beginnen leren klimatogrammen aflezen. Hierna schakel
je over naar diagrammen in de wiskunde
3) Luchtdruk en winden :
3.1. Luchtdruk:
= Kracht die de atmosfeer uitoefent op het aardoppervlak. Uitgedrukt in millibar (= 100 pascal of 1
hectopascal)
Wat is de gemiddelde luchtdruk boven zeeniveau? → 1013 mbar, maar er zijn variaties
Waarnemingen luchtdruk → Internationale afspraken over op het aardoppervlak op hetzelfde moment
geregistreerd
• Isobaren = lijnen van gelijke druk
• Luchtdrukgradiënt = luchtdrukverschil over bepaalde afstand
Welk weer wordt het vandaag aan de hand van een kaart:
• Veel lijnen dicht bij elkaar = veel wind, storm achtig
• Lijnen ver uit elkaar = weinig wind
• H= hogedruk gebied, heldere lucht
• L = laagdrukgebied, stormachtig.
• Blauw = regen en wind in de richting van de pijl (koudefrontlijnen)
• Rood = korte regen gevolgd door opwarming in de richting van halve cirkel. (warmtefrontlijnen)
Wat is luchtdruk en hoe maak je dat duidelijk aan kinderen?
→ De druk van de lucht, lucht is niet zichtbaar, ruikbaar of hoorbaar. Je neemt een leeg
bekertje, je zet het ondersteboven en draait het om in het water, zo krijg je een luchtbel.
De druk is zoals op een weegschaal gaan staan, je zet druk op de weegschaal. Het is dus
het gewicht van de lucht.
2
, Je houdt je vinger op een spuit en dan ga je
automatisch een strijd aan met de luchtdruk. Je
gaat een plof horen na een tijd
3.2. Winden:
= Horizontale luchtverplaatsing die aan het aardoppervlak waarneembaar is
Horizontale luchtdrukverschillen veroorzaken luchtverplaatsing in richting hoge naar lage druk.
Windsnelheid = Bepaald door horizontale luchtdrukverschillen, hoe grote het verschil hoe groter de
windsnelheid.
Corioliskracht nodig om richting te bepalen. Dit is kracht die bewegende massa op aarde ondervindt
door de draaiing van de aarde.
➔ In het noordelijk halfrond zorgt het voor een afwijking naar rechts
➔ In het zuidelijk halfrond zorgt het voor een afwijking naar links
Je stelt dit ook vast als je een lijn op de bovenste helft van een draaiende voetbal trekt, lijn wijkt af naar
rechts.
Corioliskracht werkt in die mate dat de windrichting niet van hoog naar laag verloopt
maar eerder evenwijdig met de isobaren.
3.3. De wind herkennen meten en benoemen in de basisschool :
Leerlingen hebben spontane ervaringen met wind (Bv. Fietsen). Leerkracht moet de kennis uitbreiden:
• Luchtverplaatsing : warme luchtstroom aantonen door spiraal boven radiator te hangen. Koude
luchtstroom onder de deur. Aanleiding tot leergesprek.
• Windrichting: aantonen door haan op kerk (kijkt naar wind), windzak, windwijzer. Lln moeten wind
correct benoemen. Oriëntatierichtingen worden echte windrichtingen.
• Windsnelheid: aantonen aan de hand van vlag of windzak. Waarnemen met Anemometer
• Windkracht : aantonen aan de hand van vlag of windzak. Weergeven op schaal van Beaufort.
Eerste kennismaking gebeurt tijdens herfst.
Windstreken in geografische context plaatsen door ze een symbool of kleur te geven op een diagram.
Hierdoor weten lln dat westenwind regen brengt, zuiderwind warm is, noorderwind koud, en
oostenwind droog weer brengt.
Waarnemen → = Kinderen meten dit elk om de beurt, je laat dit een langere periode duren, er komen meer
en meer bolletjes
1. bij op de windroos. Ze gaan zien dat het altijd dezelfde bolletjes zijn die bij elkaar zitten
- Rood is warm
- Groen is koud
- Blauw is nat
- Geel is droog
2. Op kaart Europa noteren
3. Conclusies trekken (Soms is het eens anders)
Welke winden heb je?
→ Polaire wind – Subtropische wind – Zee- en landwind (voor lln niet zo van belang)
3
, Luchtdruk ga je meten met een barometer. Lage druk geeft regen en winderig weer, hoge druk heeft
rustig en helder weer
4) Bewolking en neerslag :
4.1. Kringloop van het water :
Proefjes condensatie: wanneer je blaast op een raam, dat is doordat je warme vochtige lucht hebt die
afkoelt
Proefje verdamping: wanneer je een glas water neemt en een bord met water. Je laat het op de radiator
staan, glas is niet leeg en bord wel omdat het bord een grotere oppervlakte heeft dan het glas. Daarom
is er meer verdamping op zee. Enkel het water verdampt, als je bord leeg is en je krabt is er een witte
laag, dit is zout en kalk. De zee is daarom zout, het water komt af in de zee en enkel H 2O verdampt, dus
blijft er zout en kalk achter. Na een miljard jaar is de zee zout, de zee wordt zouter en zouter.
Proefje transpiratie: Doe een zakje rond het kind zijn handje en dan ga je condensatie zien. Bij een plant
ga je zeer veel water vinden in de zak na een dag. Iedereen (Mens, dier en plant) doen aan transpiratie.
Bossen geven veel vocht af, dit is nodig om wolken te vormen.
Water verdampt door zonnewarmte. Absolute
vochtigheid = hoeveelheid waterdamp per m³ op bepaald
moment. Maximale hoeveelheid waterdamp in lucht
bereikt dan is lucht met waterdamp verzadigd. Is de grens
overschreden dan is er condensatie.
4.2. Mist, rijp en wolken :
Condensatie bij de grond = mist (laag bij de grond hangende wolk, zicht max 1 km)
Condensatie bij de grond en zicht van 1 à 2 km = nevel.
Condensatie op een voorwerp (gras) = dauw.
Condensatie op het voorwerp en temperatuur onder vriespunt = rijp.
Condensatie in opstijgende lucht → ontstaan wolken (opeenstapeling waterdruppels, ijskristallen en
stofdeeltjes).
4type wolken: 4
1) Cumuluswolken :
➔ Stapelwolken, kleine watjes
➔ Normaal zijn ze fel wit
➔ Kunnen soms regen bevatten
2) Cumulonimbuswolken :
➔ Meest uitgestrekte wolk, donkergrijs 2
1
➔ Soort aambeeld qua vorm
➔ Grote onweerswolken, brengen zeker regen mee 3
3) Stratuswolken :
➔ Grijze egale wolk, de typische Belgische wolk
➔ Bevat regen die soms heftig is en soms heel rustig
4) Cirruswolken :
➔ Sluierbewolking
➔ Warme, vochtige lucht van vliegtuigen laten sporen na
4